Een programmeur wil balans in het seizoen, een acteur een uitdagende rol en een publiekswerker wil nieuwe groepen aanspreken. Als theatergezelschap binnen de Basisinfrastructuur heb je voortdurend te maken met uiteenlopende belangen, wensen en verplichtingen. Hoe zorg je ervoor dat artistieke keuzes niet verzuipen in de structuur van een groter instituut?
Om dat te ondervangen hebben meerdere BIS-gezelschappen een speciale artistieke afdeling in het leven geroepen. Zo’n afdeling werkt als spil tussen producerende makers, spelers en directie, maar betrekt ook productieleiders, pr-medewerkers en de educatieafdeling bij het gesprek.
Voor Theater Rotterdam is de oprichting van het Artistiek Bureau een belangrijk onderdeel in de koerswijziging die de instelling onder de artistieke directie van Alida Dors wil doorvoeren. Meerstemmigheid is daarbij een sleutelbegrip, vertelt Maurice Dujardin, die sinds afgelopen zomer leidinggeeft aan het Artistiek Bureau. ‘Bij Theater Rotterdam hebben we in de eerste jaren na de fusie vooral gescheiden processen gehad: er was een productietak, talentontwikkeling, daarnaast de presentatie in de schouwburg. We willen daar weer één geheel van maken, waarbij de vragen en behoeftes van de aan ons verbonden makers leidend zijn.’
Onder het Artistiek Bureau vallen de aan het huis verbonden theatermakers – kernmakers Erik Whien, Davy Pieters en Alida Dors zelf, partners Urland en Wunderbaum en de makers vanuit het productiehuis. Binnen het Artistiek Bureau wordt er direct teruggekoppeld naar de technisch producent, medewerker planning en productie, coördinator kostuumatelier en de productieleiders. Daarnaast is er behoefte aan een (nader aan te trekken) groep dramaturgen binnen het Artistiek Bureau. ‘Kenmerkend voor zo’n groot instituut als Theater Rotterdam is dat het uit meerdere afdelingen bestaat. Als Artistiek Bureau staan wij als het ware in het midden en werken we samen aan een gedeelde agenda. Dan heb je veel mensen nodig die de hele dag in die organisatie rondgaan, van dramaturgie naar educatie, marketing en naar die publiekswerkers die de stad ingaan en met nieuwe makers of publieksgroepen terugkomen.’
Het Nationale Theater in Den Haag zat in een vergelijkbare situatie toen de afdeling Artistiek Bureau werd opgericht, vertelt Remco van Rijn. ‘Bij de fusie in 2017 werd ervoor gekozen om de inhoudelijke ontwikkelingen en de productionele uitvoering dichter bij elkaar te brengen. Bij grote gezelschappen is dat al snel ingewikkeld, omdat je met veel afdelingen werkt en meerdere projecten naast elkaar realiseert.’ Hij werd aangesteld als hoofd van het Artistiek Bureau, wat betekende dat hij eindverantwoordelijk was voor het ensemble, de dramaturgen, de productieleiders en de twee ateliers (kostuums en decor), inclusief het maken van de bijbehorende planningen en begrotingen.
Per 2020 vallen het productionele gedeelte en de ateliers niet meer onder het Artistiek Bureau. ‘Ik merkte dat het artistieke werk en de praktisch-productionele kant ervan in zo’n ander tempo en met zulke andere prioriteiten opereerden, dat ik dat moeilijk bij elkaar kreeg. Om bijvoorbeeld even rustig een toneeltekst te kunnen lezen of daar een inhoudelijk gesprek over te voeren, wil je even twee uur de deur achter je dicht kunnen trekken. Maar bij een gezelschap als HNT is altijd wel ergens een beamer stuk, een gat in de begroting of een ander brandje te blussen. Dus hebben we een aparte afdeling Technische en Productionele Bedrijfsvoering gemaakt en is mijn afdeling bijna puur inhoudelijk.’ Het Artistiek Bureau bestaat naast Van Rijn zelf, uit drie dramaturgen, twee programmamakers en een ensemblecoördinator. ‘Zelf doe ik ook nog één productiedramaturgie per jaar om verbonden te blijven met de vloer. Voor mij is dat echt essentieel.’
Remco van Rijn op zijn werkplek bij Het Nationale Theater, foto Anna van Kooij
Het Zuidelijk Toneel werkt al sinds 2012 met een artistiek coördinator. De invulling ervan verschilt per persoon, vertelt Anne-Marie Geldhof, die de functie op dit moment bekleedt. Het artistieke team bestaat uit Piet Menu, die als curator het seizoen maakt, samen met co-artistiek leider Sarah Moeremans. Daarnaast is hoofd educatie en publiekswerking Ilrish Kensenhuis lid van het artistieke team. ‘Elk half jaar staat er een ander thema centraal, waar ze verschillende vormen voorstellingen bij produceren: van language no problem tot participatieprojecten en grotezaalvoorstellingen. Als artistiek coördinator kom ik erbij als zo’n halfjaarplanning is ingevuld, dus als de grove plannen af zijn. Ik ben vervolgens verantwoordelijk voor het hele preproduceren: planningen, contracten, begrotingen. In tegenstelling tot bij HNT en TR hoort ook de verkoop van voorstellingen bij mijn takenpakket. Ik leid processen in goede banen vanaf de conceptontwikkeling totdat productie, marketing en techniek het overnemen.’
Dialoog
Het Artistiek Bureau komt bij Theater Rotterdam specifiek voort uit de behoefte aan meer samenhang binnen het werk dat het produceert en programmeert, legt Dujardin uit. ‘Belangrijkst in dat kader is ons wekelijkse makersoverleg, met de kernmakers, de artistiek coördinator van het productiehuis, de dramaturgen en, met enige regelmaat, de alliantiepartners. Doel is om verbanden tussen elkaars werk te leggen en zo die meerstemmige koers beter te doorgronden.’ Concreet betekent het dat ze wekelijks in een studio samenkomen voor een langer gesprek, startend vanuit de vraag: wat houdt iedereen bezig op dit moment? ‘Waar loop je tegenaan in de montageweek, wat waren je grootste dilemma’s? En ook uitzoomend: hoe ziet het seizoen eruit, wie doet wat op welk moment, wat is de balans tussen grote zaal, kleine zaal en locatie? Kunnen we daar iets van samenbrengen? Je ontdekt dat het voor die verschillende makers niet vanzelfsprekend is om elkaars praktijken zonder meer te begrijpen. Dat maakt dit vaste moment zo waardevol.’
Kruisbestuiving is een belangrijk en waardevol bijeffect van die overleggen, stelt Dujardin. Hij noemt als voorbeeld de terugkerende ‘Tracks’, waarin het publiek op route door de schouwburg wordt genomen en op onverwachte plekken performances en installaties te zien krijgt. Het makersoverleg is ‘voedend’ voor die maakprocessen, legt hij uit. ‘Davy Pieters heeft een onderdeel gemaakt, we formuleren opdrachten voor onze productiehuis-makers. Dan is zo’n overleg niet alleen maar een kwestie van praten, maar ook samen de vloer op.’ Daar komen dan ook weer nieuwe samenwerkingen uit voort: bijvoorbeeld dat Davy Pieters een eindregie van productiehuismaker Timo Tembuyser gaat doen. ‘Zo ontstaat er samenhang in het geheel, waar in het verleden meer autonomie en zelfstandigheid tussen de verschillende makers van Theater Rotterdam was.’
In Het Nationale Theater voert Van Rijn met het Artistiek Bureau elke twee weken een artistiek beraad met de dramaturgen en de artistieke leiding. ‘Er zijn natuurlijk continu één-op-één-gesprekken tussen onze regisseurs, dramaturgen en acteurs. In het werken aan een productie bedenk je opeens een nieuw project, tijdens een gesprek met een acteur vertelt zij dat ze graag met die-of-die ensembleacteur of regisseur wil werken, je leest een tekst en denkt: die moeten we doen. Om ervoor te zorgen al die ideeën en wensen ook formeel samenkomen en passen binnen ons beleid – want er zijn altijd meer wensen dan mogelijkheden, dus we moeten kiezen –, hebben we het artistiek beraad. Dat beraad is de ruggengraat. De gastregisseurs sluiten daarbij aan waar nodig. In dat tweewekelijks artistieke beraad maken we keuzes, proberen we dwarsverbanden te formuleren en geitenpaadjes te vinden, ook expliciet tussen HNTjong en HNT. Bij The Nation hebben we iets geleerd over marathontheater, Trojan Wars bouwt daar weer op voort en daardoor hebben we bij HNT weer meer geleerd over hoe je scholen bij zo’n project betrekt. Je leert van elkaar en houdt elkaar scherp in zo’n tweewekelijks beraad: het heeft voor mij de dynamiek van een vriendschappelijk soort interne competitie.’
De alternerende weken voeren ze gesprekken met de dramaturgen onderling. ‘Dat heeft meer een intervisie-karakter en komt vaak ook los van de specifieke producties die op dat moment gemaakt worden. Repertoirekeuzes, maakprocessen, de genderdiscussie of #MeToo krijgen bijvoorbeeld in zo’n dramaturgenoverleg een plek.’ In tegenstelling tot de meeste andere grote BIS-instellingen, heeft HNT een vast spelerstableau. Daarom is er ook minstens vier keer per jaar een gezamenlijke bijeenkomst met het hele ensemble. ‘Als je niet uitkijkt is het casten van een ensemble een proces dat helemaal over de hoofden van de acteurs heen gaat. Die conversatie moet je warm houden: met wie willen jullie graag werken, in welke stukken wil je spelen, welke thema’s wil je uitdiepen?’
Als artistiek coördinator voert Anne-Marie Geldhof ook voortdurend gesprekken met makers en de artistieke leiding, al is daar in tegenstelling tot de twee (beduidend grotere) instellingen hierboven, geen vaste structuur voor. ‘Dat komt omdat we zoveel verschillende projecten hebben die allemaal om een andere dynamiek en betrokkenheid vragen. Het is dus per maker verschillend: veel makers vinden het prettig om met vaste toon-momenten te werken: dan zijn er bijvoorbeeld elke vrijdag doorlopen te zien, waar ik en de artistieke leiding bij aanhaken. Ik zie het als een van mijn belangrijkste taken om voeling te houden met hoe het gaat in de artistieke processen van onze makers: wat loopt stroef, wat hebben ze nodig en wat gaat goed?’
Anne-Marie Geldhof op haar werkplek bij Het Zuidelijk Toneel, foto Anna van Kooij
Uitzoomen
Wat alle artistieke afdelingen gemeen hebben, is dat ze zich niet alleen bemoeien met de producties die op dat moment bij het gezelschap gemaakt worden, maar dat ze ook uitzoomen en vooruitkijken.
Remco van Rijn: ‘Ik denk dat de meeste afdelingen binnen grote gezelschappen primair gericht zijn op het huidige seizoen. Productieleiders, technici en marketeers hebben de bulk van hun aandacht gericht op het hier en nu. De verkoopafdeling richt de aandacht op het aankomende seizoen. Het Artistiek Bureau is ondertussen ook al concreet bezig met de seizoenen ’23-’24 en ’24-’25. We verzinnen concepten met de regisseurs, zetten schrijfopdrachten uit en begeleiden schrijvers, lezen buitenlandse stukken en verdiepen ons in vertaal- en rechtenkwesties.’ Steeds vaker zijn de producties de kern van een veel breder programma waarbij intensief met partnertheaters wordt opgetrokken. ‘Denk aan de Leedvermaak-trilogie waarbij we ook jongerenprojecten hebben, tekstlezingen door het land organiseren en een poëzieavond lanceren. Of OustFaust dat met een contextprogramma in première gaat in Heerlen. Om dat te kunnen realiseren moet onze horizon verder liggen dan twee seizoenen.’
Hij onderscheidt drie verschillende lagen waartoe hij zich met het Artistiek Bureau verhoudt. ‘De kleinste schil is de productie zelf. Daarbij is één iemand van ons Artistiek Bureau heel direct betrokken, namelijk de productiedramaturg van die specifieke voorstelling. Maar die productie staat vervolgens weer in een seizoen. Dat gesprek voeren we ook: welk seizoen zijn we eigenlijk aan het maken, wat is het achterliggende verhaal? Dit seizoen staat door alle inhaalvoorstellingen nog erg in het teken van corona, maar volgend seizoen is er als het goed is meer samenhang. Je zoekt balans, afwisseling tussen nieuwe teksten en bestaand repertoire, hoe thema’s in verschillende voorstellingen door-echoën. En ten slotte heb je de grootste schil: de wereld. Het gevaar dreigt altijd dat het repetitielokaal de wereld wordt, dus het is heel belangrijk om de luiken open te houden. Dat doen we door gesprekken aan te gaan met mogelijke (artistieke) partners binnen en buiten het veld en door programma’s te maken als de HOT-avonden [avonden waarin een actueel onderwerp vanuit theater, muziek, essays en colleges wordt belicht, red.] of stadsprogramma’s als De laatste getuigen [eenmalige theateravonden tijdens dodenherdenking].’
Structuur
De artistieke afdelingen zorgen ervoor dat er binnen de structuur van een grotere organisatie steeds wordt gezocht naar de artistieke invalshoek van het gesprek. Maurice Dujardin: ‘Structuur is per definitie een probleem: niet om uit de weg te gaan, maar om aan te gaan. Het is de keerzijde van het feit dat je fantastische faciliteiten hebt. Alles en iedereen is in principe aanwezig, maar hoe krijg je het jouw kant op? In elk groter huis zal de individuele maker een weg moeten vinden om met de structuur daar om te gaan. Als instelling kun je dat op zijn beloop laten, of – en dat zie ik echt als een van de belangrijkste functies van het Artistiek Bureau – daar een veilige, constructieve en kansrijke omgeving voor creëren waarin de makers hun werk optimaal kunnen doen.’
Ook Geldhof wil laten zien dat het systeem er voor de makers is, en niet andersom. Veel mensen bij HZT werken freelance en zijn voor de duur van één project betrokken. Bovendien is een aanzienlijk deel van de artistiek betrokkenen nog relatief jong. ‘Ik wil altijd een zachte landing voor ze faciliteren. Je wilt makers laten zien dat er een apparaat voor ze klaarstaat. Dat begint met goed informeren: waarom doen we wat we doen, waarom is dit ooit bedacht, op deze manier en met deze mensen. En vooral: wat kunnen wij voor hen betekenen?’
Dujardin: ‘Op jonge makers ligt vaak een zware druk: wie ben ik om hier de faciliteiten te krijgen, vragen ze zich vaak af. Welke ruimte mag ik eigenlijk innemen? Die druk proberen wij te dempen. Het productiehuis was vóór de fusie altijd een heel prominente tak, maar is sindsdien een beetje opgegaan in het geheel. Door die functie nu volwaardig in het Artistiek Bureau op te nemen, wordt dat weer sterker. Ik maak me daar ook hard voor bij andere afdelingshoofden. Ik begrijp dat een grotezaalvoorstelling van Erik Whien zichtbaarder is dan een project binnen ons productiehuis, maar die nieuwe makers zijn met hun werk niet van minder waarde. Ik hoop bij te dragen aan het optillen van hun functie binnen het geheel van TR. Het draait er uiteindelijk om dat alle artistieke perspectieven van makers de ruimte krijgen, dat niemand het gevoel heeft dat ze zich moeten verhouden tot een instituut dat nu eenmaal zijn eigen regeltjes en gewoontes heeft.’
Remco van Rijn herkent dat. ‘Of je nu een grote of een kleine instelling bent, op een gegeven moment werk je als bedrijf volgens een bepaalde werkwijze, en dan dreigt het gevaar dat die werkwijze het product gaat bepalen. Bijvoorbeeld omdat er nu eenmaal bedacht is om zes weken te repeteren. Of dat een voorstelling per definitie in de zaal te zien is. Maar als artistieke organisatie moet je dat altijd challengen: vraagt deze productie eigenlijk wel om deze vaste routine? Zoals destijds bij The Nation: in plaats van zes weken repeteren en dan in première gaan, kun je ook het hele jaar door werkvoorstellingen laten zien. Of een deel van de theatrale ervaring in de pauzes in de foyer laten plaatsvinden, zoals bij Trojan Wars.’
Het Artistiek Bureau heeft volgens hem de taak om alles voortdurend te blijven bevragen. ‘Is het noodzakelijk dat een voorstelling de ene dag in die stad staat en de volgende dag in een andere? En als je kiest voor seriebespelingen, doe je dat dan uit kostenbesparing of uit artistieke overwegingen – zoals we bij Every Brilliant Thing van plan zijn, omdat we het gevoel willen geven dat je als toeschouwer bij de acteurs thuis komt. Het uitdagen van het systeem dat je zelf hebt gecreëerd, van je manier van begroten en je ideeën over kwaliteit, moet je altijd vanuit een artistieke invalshoek blijven doen. Je hebt te maken met planningen, meerjarenplannen, voor je het weet ga je dingen doen omdat ze zo op papier staan. En sommige dingen werken prima: we sluiten zo’n honderd artistieke contracten per jaar, dus je hoeft echt niet elke keer opnieuw te beginnen. De meeste artistieke processen bestaan inderdaad uit een periode repeteren, monteren en spelen, maar toch moet je je bij elke productie afvragen: is dit de beste manier? En als je vier keer op rij van de standaard afwijkt, dan is het misschien tijd om die standaard te herijken.’
Hoofdfoto Maurice Dujardin op zijn werkplek bij Theater Rotterdam, foto Anna van Kooij