Hij houdt het midden tussen een beminnelijke ijsverkoper en een verdrietige clown, zo in zijn smetteloos witte pak, blosjes op de wangen, treurige glimlach. Hij heeft geleerd altijd te kiezen tussen afstand houden en benaderen. Het goede moet je omarmen, van het kwaad stap je voorzichtig weg. Simpel toch? Even oefenen. Een vriendelijke dictator? Op afstand houden. Konijntjes? Benaderen, logisch. Maar wat doe je met een verloren ziel? (meer…)
Op 23 augustus 1984, vijf jaar na de breuk met Freek de Jonge, begon Bram Vermeulen een dagboek. Dat werd geen half werk. Tot aan zijn plotselinge dood op 4 september 2004 heeft hij in 67 boekjes meer dan 13.000 pagina’s met vulpen volgeschreven, aangevuld met foto’s, krantenknipsels en pentekeningen. Brams dochters Tamara en Katarina vroegen aan Just Enschedé, die elf jaar de manager was van Neerlands Hoop, om uit deze gigantische berg informatie een boek samen te stellen.
Bram, die eens tot de Europese volleybaltop behoorde en met zijn sportfanatisme Freek artistiek heeft opgejut, is al bezig met liedjes voor het programma Icognito van Neerlands Hoop als Freek de stekker uit het spraakmakende cabaretduo trekt. Veel van dat materiaal zal Bram gebruiken met zijn nieuwe band De Toekomst, met onder meer gitarist Jan de Hont, die ook al naast Bram stond in de ‘onverstaanbaar goede show’ Neerlands Hoop Express. Vermeulen, die de breuk met Freek maar moeilijk verwerken kan, neemt begin jaren tachtig de Nederpop op sleeptouw. Zijn invloed is hoorbaar bij Nederlandstalige bands als Bots, Doe Maar, Drukwerk en The Scene.
Maar erg gelukkig wordt Vermeulen niet als popmuzikant. Er is wel werk en er is wel publiek en hij krijgt zelfs een Edison, maar de overgang van de comfortabel ingerichte kleedkamers naar de rommelhokken met klapstoelen en biervaten valt hem zwaar, en het publiek is ook wel erg jong. Bij het progressieve theatercollectief Werkteater voelt hij zich meer op zijn gemak, en vooral bij actrice Shireen Strooker, die dan getrouwd is met acteur Peter Faber. De liefde tussen Bram en Shireen doet twee huwelijk uit elkaar klappen. Voordat de twee geliefden echt bij elkaar komen beginnen ze samen aan een dagboek, dat ze aan elkaar kunnen voorlezen. Strooker houdt het snel voor gezien, maar Bram heeft het twintig jaar volgehouden. Hij had graag nog veel meer willen schrijven. Op 12 december 1989 noteert hij: ‘Vanaf vandaag is het mijn vaste voornemen oud te worden. Ik wil mijzelf namelijk kunnen uitlachen als de dingen er niet meer toe doen. Dat zou ik voor geen goud willen missen.’
De fragmenten die Enschedé heeft geselecteerd laten de hoofdlijnen van Brams levensloop zien. We nemen een kijkje in zijn liefdesleven en krijgen een beeld van zijn artistieke ontwikkeling en frustraties. En die laatste zijn er in overvloed. Terwijl de carrière van Freek de Jonge als een speer gaat, lopen de zalen niet vol voor de muzikale en theatrale projecten van Vermeulen als solist of onder de vleugels van het Werkteater. De recensenten houden zich niet in en de rekeningen stapelen zich op. Ook over de quasi wetenschappelijke televisieprogramma’s die Bram heeft gepresenteerd wordt over het algemeen zuinigjes geschreven.
In de eerste tweehonderdenvijftig pagina’s van Het eeuwig jongenshart moet Vermeulen veelvuldig huilen en lijken de woorden angst en bang aan zijn vulpen te hangen. ‘Ik ben zo bang voor wéér een tegenvaller, wéér waardeloos, wéér de vernedering van onzin. Ik durf bijna niets meer.’ (1 oktober 1985), ‘Eén mechanisme waarin duidelijk is dat alles wat ik onderneem of waarin ik onderneem, tenslotte ten dode gedoemd is. Ik ben een ongeluksbrenger met een grote lul tussen zijn benen.’ (12 april 1986) , ‘Er is hier in Nederland geen enkele opwinding om mij heen. Een soort rondreizende artiest op zijn retour ben ik hier. Welwillend en meesmuilend ontvangen. (13 april 1990). Etc. etc.
En dan die verdomde Freek, en Hella niet te vergeten. Op 23 december 1984 lucht hij zijn hart voor de eerste keer: ‘… Dat je, toen we samenwerkten me nooit de kansen gaf die ik jou gunde, dat je altijd zorgde er zelf volmaakt uit te komen, dat ik als platform voor jou diende in vorm, muziek, zelfs leven, maar dat je voor mij nooit dat platform was, zodat als ik iets goed deed het altijd ontkracht, gerelativeerd moest worden, dat vond ik naar. Dat je vrouw blindelings volgde in haar argwanende, jaloerse, achterbakse manier van denken over iedereen die jou te na kwam, die je durfde aan te raken, tegen te spreken, dat je je alleen omringt met jazeggers die je laat vallen als rotte appels als ze genoeg bitterballen op je feestje hebben gehaald, vind ik vreselijk.’
Ook in de volgende dagboekfragmenten zal Freek regelmatig opduiken als Bram weer van hem gedroomd heeft of aan hem herinnerd wordt door lovende stukken in de krant. En de toon is vaak verbitterd en keihard.
In de herfst van 2003 vraagt Freek of Bram zin heeft om mee te werken aan de aflevering over Neerlands Hoop van zijn marathonserie De Vergrijzing, die Freek in 2004 zal gaan maken. Nee, daar voelt Bram helemaal niets voor. Na zoveel jaren lijkt het Nederlandse publiek hem eindelijk niet meer te zien als de muzikale appendix van De Jonge, maar als een autonome liedzanger. En dan zal hij zeker niet tot meerdere glorie van Freek nog een keer dat vernederende etiket op zijn voorhoofd laten plakken. ‘Die tijd van dienstbaarheid is lang voorbij. Graag niet door publiek, en vooral pers, terug geduwd worden in die positie. (..) Geen aanpassen aan Freeks kunnen. Geen op het tweede plan lachen, geen concurrentie.’ (3 oktober 2003)
Bram Vermeulen is zeker geen meeslepende prozaschrijver, maar om wat dieper in de ziel van hem te kijken, zitten er zeker interessante dagboekfragmenten tussen. Nóg wat dieper dan we eigenlijk al via zijn vele boeken en voorstellingen en platen in zijn ziel hadden gekeken, want Vermeulen is in zijn teksten altijd ongelooflijk persoonlijk geweest. Daar zijn positieve etiketten op te plakken, zoals warm, romantisch, goudeerlijk, maar regelmatig ook wel beklemmend. Het was soms wat ongemakkelijk om als toeschouwer door Vermeulen in de rol van voyeur te worden geduwd. Dat is hem natuurlijk niet aan te rekenen in het dagboek, dat behalve voor hemzelf en Shireen Strooker voor niemand anders bedoeld was. Voor de Belgen was deze überpersoonlijke stijl blijkbaar aantrekkelijker dan voor het publiek van boven de grote rivieren. In België gold Vermeulen als een ware chansonnier en waren de zalen vrijwel altijd uitverkocht. Neerlands Hoop heeft bij de Zuiderburen nooit zoveel indruk gemaakt als in Nederland, dus daar hoefde Bram ook niet tegen een erfenis te vechten.
Mooi is het om te lezen hoe sommige liedteksten tot stand zijn gekomen, en die werden dan ook meteen in het dagboek opgeschreven, zoals De beuk erin en Het jongenshart. Ook interessant zijn een paar meer uitgewerkte beschouwingen: over zijn vader en over de politieke en sociale situatie in de Verenigde Staten, een land waar Vermeulen veelvuldig is geweest. Ook de kleine tekeningen van decorontwerpen, omslagen van programmaboekjes en platen, reisimpressies of voorstudies van schilderijen zijn vaak prachtig, want Vermeulen was een zeer begenadigd tekenaar en schilder. Veel van zijn schilderijen zouden in het COBRA museum niet misstaan. Doodzonde trouwens dat die kleine illustraties niet wat meer zijn opgeblazen, daar zou het boek veel aantrekkelijker door zijn geworden. Echt een groot nadeel is dat veel artistieke en persoonlijke gedachten in steeds wisselende bewoordingen keer op keer worden herhaald.
Maar toch, voor de fans van Vermeulen is het boek zeker aan te raden. Voor een lezer, die echt veroverd moet worden is 478 bladzijden wel heel erg veel. Enschedé had wel iets kritischer mogen zijn en Bram zou het waarschijnlijk met deze opmerking eens zijn geweest. Hij kent momenten van twijfel over het schrijven in zijn dagboek. Eigenlijk schrijft hij onbedoeld op 1 juni 2002 een negatieve recensie van dit boek:
‘Arme kinderen die dit allemaal door moeten ploegen. Zoveel is rust zoeken (door te schrijven), zoveel is therapie (mijzelf toespreken), zo weinig is literair (ikzelf ben meestal de hoofdpersoon, zonder enige afstand), zoveel is ijdelheid (het idee dat ik van belang ben), zoveel is luiheid (het blijven hangen in gewoonte), zoveel is houding (kijk de schrijver schrijven), zoveel is wanhoop (heb ik wel bestaan), zo weinig inzicht (oude gedachten herhaald).’ Hier is Bram Vermeulen wel een beetje al te streng voor zichzelf, maar helemaal ongelijk kunnen wij hem niet geven.
Bram Vermeulen: Het eeuwig jongenshart. Dagboeken van Bram Vermeulen. Samengesteld door Just Enschedé. Uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar, 478 pagina’s, € 25,99.