Als artistiek leider van World Opera Lab stelt Miranda Lakerveld zich ten doel een nieuwe vorm van opera te ontwikkelen die de diversiteit van de samenleving reflecteert. Momenteel creëert ze een Covid memorial, dat tegelijkertijd een ode is aan de Antigone’s van deze wereld.
In de voetsporen van Antigone
Het verhaal van Antigone achtervolgt me al een tijdje, de mythologische heldin die de begrafenis van haar broer uitvoerde, tegen de afgekondigde wetten in. Tijdens de pandemie zag ik ineens veel Antigone’s: vrijwilligers in Yogyakarta die doodskisten bouwden en hielpen bij het vervoeren van de lichamen, een advocate in New York die Mexicaanse families hielp de lichamen van hun familieleden te repatriëren zodat ze niet op de anonieme begraafplaats van Hart’s Island zouden belanden, een alleenstaande vrouw in Egypte die het niet kon verdragen om de doden onbegraven te zien, die zelf besloot om begrafenissen te doen. Deze hedendaagse Antigone’s deden werk dat onvoorstelbaar is; ze begroeven de eindeloze stroom doden en gaven hun een waardig einde. Er schuilt een grote troost in hun verhalen.
Het verhaal van Antigone en de verhalen van haar hedendaagse broers en zussen leiden naar een onverwachte plek. Ze sturen onze blik weg van de vlucht voorwaarts, terug naar de plek waar de doden herinnerd worden. De begraafplaatsen en crematie-gronden blijken niet alleen plekken voor rouw, maar ook bronnen voor creativiteit.
Onderzoek
Opera is een onderdeel van een wereldwijd continuüm van praktijken die muziek, mythologische verhalen, dans en enscenering combineren. Ze nemen verschillende vormen aan; sommige worden mondeling overgedragen, zoals Kattaikkuttu in het zuiden van India, sommige zijn zwaar gecodificeerd, zoals Nō in Japan. Sommige worden mondeling overgedragen en hebben een rijke hoeveelheid theorieën, zoals Ta’ziyeh in Iran. Sommige zijn gehuld in mysterie, nauwelijks gedocumenteerd en zeer weinig getheoretiseerd, zoals de praktijken rond het Kayan epos Takna’ Lawe’ in Centraal Kalimantan. Elke praktijk heeft zijn eigen poëtische naam, vaak verwijzend naar z’n functie in de samenleving, of z’n goddelijke oorsprong.
Ik heb het grote geluk gehad om een aantal van deze muziekdrama’s te kunnen bestuderen in hun eigen context. Sinds 2006 studeer en werk ik met zangers, dansers en muzikanten uit vele verschillende tradities. Ik heb bij repetities en rituelen gezeten, en heb vele uren aan voorstellingen gezien. Ik heb gestudeerd met meesters in verschillende tradities en heb ervaren hoe hun zee aan kennis wordt overgedragen. Door al dit werk heb ik een glimp opgevangen van wat deze praktijken betekenen in hun sociale context. Ik heb gezien hoe ze deelnemers en publiek helpen om onrecht te herinneren, om te rouwen en soms om te leren leven met situaties die niet te accepteren zijn.
De vruchtbare grond van begraafplaatsen
Praktijken van muziekdrama zijn vaak gerelateerd aan begraafplaatsen. Uitvoeringen vinden vaak plaats op of nabij begraafplaatsen of crematiegronden, of hebben een nauwe band met rouwrituelen.
Nō vertelt de mythologische verhalen van geesten die naar de aarde terugkeren om rust te vinden: met hun dood en de manier waarop ze stierven. Hoewel er tegenwoordig optredens in theaters zijn, vinden belangrijke Nō-uitvoeringen plaats in Shinto-heiligdommen tijdens het Obon-festival, waarin de doden geëerd worden. Veel praktijken in de Nō-traditie weerspiegelen deze relatie met de andere wereld. De brug waar de acteurs naar binnen gaan, vertegenwoordigt een portaal naar de andere wereld. De basishouding en de typische Nō – loop representeren het zweven van dode zielen.
Op Bali worden veel verschillende muziekdrama’s uitgevoerd tijdens Galungan, de dagen dat de overleden voorouders herdacht worden. In deze periode vindt een groot aantal, verschillende uitvoeringen plaats in de tempel naast de begraafplaats. Calon Arang wordt in deze periode uitgevoerd. De weduwe Calon Arang wordt een heks genoemd. Haar sociale stigma verhindert haar dochter om te trouwen, dit maakt Calon Arang dat ze de godin Durga vraagt om plagen en dood naar de mensen te sturen. De meeste scènes in het verhaal spelen zich af op of nabij begraafplaatsen en crematiegronden, waar Durga woont. Hoewel Calon Arang wordt afgeschilderd als een duistere kracht, is de ervaring in de tempel anders: de komst van Calon Arang in haar meest furieuze vorm – Rangda – wordt met grote verwachting afgewacht door duizenden mensen. Haar aanwezigheid wordt gezien en gevoeld als een grote zegen.
Rabinal Achi, een eeuwenoud Maya dansdrama uit het dorp Rabinal in Guatemala, wordt uitgevoerd in januari, tijdens het syncretische Maya-katholieke festival van San Pedro en San Pablo. Het wordt meerdere keren gespeeld tijdens de dagen van het festival in de buurt van de verschillende begraafplaatsen. De eerste uitvoering van de dag is bij de kerk van de begraafplaats, waar bijna geen publiek bij aanwezig is. (foto) Een ‘wegwijzer’, de sjamanistische priester, brengt in de kerk alle noodzakelijke offerandes aan de voorouders. In de dagen voor het festival is er groot aantal rituelen op plaatsen van herinnering. De geschiedenis van de K’iche-Maya cultuur wordt herdacht, evenals de recente slachtoffers van de burgeroorlog.
Ta’ziyeh is een sjiitisch rouwritueel, ter herdenking van de dood van imam Hussein en zijn familie. Het is een traditie die het best te vergelijken is met onze Passie-traditie. Ta’ziyeh uitvoeringen vinden plaats op de tien laatste dagen van Muharram, de maand van rouw. De laatste dag, Ashura, markeert de dood van Imam Hussein. Dit is de dag waarop de grootste uitvoeringen plaatsvinden. Bij Ta’ziyeh uitvoeringen komen duizenden mensen samen om te huilen om het lot van de familie van Imam Hussein.
Ook het operarepertoire bevat veel verwijzingen naar begrafenisrituelen, significant meer dan andere uitvoerende kunstvormen. Van de vele Orpheus-opera’s in het repertoire, tot de dood van Alceste, van Dido’s lament tot Brünnhilde Sati-achtige zelfverbranding en Madame Butterfly’s rituele zelfmoord.
Eeuwenoude wortels
In het oude Egypte bestond een wijdverbreide cultuur begrafenisrituelen en de herdenking voor het hiernamaals, waarin de mythe van Osiris en Isis centraal stond. Zarrilli beschrijft in zijn Theatre-Histories, hoe Osiris, de god van de vruchtbaarheid, de Egyptenaren beschaving en harmonie bracht. Hij en zijn zus Isis heersten in vrede over de kosmos. Zijn broer Seth werd jaloers en doodde Osiris. Seth legde het lichaam van Osiris in een kist en verdronk het in de Nijl. De rouwende Isis zocht overal naar de kist. De kist stak zelfs de Middellandse zee over, naar Byblos in Libanon. Het verhaal van Isis had grote invloed, en verspreidde zich vroeg tot ver buiten Egypte. Zelfs tot op de dag van vandaag; mijn collega Rachelle Traboulsi vond in Libanon hedendaagse volksverhalen die verwijzen naar de aanwezigheid van de Egyptische godin, en er zijn heiligdommen in Griekenland ter ere van Isis.
De mythe werd nagespeeld in Egypte met grote openbare ceremonies. Het belangrijkste centrum van de aanbidding van Osiris was in Abydos rond 2000 voor Christus. Er waren enorme processies, waaronder reconstructies van de reis van het lichaam van Osiris die met boten werd nagespeeld. Volgens Zarrilli speelden grote groepen figuranten de strijd tussen Osiris en zijn broer Seth na. De teksten zijn verloren gegaan, maar er zijn papyrusrollen van latere datum met klaagzangen van Isis en haar zus Nephtys. In deze scène zingen Isis en Nepthys de lichaamsdelen van de dode Osiris terug naar huis, in een dialogische vorm:
O schone, kom naar je huis. Zo lang hebben we je niet gezien, o schone, die voortijdig vertrok, in je bloei, voor je tijd. De eerstgeborene in de baarmoeder van je moeder. O, dat je naar ons toe zou komen in je vroegere gedaante. Dat we je mochten omhelzen. Je liet ons niet in de steek. Kom in vrede, dat je twee zussen je zullen zien, zonder dat je gewond bent,
De vergelijking met Antigone is treffend, zowel Isis als Antigone doen hun uiterste best om hun geliefde broer een fatsoenlijke begrafenis te geven.
Deze praktijk van her-opvoeringen van rouw was wijdverbreid rond de Middellandse Zee en het Midden-Oosten. Soortgelijke rituelen en mythen werden gevonden in het oude Mesopotamië en het Perzische rijk. Deze her-opvoeringen van de rouwrituelen voor Osiris vertoont ook opvallende overeenkomsten met de Iraanse Ta’ziyeh-traditie zoals die tegenwoordig nog wordt uitgevoerd.
Aangezien er veel uitwisselingen waren tussen het oude Egypte, Perzië en het oude Griekenland, is het niet ondenkbaar dat deze re-enactments elkaar wederzijds hebben beïnvloed. De rouwrituelen uit het Midden-Oosten kunnen van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het Griekse drama, en daarmee op de latere ontwikkeling van de opera.
Ook verder weg zijn er overeenkomsten. De verhalen in Rabinal Achi en Nō hebben vergelijkbare kenmerken van rouw en herdenking. Rabinal Achi draait om een strijd tussen ‘de man van Rabinal’ en ‘Kawek van het bos’. Kawek en zijn mensen verloren de strijd en Kawek is nu een gevangene. Het hele stuk is een geritualiseerde dialoog tussen de twee leiders, waarin de gerechtigheid van de daden van Kawek en zijn volk wordt besproken. Kawek wordt uiteindelijk ter dood veroordeeld, maar niet zonder volledige eer. Aan het einde van het drama arriveert de zus van de man van Rabinal -de dame met de Quetzal-veren’- Zij danst met Kawek, net voor zijn dood.
Het Nō-stuk Atsumori gaat iets verder. De geest van gedode strijder Atsumori keert terug naar het slagveld als arme gras-snijder. Hij wil zich verzoenen met zijn moordenaar, Rensho, die na de oorlog monnik is geworden om de ziel van Atsumori te eren. Het stuk is een poëtische reflectie op het onrecht dat de Heike-clan is aangedaan, en hoe slachtoffer en dader elkaar ontmoeten in hun lot, als broers: ‘Waarom zou dit een droom zijn, om ons karma te reinigen, in onze wereld van illusies, zo verschijn ik nu voor jou’.
Herinnering en landschap
In de week voor de optredens bezoeken de artiesten van Rabinal Achi verschillende locaties in de heuvels rondom het dorp. Dit omvat verschillende begraafplaatsen en plaatsen van herinnering. Op alle plekken vragen de uitvoerders om de zegen voor deze serie optredens, niet alleen aan de voorouders, ook aan de artiesten die de rollen voor hen speelden.
De recente doden door het bloedbad van Rìo Negro tijdens de burgeroorlog in Guatemala, waarbij veel K’iche Maya’s zijn omgekomen, worden daarbij ook herdacht. De offerandes die tijdens de optredens van Rabinal Achi worden gedaan beschermen zo het culturele erfgoed van de K’iche’ Maya’s, maar houden tegelijktijdig ook de herinnering levend aan degenen die zonder gerechtigheid zijn vermoord. De uitvoeringen van Rabinal Achi is een ruimte om de inwoners van Rabinal eraan te herinneren dat gerechtigheid nog steeds nodig is. Het is een manier om de rechtvaardigheidsnormen hoog te houden, in een tijd waarin die ver te zoeken is.
Hier, op het kruispunt van zoveel lijden, arriveert Antigone. Dit web van praktijken en rituelen creëert een ruimte van waar mensen de moed vinden om te doen wat het moeilijkste en gevaarlijkste is; op zoek gaan naar de anonieme massagraven van slachtoffers, zodat hun dierbaren een waardige nieuwe begrafenis kunnen krijgen. Victoria Stanford schrijft over de opgravingen van de massagraven van het bloedbad van Río Grande. Ze ziet de families werken en voelt vooral de ongelooflijke tedere en poëtische sfeer rond de opgravingen. Alsof het meest gruwelijke en het meest tedere elkaar daar ontmoeten.
Klassenverschillen
Klasse speelt een belangrijke rol in de vroege ontwikkeling van deze drama’s. Zeami, de oprichter van Nō behoorde tot een kaste van begrafenisondernemers. Ortolani beschrijft de stigma’s rond deze gemeenschappen: vroege acteursfamilies bijvoorbeeld, werden gedwongen om in afgesloten dorpen te leven. Karen Brazell stelt dat een Nō -stuk als Atsumori een middel is om de lagere klassen te emanciperen. Het toont de getalenteerde fluitist/krijger Atsumori in zijn incarnatie als een arme gras-snijder, ‘Wat een sierlijk geluid, een kunstzinnigheid die de mensen van je kaste ver te boven gaat’.
Hanne de Bruin schrijft dat de acteurs van Kattaikkuttu in Tamil Nadu deel uitmaken van de gemeenschap die de crematies verzorgt. Het stuk Karna’s dood wordt vaak gespeeld in de nacht voor een crematie. Het verhaal van de dood van de held Karna is verweven met crematierituelen. Karna is een lid van een veronderstelde lagere klasse, die in feite de zoon is van de zonnegod Surya. Zo verzoent het gemeenschappen van lagere kasten met hun lot, immers, in een volgende reïncarnatie zouden de kaarten wel anders geschud kunnen zijn.
Op Bali komen klassenverschillen ook aan de orde bij begrafenis- en crematierituelen. Armere gemeenschappen begraven hun doden, totdat een rijk persoon sterft en wordt gecremeerd met alle juiste rituelen. Bij deze gelegenheid worden de lichamen van de armere mensen opgegraven, zodat ze samen met het rijkere dorpslid kunnen worden gecremeerd. Calon Arang wordt uitgevoerd bij de begraafplaats, wat impliceert dat de zegen van Rangda vooral voor de armere dorpsgenoten bestemd is.
Deze praktijken zijn als de heterotopieën van Foucault; de wereld van de doden weerspiegelt de wereld van de levenden. Begrafenispraktijken en muziekdrama’s die in de buurt van begraafplaatsen worden opgevoerd, lijken gemeenschappen te helpen hun harde lot te accepteren. Rangda, Kawek en Atsumori zijn buitenstaanders, in wier verhalen mensen troost vinden.
Zoals Antigone met haar begrafenis recht wil doen aan heilige wetten, zo brengen ook deze figuren het onrecht van de menselijke systemen weer in balans. Vijanden zijn in dat universum ineens broers. De levenskaarten kunnen morgen makkelijk anders geschud zijn. Zij die buiten het systeem leven, of een minder gelukkig lot hebben getroffen, krijgen in deze verhalen een rechtvaardige plek in de maatschappij. In het leven lijken we misschien ver weg en vechten we, maar feitelijk zijn we verwant.
Zo zijn we weer terug bij vandaag. De pandemie heeft ons er hard aan herinnerd hoe nauw we verbonden zijn met andere plekken op de wereld. De geschiedenis van Antigone laat ons niet alleen zien dat elk individu het recht heeft op een menswaardig einde. Ze toont ons ook waar we de nodige solidariteit kunnen vinden: in onze cultuur die is ontstaan als een banyan-boom. De banyan boom met wortels uit alle richtingen en die groeit naar veel verschillende hemelen, waarin vele kruisbestuiving gebeuren, die voor altijd nieuwe wortels zoekt en die altijd blijft groeien.
alle foto’s Miranda Lakerveld
Met grote dankbaarheid voor de lessen van en gesprekken met o.a: Suhita Ketut & Wayan Diani (Batuan, Bali), Hanne de Bruin, Kattaikkuttu Sangam (Tamil Nadu, India) Shingo Katayama (Kyoto, Japan), Maria Xolop & Don Leon Coloch (Rabinal, Guatemala) Hamid Dabashi, Rakhi Peswani, al mijn collega’s van World Opera Lab, in het bijzonder Rachelle Traboulsi, Said Touhami, Chetna Sahni Sehgal, Itzel Medecigo & Siavash Naghshbandi. Ik ben bijzonder dankbaar voor het werk van de Antigone’s van de pandemie. Mijn onderzoek werd de afgelopen jaren gesteund door Fonds Podiumkunsten, Het Amsterdams Fonds voor de Kunst en het Gieskes Strijbisfonds.
Antigone’s of the pandemic – een herdenking zonder grenzen wordt op 5 februari uitgevoerd in de Westerkerk in Amsterdam.