De culturele sector heeft 477 miljoen euro per jaar extra nodig. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in een brief aan informateur Tjeenk Willink. De Raad berekende het bedrag op basis van een analyse en doorrekening van adviezen uit de afgelopen kabinetsperiode. ‘Een sterke culturele sector heeft een belangrijke economische en maatschappelijke aanjaagfunctie.’ (meer…)
Het culturele leven komt op veel plekken slechts voorzichtig weer op gang. Dat schrijft de Raad voor Cultuur aan demissionair minister Van Engelshoven (OCW). Er is volgens de adviesraad ’tijd, geld en ruimte’ nodig om te voorkomen dat de cultuursector alsnog omvalt.
De Raad voor Cultuur deed op verzoek van de minister een verkenning van de gevolgen van de coronacrisis voor de 115 instellingen die deel uitmaken van de Culturele basisinfrastructuur 2021-2024 (BIS). Deze dienden medio dit jaar een aanvulling in op hun oorspronkelijke subsidieaanvragen met daarin de gevolgen van de coronacrisis voor hun activiteiten. Op basis van deze zogeheten ‘corona-addenda’ is de raad met de instellingen in gesprek gegaan.
De raad concludeert dat de culturele sector dankzij steunmaatregelen niet ten onder is gegaan in de coronacrisis, maar waarschuwt dat er nog veel onzekerheid heerst. De publieksaantallen zijn nog niet op het oude niveau. En omdat maatregelen steeds worden bijgestuurd, zijn podia nog voorzichtig met hun programmering en krijgen producenten geen zekerheid over speelplekken. Dat is volgens de raad met name lastig voor jonge makers, die vaak niet in vaste dienst van een gezelschap zijn.
De raad waarschuwt daarbij voor uitstroom uit de sector, die als werkveld steeds minder aantrekkelijk is geworden. Het adviesorgaan deelt de conclusie van de Taskforce Culturele en Creatieve Sector ‘dat er nog een lang na-ijleffect van deze crisis te verwachten is’.
Volgens de raad zijn ’tijd, geld en ruimte’ nodig voor herstel en transitie van de sector. De Raad stelt voor om instellingen meer vertrouwen te geven, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken de middelen uit eerdere generieke en specifieke steunpakketten in te zetten voor herstel en het bestendigen van ingezette transities. Daarnaast adviseert de raad voortzetting van het zogeheten ‘coulancebeleid’ rond kwantitatieve prestatieafspraken voor subsidiëring en daarvoor de nieuwe term ‘herstel- en innovatiebeleid’ te kiezen.
In een aparte brief schetst de raad bovendien dat een eenmalige verlenging van de cultuurplanperiode met twee jaar, dus tot en met 2026, noodzakelijk is. Er is dankzij de opeenvolgende lockdowns te weinig tijd voor veel BIS-instellingen om de doelstellingen uit hun subsidieplannen binnen de huidige periode te realiseren. Ook het maken van nieuwe plannen voor een volgende subsidieperiode komt in de knel. Dat geldt volgens de raad eveneens voor de beleidsvorming door een eventueel nieuw kabinet en de nieuw te vormen colleges na de gemeenteraadsverkiezingen, die volgend jaar gepland staan.
Foto: Wachten op godot door Olympique Dramatique, foto Kurt van der Elst
De aparte brief van de RvC waaraan in de laatste alinea gerefereerd wordt, verdient wat mij betreft een eigen nieuwsbericht. Die betreft overigens niet alleen de BIS-instellingen zoals het artikel stelt, maar: “alle meerjarig gesubsidieerde instellingen, dus ook de instellingen die meerjarig vanuit de rijkscultuurfondsen of vanuit provincies en gemeenten
worden gesubsidieerd.”
Dank voor je belangrijke aanvulling Thomas. Het is wel iets wat de Raad al veel langer adviseert.