Judith Faas is sinds 1 oktober 2020 artistiek directeur van jeugdtheatergezelschap BonteHond in Almere. Faas volgde René Geerlings op, die inmiddels verantwoordelijk is voor de artistieke koers van Maas theater en dans. ‘Kinderen vind ik oprecht altijd leuk.’

beeld Hedy Tjin

Wat voor soort leider ben jij?

Judith Faas: ‘Waar ik goed in ben, is mensen op de juiste plek zetten. Mensen uitzoeken of die ergens inpassen, mensen die iets kunnen waarvan ze zelf niet wisten dat ze dat konden. Ik hou ervan te luisteren naar wat iemand wil en te kijken waar dat dan klopt in een organisatie.

Eigenlijk komt dat voort uit het regisseren van voorstellingen, want dan zet je ook mensen op een positie waar ze uitblinken. En als dat klopt, dan heb je grootste taak als regisseur bijna al gedaan. Want als het goed is en je leidt dat proces, gaat het haast vanzelf – los natuurlijk van de inhoudelijke ideeën waarmee je iedereen voedt. Dat heb ik meegenomen naar het artistiek leiderschap.
Wij hebben bijvoorbeeld nu op publiciteit/marketing een verdeling in tekst en beeld gemaakt, en daar werkt Zindzi Witte die van origine film- en animatiemaker is en die onze identiteit dus heel goed in beeld kan vertalen. Zij maakt de marketingbeelden, maar ze maakt ook de andere dingen die we op film doen, en daarnaast is ze freelance filmmaker.

Ik heb van René Geerlings veel geleerd, ook over hoe je een team samenstelt, dus zijn lijn heb ik doorgetrokken. Mensen willen zich mede-eigenaar voelen, want dan werk je anders. Dan is het niet de hele tijd maar werk. Ik probeer alle voorstellingen en plannen te delen met het team, dan vertel ik wat ik wil gaan doen en waarom. Ik vraag altijd: wil jij daar een aandeel in hebben? En wat zou je dan willen doen? En dan kijken we of dat mogelijk is.’

Wat zijn voor jou belangrijke waarden in leiderschap?

‘Heel goed luisteren naar mensen, of aanvoelen welke kant het met die persoon op zal gaan. En dat dan in combinatie met wat ik graag wil en hoe dat in elkaar past.’

Hoe bewaak je dan de koers die jij hebt uitgestippeld? Want ik neem aan dat je uiteindelijk jouw artistieke ei kwijt wil?

‘Ja, in alles. Daar begint het mee: dit wil ik graag. Wat wil jij? En hoe past dat?’

Dus jouw idee is leidend?

‘Mijn idee is leidend, ja. Maar voordat ik zo’n idee bedenk, heb ik ook met iedereen gesprekken, omdat je daardoor ook weer nieuwe ideeën opdoet. Dus ik praat met het team maar ik ga ook altijd naar de scholen: als ik iets maak voor groep zes, ga ik naar verschillende groepen zes en loop dan een of twee dagen met ze mee en dan praat ik met de kinderen over alles wat ze bezighoudt.
Maar zeker, ik neem het artistiek leiderschap van BonteHond op me omdat er voorstellingen zijn die ik wil maken, koersen die ik wil uitzetten of onderwerpen die ik belangrijk vind voor kinderen. Maar ik kan dat niet alleen.’

Wat doe je voor de ontwikkeling van je leiderschap? Heb je coaching, mensen in je bestuur, of heb je sparringpartners op vergelijkbare plekken?

‘Wij werken veel samen met Artemis en Maas en tijdens corona heb ik veel gehad aan de gesprekken die ik heb gevoerd met Jetse Batelaan en René. Voor mij was de lockdown best wel dodelijk voor alle creativiteit. Alles wat niet doorging en wat je opnieuw moest opzetten en weer opnieuw bedenken – ik vond dat echt zwaar. Sommige mensen hebben het heel lang kunnen volhouden, die zagen er mooie dingen in. Maar bij mij was het al snel op. Ik verstofte thuis. Ik merk ook dat ik een hele slechte spanningsboog heb, dus tijdens zo’n zoomvergadering is het bij mij na twintig minuten wel op. Maar het was bevrijdend om te horen dat mijn collega’s dat allemaal hadden. Toen ik Paul Knieriem van Toneelmakerij eens tegenkwam zei hij precies hetzelfde: ‘Ik weet niet meer waar ik het vandaan moet halen’.’

Je begon net met een nieuwe Kunstenplanperiode. Je kwam in de BIS. Je dacht misschien: wat kan mij nog gebeuren? Hoe zag je het voor je?

‘Ja, we waren enorm dankbaar dat we in de BIS kwamen. Die verplichtingen waaraan je als BIS-gezelschap moet voldoen, van educatie en talentontwikkeling, ik denk dat wij dat al deden, alleen dan bij het Fonds Podiumkunsten. We zijn een eigen educatielijn opgestart, Kunst Is Dichterbij dan je Denkt, samen met verschillende partners uit Almere. Daarvoor hebben we een innovatietoeslag gehad en ook het Fonds Cultuurparticipatie heeft dat ondersteund. Dat deden we al acht jaar, alleen met wat meer moeite, je moet het geld ervoor via extra aanvragen bij elkaar krijgen en daar horen ook steeds evaluaties bij. Dat kost meer energie.’

Nu hebben jullie in de organisatie een bijzondere taakverdeling. Jij bent artistiek directeur, Liselotte Bos is de zakelijk directeur, en dan heb je Roeland Dekkers daar nog naast als directeur innovatie en ondernemerschap. Waarom heb je deze specifieke rol erbij? Wat houdt die in? En hoe sluit die aan bij jouw idee over leiderschap?

‘Dat heeft erg te maken met de plek waar we zitten. Cultuur is nergens zo niet-vanzelfsprekend als hier, en je moet er zo hard aan trekken om de mensen uit Almere en Flevoland bij je te houden. Je kunt ze nog wel een keertje bij je krijgen, maar om ze bij je te houden – dat is super ingewikkeld. En toen hebben wij dat Vlaamse begrip ‘publiekswerking’ hier opgezet en daarin onze eigen lijn uitgezet waarmee we het theater naar de mensen toe brengen, door bijvoorbeeld te spelen bij voetbalclubs of in de bibliotheek. En dat werkt heel goed, omdat ze dan niet die stap naar het theater hoeven te zetten. En we spelen veel op scholen natuurlijk, wat altijd werkt. Daardoor hebben wij ongelooflijk veel partnerorganisaties en mensen met wie we samenwerken. Die relaties leveren enorm veel op, maar om het goed te doen moet je er heel wat tijd in steken. Dat red je niet met alleen een zakelijk en een artistiek directeur.

Roeland heeft dus een eigen verbindende lijn binnen de koers van BonteHond. Zijn kracht ligt bij het binnenhalen en contact houden met al die mensen en netwerken. De Floriade is bijvoorbeeld volgend jaar in Almere en die wil heel graag ook een jeugdvleugel met een voorstelling en een programmering en educatie. Daarvoor kwamen zij bij ons. Daar willen we bij zijn, maar het is bijna een dagtaak naast ons andere werk.

Dat soort dingen krijgen we eigenlijk de hele tijd. Waar we acht jaar geleden moesten zoeken naar partners om publiek te helpen binden, worden we nu gebeld van ‘willen jullie wat met ons’?’

En dat komt doordat je in voetbalclubs, in de bieb, op de Floriade en in scholen aanwezig bent. Vraagt dat een specifiek soort openheid als makers?

‘Toen we onze peutervoorstelling SUPERSLOW onlangs voor het eerst try-outten, was er ook een iets ouder jongetje bij van een jaar of zes, die had er niet zoveel zin in en zei: ‘Ik wil gewoon tomaten gooien als ik het niks vind. Dat mag vast niet van jou’. ‘Nou ja’, zei ik, ‘misschien moet je niet echt gaan gooien, maar vertel mij dan maar achteraf hoeveel tomaten je had willen gooien.’ Hij zat naast me en hij heeft geboeid gekeken. Ik vroeg hem hoeveel tomaten. ‘Geen één’ zei hij.

Ik denk dat het te maken heeft met het serieus nemen van je publiek, maar ook van je omgeving. Wij zitten niet in Almere omdat hier nog niemand zit en we hier makkelijk geld kunnen krijgen. Ik zit in Almere omdat ik het oprecht interessanter vind dat mensen niet per se willen dat ik hier ben, als ik eerlijk ben. Maar ik heb dan ook een beetje een paradoxale verhouding tot mensen, want ik kan heel goed met ze, maar ik kan ze eigenlijk ook niet zo goed uitstaan.

Alleen, dat heb ik niet met kinderen. Kinderen vind ik oprecht altijd leuk. Al denk ik ook weleens, even kijken hoe we ons hiertoe gaan verhouden. Zeker nu ik heb ervaren dat peuters zo… als peuter ben je de meest ongeconditioneerde versie van jezelf. Daarna word je nooit meer zo, want dan ga je naar school, krijg je regels, moet je in hokjes, krijg je een plaats in een groep. Als peuter heb je dat nog niet. Je bent wel al een karakter. Je bent al diegene die iedereen aan het lachen maakt, degene naar wie iedereen luistert, degene die verlegen is, de beschouwer.

Zelf heb ik mijn hele leven veel vragen gesteld. Mijn docenten zeiden zo vaak tegen me dat ik een stoorzender was, dat ik heel verlegen werd en niets meer zei. Ik begreep het niet en dan mocht ik ook nog eens niks vragen om het wel te begrijpen. Daardoor heb ik me heel eenzaam gevoeld. En dat is de reden waarom ik voorstellingen maak, juist voor die kinderen die zich onbegrepen of eenzaam voelen. Om ze te laten zien: hou vol. Er zijn er meer zoals jij. Of: er is meer dan wat je leert van de juf of van thuis.

Juist hier in Almere kan ik dat als artistiek leider in de hele lijn meenemen. We zijn bij BonteHond zo open, en ook wel een beetje megalomaan. Het loopt altijd uit de hand. Maar dat maakt het ook zo leuk. En we zijn natuurlijk heel trots dat het vaak ook nog lukt. Zo zijn we nu officieel een taakstraflocatie en maken we volgend jaar een voorstelling met taakgestrafte jongeren. Zij worden letterlijk onderdeel van de voorstelling. Al hoeven ze niet allemaal in die voorstelling te staan. Ze mogen ook helpen met het decor of met het schrijven van de tekst of de muziek, of zelf bedenken wat ze ermee willen. Het is heel grappig dat we nu af en toe gebeld worden door iemand met de vraag: ‘Ik heb een taakstraf, mag dat bij jullie?’ Dan moeten wij zeggen ‘Ja, dat mag van ons, maar het moet wel via de reclassering’.’

En het is niet eenmalig?

‘Nee, het is voor altijd. Anders zou het effectbejag zijn, van kijk ons eens even wat geweldigs doen, en daarna zoek je het maar weer uit. Ook hierna blijven we een taakstraflocatie.

Ik zat op een strandje waar mensen papier moesten prikken, met van die opvallende, veel te grote hesjes aan. Ik keek naar ze en zag een leegte in die ogen. Logisch, het is ook bijna een soort mantra wat je daar doet. Toen dacht ik, wat gaat er nou in je om? Schaam je je misschien heel erg? En wat gebeurt er als je hiermee klaar bent, ga je dan dingen anders doen? Zo ben ik me daarin gaan verdiepen, ik ben erover gaan lezen, er was een documentaire over. Ik heb gebeld met de reclassering en gezegd dat ik hier een voorstelling over wilde maken – toen dacht ik nog over. Maar onder het schrijven kwam het besef: het moet met. Van daaruit bedacht ik: dan moeten wij een taakstraf worden. Dat heeft best lang geduurd, want dat gaat niet zomaar.

De eerste mensen zouden in mei al komen, maar door corona is dat nu uitgesteld naar september. En dan gaan we in januari repeteren. Ik zeg altijd: één van je straffen is een gesprek met mij, en zo zal het ook zeker voelen voor sommigen. Het is een vrij ego-loos project. Maar ik denk dat dat eigenlijk heel belangrijk is in jeugdtheater.’

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2021