De hoofdrol in de voorstelling Grondproeven is voor knolselderij. De tamelijk lompe, bruine knol is niet de meest sexy en fotogenieke groente en behoort volgens velen, net als snijbiet, aardpeer en pastinaak, terecht in de categorie Vergeten groenten. Grondproeven is niet minder dan de theatrale rehabilitatie van knolselderij. En pastinaak krijgt ook meteen een culinair steuntje in de rug.
Als de mens, van welke godsdienst dan ook, aan het bidden is geslagen, is dat doorgaans een eenrichtingsgesprek. Of God/Jahweh/Allah een antwoord geeft op de gestelde vragen of geneigd is toe te geven aan de wensen van de bidder, zal pas later blijken. In Het Orakel van muziektheatergroep Leks Compagnie is er wél sprake van een directe dialoog tussen God en mens, een gesprek tussen hemel en aarde.
Of de mens uiteindelijk van dit gesprek veel wijzer is geworden, is nog maar de vraag, want orakeltaal blijft tenslotte op vele manieren te interpreteren. De hoofdvraag ‘Waarom ben je zo bang om dood te gaan?’, die God aan de angstige mens stelt – of eigenlijk de mens aan zichzelf – wordt niet echt beantwoord. Vooral als God er nog even bovenop gooit: ‘Er is geen troost in mij.’
Het Orakel is gebaseerd op de gedichtencyclus Groet God van Eva Gerlach en Sasja Janssen, waarbij Gerlach in deze gedichtenwisseling de stem aan God geeft en Janssen aan de mens. Leks Compagnie heeft er een soloperformance van gemaakt voor de in Oezbekistan geboren zangeres en harpiste Ekaterina Levental.
De tekst van Gerlach en Janssen wordt gelardeerd met muziekflarden van Via Crucis, de kruisweg passie van Franz Liszt. Voor de zesde statie van dat stuk (Veronica droogt het aangezicht van Jezus af) gebruikte Liszt O Haupt voll Blut und Wunden, een kerklied van de lutherse predikant Paul Gerhardt met muziek van Hans Leo Hassler. Liszt was niet de enige die dit stuk heeft geleend. Bach gebruikte het in de Matthäuspassion en Paul Simon voor het nummer American Tune. Gelukkig even iets bekends dus in deze wonderlijke voorstelling.
In Het Orakel is dat lied samen met het kruisigingslied Crucifige, dat Liszt door een mannenkoor laat zingen, een van de weinig echt gezongen stukken van Het Orakel. Verder neuriet Levental op operawijze vooral tussen de God-mens dialoogteksten, en dat gaat er bijzonder ingetogen aan toe. Die keuze kan op twee manieren worden beoordeeld: heel dapper of nogal saai. De locatie van deze religieuze voorstelling in het Karavaan Festival was in ieder geval schitterend gekozen: het half in de bossen verscholen Liobaklooster in Egmond Binnen.
Chris Koolmees, die het concept voor deze voorstelling heeft bedacht en ook verantwoordelijk is voor de regie laat Levental in super slow motion spelen. De doek van het hoofd verwijderen, zodat God even mens wordt, en het laten vallen van een veer zijn al hele gebeurtenissen. Na een kwartier begonnen daarom toch al de eerste stoeltjes, die zoals het een klooster betaamt niet al te comfortabel waren, te kraken, waaronder die van deze recensent. De voorstelling vergt niet alleen de uiterste concentratie van de solist, die elke beweging uiterst minutieus uitvoert, maar ook van de bezoeker. Je hebt tenslotte wel even de tijd nodig om een strofe als
Hoe maak ik
wat ik niet verwacht
als ik ben die ik ben die ik
tot in eeuwigheid amen?’
goed tot je door te laten dringen.
Nadat de onvermijdelijke rook op het podium is gespoten, het slotwoord is gesproken, het podiumlicht wordt gedoofd en Levental is verdwenen, wordt een eeuwigdurende loop ingestart van een paar sobere harp-klanken. De dood? Het einde der tijden? Of gewoon het einde van de voorstelling? Buitengewoon intrigerend. Het publiek mag zelf uitmaken wanneer het echt afgelopen is door weg te lopen.
Foto: Eric Brinkhorst