Vijftig jaar geleden. Op 23 september 1971 snijdt de 21-jarige Mario Roymans met een aardappelschilmesje ‘De Liefdesbrief’ van Johannes Vermeer uit het kader in het Paleis van Schone Kunsten in Brussel, steekt het achter zijn broeksriem en vlucht weg. (meer…)
De Noorse toneelschrijver Jon Fosse is een minimalist. Herhaling, variatie, minuscule doorwerking van een motief bepalen zijn stijl. Het toneelstuk Er zal iemand komen is in principe een beklemmend werk. Een overgelukkige man en vrouw lopen naar hun nieuwe huis. Hij is vervuld van de verwachting dat ze daar samen alleen voor altijd gelukkig zullen zijn. Maar bij de aanblik deinsde zij terug: zo eenzaam en verlaten had ze zich het huis niet voorgesteld. Ze ‘voelt’ de aanwezigheid van een dreigende derde. Die dient zich na verloop van tijd aan. De man verwijt haar dat ze sjanst met de nieuwe man, die bovendien de verkoper is. Hij laat het huis behekst door de dood van zijn grootmoeder achter.
Op het Theaterfestival Oerol krijgt Fosses werk de mooist denkbare locatie, het erf van de Wierschuur voorbij Oosterend. Aan het wad staat een uit zwart staal opgetrokken staketsel van een huis; je kijkt dwars door de muren naar de intense leegte ervan. Het is de volmaakte abstractie van een huis, ontworpen door Roos Veenkamp. Bed op zolder, een trap erheen, een keukentafel met twee stoelen. I
In de regie van Ilmer Rozendaal voor Atelier Oerol en Over het IJ Festival doet Er zal iemand komen geen enkele concessie. Zij volgt het minimalisme van Fosse op de voet, nauwgezet en eerbiedig. Dat siert haar regie. Ze weet met acteurs Saar Vandenberghe, Bram de Win en IJbert Verweij de immense verlatenheid van deze locatie schitterend te gebruiken. De toeschouwers krijgen een hoofdtelefoon op en worden op bijna meditatieve wijze meegezogen in een soundscape van Frank Wienk.
Het bevreemdde aanvankelijk dat al snel toeschouwers wegliepen, en gaandeweg meer. De vraag is of Oerol-bezoekers wel helemaal rijp zijn voor een rigide regie als deze. Misschien heeft het ook ermee te maken dat de beide acteurs te weinig expressief zijn in dictie en gestiek. Ze kunnen van Fosses taal helaas geen muziek maken, er overheerst een vlakheid in de stemmen. Saar Vandenberghe is wel in staat de cruciale zin ‘Er zal iemand komen’ honderd keer telkens anders uit te spreken. Fosse dwingt met zijn onnavolgbare stijl respect af, maar juist wildheid en zelfs extreme dictie heeft zijn werk hard nodig. Dat neemt niet weg dat Rozendaal en de spelers lof verdienen voor hun bijzondere keuze deze intieme fluistertekst op het Oerol Festival te brengen.
Foto: Saris & den Engelsman