‘Je bent gek’, zei mijn omgeving in koor. Voor het eerst weer aan het werk na een bevalling is een dingetje. Zeker als je eerder dan na acht weken aan de slag gaat. Toch nam ik, rusteloos als ik ben of door de bewijsdrang die ik heb, de uitdaging aan: een podcast over boeken. In eerste instantie zei ik dat ik geen tijd had, want er hangt om de paar uur een baby aan mijn tiet. Natuurlijk zei ik dat niet zo, maar ik dacht dat de redacteur dat wel zou snappen toen baby krijste op de achtergrond. ‘Maar je hoeft je niet voor te bereiden, het is heel simpel’, verzekerde ze mij. De klus viel weliswaar in mijn verlof, maar, beredeneerde ik, als ik een versnelcursus bekkenbodemspieren zou doen, moest het lukken.

Ik schafte een kolfmachine aan, hosselde opa en oma voor oppas en zei ‘ja’. Een paar dagen voor opname hadden we een online voorbereidingsgesprek – de speen bleek een uitkomst – waarin de regisseur de opmerkelijke vraag stelde of ik ‘eigenlijk iets met boeken heb’. ‘Lees je wel eens een boek?’ Die had ik niet aan zien komen. Gekke vragen overvallen je altijd op een gek moment. Ik voelde mijn borsten stuwen en de eerste druppels melk lekken. Shit, alweer die zoogcompressen vergeten. Te laat. Over tien seconden zouden er twee grote natte kringen te zien zijn op mijn shirt. ‘Je hebt me toch voor een boekenpodcast gevraagd’, wilde ik zeggen. Maar ik durfde niet ad rem te zijn naar mijn betalende opdrachtgevers – of ik kon het niet meer door de bevalling – en in plaats daarvan begon ik al stamelend boeken op te noemen die ik aan het lezen was. Maar, verzekerde de redacteur me opnieuw, ik hoefde voor deze klus geen boek open te slaan. Ik was immers de host en mocht de in- en uitleiding doen, maar hoefde geen inhoudelijke vragen te stellen: het gesprek zou tussen de presentatoren en de schrijvers gaan.

Ik moest denken aan een seat en een table. Vooral toen de regisseur meedeelde dat ze tussendoor promofilmpjes met mij zou opnemen voor de socials. Oh, hadden ze dat niet verteld? Nee. Ik dacht aan mijn lijf dat nog zichtbaar aan het ontzwangeren was. Ik dacht aan de gebroken nachten en het feit dat ik al een half jaar niet naar de kapper was geweest. Ik dacht aan de baby en de tiet: die kapper kon ik schudden. Ik dacht dat ik ja had gezegd om mijn stem te gebruiken, niet om mijn wallen in het openbaar te tonen. Maar ik schudde het van me af en de zonnige gedachte van op vakantie gaan kwam bij me op.

Tijdens de opnames wist niemand precies wat mijn rol was in het bestaande format. Theatraal en geïrriteerd vroeg de presentator van een paar generaties boven mij, wat de bedoeling was van ‘een host’. ‘Ze willen verjonging’, verduidelijkte de redacteur. Van host veranderde ik in ghost: ik stond erbij en keek in de verte naar mijn vakantiestrand. Blijkbaar wist iedereen in de ruimte wie er met ‘ze’ bedoeld werd.

Het waren opnames met lichtelijk ongemak, ongemak dat ik vaker heb ervaren bij de omroep, maar er waren belangrijker zaken: mijn borsten moesten leeg. Snel fietste ik na afloop naar huis. Terwijl baby hapte, nam een cocktail van hormonen en vermoeidheid me over. En daar waren de kraamtranen weer. Misschien probeerde mijn omgeving me hiervoor te waarschuwen. Was ik toch te vroeg aan de slag gegaan? Ik zou me beter druk maken om poepluiers dan om awkward diversiteitposities. Ik keek naar mijn baby, mijn meisje van anderhalve maand jong, en zag de kuiltjes in haar wangen toen ze een scheetje liet. Pardoes was ik alles weer vergeten.

Dossiers

Theaterkrant Magazine zomer 2021