Wat vraagt het van de performer als een voorstelling wordt omgezet in een filmversie? Nu dat tijdens de pandemie steeds vaker aan de orde is, dringt die vraag zich op. En ook: haal je als acteur net zoveel plezier uit het spelen zónder fysiek aanwezig publiek? ‘Je voelt de zaal niet meeademen, terwijl je wel weet dat er duizenden mensen zitten te kijken.’
De setting van de Bellevue Lunchtheatervoorstelling De hokje leent zich bij uitstek voor een filmbewerking. Het stuk speelt zich af in een tv-studio, waar talkshowhost Kim in gesprek gaat met beruchte ‘mocro-crimineel’ Anouar K. (aka ‘De Stille’) en zijn zus – en tevens advocaat – Dunya. Toen twee weken na de première een nieuwe lockdown begon, ontstond in samenspraak met NPO het plan om een filmversie van het stuk te maken, die uiteindelijk op 26 maart op televisie werd uitgezonden.
Voor acteurs Randy Fokke (Kim) en Olaf Ait Tami (Anouar) was de switch naar camera-acteren niet zo vreemd: beiden hebben al ruime ervaring in film en televisie. Fokke: ‘Het uitgangspunt van een opname voor een film is natuurlijk heel anders dan het creatieproces van een theatervoorstelling. De tv-versie van De hokje is veel meer een echte verfilming dan een registratie van een toneelstuk: de opnames duurden vijf dagen en het script werd aangepast aan verschillende locaties.’
Tijdens het oorspronkelijke repetitieproces stond de vraag centraal hoe over-the-top de personages moesten worden neergezet. Gedurende de voorstelling blijkt dat Anouar K. eigenlijk helemaal geen crimineel is maar freelance acteur, die door zijn zus is overgehaald om zich als gangster voor te doen: als je het publiek geeft wat het wil zien (de criminele Marokkaanse man, de geslaagde Marokkaanse vrouw zonder hoofddoekje) kun je op succes rekenen. En ook presentatrice Kim blijkt in een rol gevangen te zitten: als vrouwelijke talkshowhost moet ze genoeg kijkcijfers halen om haar concurrentie het hoofd te kunnen bieden, terwijl ze eigenlijk liever genuanceerde programma’s zou willen maken.
Ait Tami: ‘Als je zo’n dubbelrol te realistisch speelt werkt het niet, het personage zelf speelt zijn rol uitvergroot uit en zoekt daarin steeds meer de grens op. Ik had er in eerste instantie moeite mee om zo groot te spelen, maar ik merkte dat het werkte als ik dan weer naar het ‘echte’ personage terugschakelde: hoe groter dat contrast, hoe beter. Ik moest daarin ook leren te vertrouwen op de blik van regisseur Tim Kamps en op die van Randy.’
Fokke: ‘Het is ook een behoorlijk gevoelig onderwerp, we wilden dat met een beetje lucht aanvliegen: waar schuurt het en waar zit de humor?’
Ait Tami: ‘Bij de filmversie moesten we die balans wel even opnieuw bepalen. Als ik nu naar de film kijk vind ik mezelf af en toe té over-the-top maar misschien ligt dat aan mij.’
Fokke: ‘De zoektocht naar de dubbelheid van het personage vond ik leuk, hoe laat je de bluf er subtiel doorheen schemeren? Ik vond dat lastiger te doseren in de filmversie: in het theater voel je veel meer de ruimte om de grenzen op te zoeken en vaar je op de reactie van het publiek. Wat ik ook merkte is dat ik de voorstelling al zo goed in mijn hoofd had zitten dat het lastig was om weer helemaal ‘vers’ in de film te stappen.’
Ait Tami: ‘Ja, had ik ook. In de voorstelling keken we vaak het publiek in omdat we hen als live studio audience bij de talkshow behandelden. Maar omdat ik daar al vaste momenten in had keek ik tijdens de filmopnames soms in de verkeerde camera (lacht).’
Beide acteurs zijn erg blij dat de filmversie gemaakt is. Ait Tami: ‘Ik denk dat we hiermee ook weer een heel ander en breder publiek bereiken: veel mensen komen nooit naar het theater maar krijgen zo’n tv-versie wel mee. Het is alleen wel heel fucked dat het pas om elf uur ’s avonds wordt uitgezonden.’
—
Ook de cast van Weg met Eddy Bellegueule werd gevraagd voor een beeldversie van hun succesvoorstelling – in hun geval een livestream bij ITAlive. De bewerking van de roman van Édouard Louis drijft op het ensemblespel van de acteurs, die alle vier het titelpersonage spelen en de andere rollen verdelen. De naadloze collectiviteit van hun spel leverde ze een gezamenlijke nominatie voor de Louis d’Or op, een unicum in de Nederlandse theatergeschiedenis.
De bijzondere spelinsteek in Weg met Eddy Bellegueule werd in het repetitieproces van de voorstelling stukje bij beetje gevonden, vertellen Victor IJdens, Felix Schellekens en Romijn Scholten.
IJdens: ‘(Regisseur) Eline (Arbo) had al vroeg het concept bedacht dat we alle vier Eddy zouden spelen maar in eerste instantie liep alles nog veel meer door elkaar, het eerste script was nog veel meer een woordenballet. Het was een zoektocht om er situaties van te maken, het was zoeken naar de juiste code om het voor het publiek begrijpelijk te maken.’
Scholten: ‘We lieten eigenlijk steeds meer de boog van ons als performers met de boog van de verteller samen vallen. Het kost hem moeite dit verhaal te vertellen, en de fysieke en emotionele uitputtingsslag van de voorstelling past daarbij – we vinden steun bij elkaar, moeten elkaar door het stuk heentrekken.’
Schellekens: ‘Voor dat groepsgevoel was het heel belangrijk dat we ook allemaal in onze eigen kracht werden gezet, zodat we eerst een hele eigen invulling aan de rol konden geven en later geleidelijk elementen van elkaars speelstijl konden overnemen. Dat deed Eline heel goed.’
De opname van de livestream bood de spelers een nieuwe uitdaging. Scholten: ‘Het leuke was dat we een voorstelling die we al zo vaak hadden gespeeld in een andere vorm konden spelen. Het voelde qua spel niet heel verschillend van een doorloop zonder publiek, maar tegelijkertijd wist je dat er zoveel mensen keken, dat maakte het erg spannend.’
Schellekens: ‘Ja, wat niet hielp voor de nervositeit was dat Ivo van Hove van tevoren half-grappend zei dat er voor de voorstelling veel meer kaarten waren verkocht dan voor Kings of War, waarna hij afsloot met ‘So it better be good!’ (lacht).’
IJdens: ‘Ik merkte wel dat je de rol van de verteller nog kleiner kon spelen vanwege de intimiteit die de camera creëert. Verder was alleen de focus anders, omdat je het naar een camera vertelt in plaats van naar een publiek.’
Scholten: ‘Ja, dat bedoelde ik eigenlijk met dat ‘doorloopgevoel’: je merkt dat je het heel erg voor elkaar speelt en de energie uit elkaar moet halen. Je voelt de zaal niet meeademen, terwijl je wel weet dat er duizenden mensen zitten te kijken.’
Schellekens: ‘Als we in de toekomst alleen nog maar livestreams zouden kunnen spelen zou ik een ander vak gaan zoeken. Het gaat mij zo om de live uitwisseling met mensen in de zaal. Ik krijg ook zelf nooit het gevoel van ‘theater’ als ik naar een livestream kijk.’
Scholten: ‘Je hebt op een gegeven moment zo veel alleen met elkaar gerepeteerd dat je het ook echt met een live publiek wilt gaan delen.’
IJdens: ‘Daar ben ik het allemaal mee eens, maar ik houd toch te veel van spelen om te stoppen als er alleen nog maar livestreams zouden zijn.’
—
Voor de filmversie van het bejubelde Rijsen & Rooxman, DeDikkeMuiz en Sjors werkten Adelheid Roosen en Lineke Rijxman (naast Titus Muizelaar en George Groot) samen met filmregisseur Mark de Cloe. De originele theatervoorstelling, waarin de makers/spelers hun (niet-fictieve) onderlinge relaties als inzet hanteren, blinkt uit in een gevoel van gedeelde intimiteit: tussen de acteurs, maar ook met het publiek. Die intimiteit vergde eerst een basis van vertrouwen.
Roosen: ‘Op de eerste dag zeiden we bij de koffie tegen elkaar dat we iets heel onveiligs gingen doen, en dat de ruimte waarin we dat deden daarom veilig moest zijn. We maakten de afspraak dat we iedere ochtend bij elkaar zouden checken of er nog iets na-schuurde van de dag ervoor.’
Rijxman: ‘We hebben ook andere dingen gedaan: bijvoorbeeld veel fysiek contact gehouden om niet alleen maar in je hoofd te blijven zitten. Op die manier maakten we de basis zo veilig mogelijk zodat we vandaaruit flink de shit in konden gaan.’
Roosen: ‘We hebben vanuit improvisaties gewerkt, ik houd daar beestachtig veel van. Maar het vereist wel een enorm inzicht in jezelf, een derde oog op jezelf eigenlijk, om goed in de gaten te houden wat je zegt en hoe je handelt. We hebben twee afspraken gehanteerd: iets is nooit een persoonlijke aanval, en je probeert met je pijn mee te bewegen in plaats van in de verdediging te schieten.’
‘Luk Perceval, die de eindregie heeft gedaan, heeft ons een paar briljante spelopdrachten gegeven: we mochten de muziek zelf aan- en uitzetten, waardoor het een extra communicatiemiddel werd; we mochten elkaar nooit bij de naam noemen; en we mochten een scène van voorstelling naar voorstelling nooit op dezelfde plek spelen. Daardoor hebben we nooit iets op routine kunnen spelen en bleven we heel erg in het moment: je bleef altijd in beweging en kon ook ieder moment door de muziek onderbroken worden.’
De afwezigheid van publiek maakte bij de filmopnames een andere aanpak noodzakelijk. Rijxman: ‘Heel veel dingen in de voorstelling speelden we via het publiek, en kwam dus indirect bij je tegenspeler terecht. Hier speelden we het rechtstreeks op elkaar. Maar ik heb die beperking niet als een verarming ervaren: ik kon beter zien wat aankwam, alle fases van incassering volgen. Goed toneelspelen heeft veel te maken met kijken en luisteren naar de ander.’
Roosen: ‘Je kan in zo’n filmversie alleen totaal niet voelen wat de kijker meemaakt, dat is bij de live versie wel iets heel moois. Ik ga dan bij voorbeeld plotseling bij iemand op schoot zitten, je hoeft dan maar iemands arm aan te raken en je wordt al omhelsd. Het publiek ademt mee, je voelt hoe het meebeweegt, we laten in de live versie ook andere stiltes vallen om dingen te laten landen.’
Rijxman: ‘Voor Mark was het ook een eyeopener, die wilde voortaan eigenlijk altijd met een al ingespeelde cast werken omdat je het bij een tv-productie normaal gesproken vrijwel zonder repetitieproces moet doen. Dan lees je hooguit een paar keer samen de tekst en moet je het daarna al meteen spelen. Dat is echt funest: hoe langer zo’n systeem bestaat hoe oppervlakkiger het geheel wordt, omdat iedere ruimte voor verdieping onmogelijk wordt gemaakt. Je zou veel meer makende spelers samen met scenarioschrijvers in hun kracht moeten zetten in zo’n proces.’
Foto: De hokje, Casper Koster