Het collectief is anno 2021 de standaard organisatievorm voor theatermakers die structureel samenwerken. Toneelschrijfster Janneke Jansen sprak een flink aantal theatercollectieven: La Isla Bonita, Het Pijpcollectief, hastagmonike, DIEHELEDING, de Theatertroep, URLAND, KASSETT en Club Lam. ‘Het is niet alsof wij uitgespeeld zijn, het wordt alleen even heel moeilijk gemaakt voor de kunstsector.’

Wat is de waarde van non-hiërarchisch samenwerken?

‘Het grappige is dat iedereen bij een idee kan zeggen: ‘dat had ik toch bedacht?’, zegt Luit Bakker van La Isla Bonita. In bijna ieder gesprek komt een dergelijke uitspraak terug. De voorstelling is en wordt van iedereen, dat is het leuke aan collectief werken.’

‘De waarde van het collectief is het kunnen ontwikkelen van je eigen stijl als maker en acteur. Je mag zelf het wiel uitvinden. In grote gezelschappen is minder ruimte om vanuit privé-interesses te maken. Daar moet ik aan een norm voldoen en op een bepaalde manier spelen’, zegt Nick Livramento Silva van DIEHELEDING. Waar acteurs bij grote toneelgroepen en –ensembles vaak moeten uitvoeren wat er van ze gevraagd wordt, bedenken ze bij collectieven alles zelf. Elk collectief noemt zich een ‘familie’ of heeft het gevoel een ‘relatie’ te hebben. Lisanne van Aert van Het Pijpcollectief zegt: ‘Een artistieke relatie is bijna een soort verliefdheid. Het is fijn om een partner in crime te hebben. Er is in ieder geval één iemand die dezelfde kant op wil en in wie je vertrouwen hebt. Ik zie dat als een enorme luxe. Als dat er niet is, is het heel hard en individueel.’

Collectiviteit is ook je eigen leed vergeten: in coronatijd was dat nodig om door te kunnen werken. De waarde van collectiviteit groeit met de tijd. Mona Vojacek Koper van hashtagmonike zegt: ‘Een collectief zijn is voor mij een basisvertrouwen hebben onder je werkproces. Je hoeft jezelf niet uit te leggen.’ Henrike Commichau voegt toe: ‘Dat basisvertrouwen is er ook met de technici en de pr-mensen. Er is geen angstcultuur, die helaas gebruikelijk is bij Duitse theaters en die we hebben ervaren.’

Lisa Schamlé van La Isla Bonita vertelt over hun manier van samenwerken zonder hiërarchie: ‘Wat lastig is, is dat de meerderheid wint. Als ik rood wil en de rest zegt groen, dan gaat groen winnen, al weet ik niet of groen de beste optie is voor de voorstelling. Soms is het ook echt goed om voor één ding te gaan, voor die ene stem, je veto. Nu verdelen we ons meestal onder in groepjes ‘choreografie’ en ‘verloop voorstelling’; daar vertrouwen we elkaar blindelings in. Op die manier kun je bouwen.’ Bakker: ‘Zelfs al denk je in eerste instantie: ‘blauw was beter’, ik heb nooit dat ik dat achteraf nog steeds denk. Dat is een uniek soort vertrouwen.’ Mirthe Labree: ‘Dat is soms wel lastig hoor, dan zit ik thuis nog te denken: ‘ik wilde echt blauw’. Maar dat is de kunst van met elkaar samenwerken, je moet het loslaten. Achteraf heb ik nooit spijt.’ Schamlé: ‘Soms werkt het ook door, dat ene zaadje dat je neerlegt, waarvan iedereen nee zegt: geef het even een dag en dan zegt iedereen ‘ik snap ook wel echt wat je bedoelt’. Met tijd en afstand beïnvloeden we elkaar vaak wel.’

Jip Vuik van DIEHELEDING vertelt dat het non-hiërarchische proces af en toe te lang duurt: ‘Soms zeggen we: ‘Jij moet nu even beslissen’, om vanuit daar weer verder te gaan. Bij regisseurstheater zegt een regisseur wat goed is en schopt de acteur daartegenaan, maar wij zoeken naar de flow en als die gevoeld wordt door iemand, moeten we dat uitzoeken.’ Dalorim Wartes van DIEHELEDING: ‘Mijn behoefte in het collectief is om m’n eigen ding te kunnen doen. De afgelopen tijd heb ik buiten het collectief veel gehoord: ‘dat is de leuke gekleurde rapper die ook wat theatrale dingen kan’. Het is een trademark aan het worden waarvan ik denk: no man. Ik weet dat ik meer kan. Mijn grootste angst is dat ik dat beeld de hele tijd krijg van ITA of Het Nationale Theater, dat ik daarvoor gevraagd wordt in plaats van voor m’n spelerskwaliteiten.’

Hoe gaat het met de solidariteit naar elkaar?

‘Ik kan heel zwaarmoedig worden van deze coronatijd’, zegt Labree van La Isla Bonita, ‘Maar dan is het heel fijn dat je dat met elkaar kunt bespreken. Als je elkaar live ziet, merk je dat het fijn is dat we nog steeds creatieve ideeën hebben.’ Bakker vertelt dat je die gezamenlijkheid moet blijven creëren: ‘Daar moet je voor knokken’.

Lotte Lola Vermeer van Het Pijpcollectief: ‘Het is een enorme investering. Het feit dat Het Pijpcollectief er is, betekent ook dat ik niet mijn ‘glorieuze carrière als autonoom theaterschrijver’ heb. Dit is mijn project één, de rest is wat ik ernaast kan doen.’ Collectiefleden die in het verleden niet evenveel investeerden, zijn bij verschillende collectieven die ik sprak gestopt: dan blijft er een sterke kern over van mensen die op elkaar ingespeeld (willen) zijn. Thomas Dudkiewicz van URLAND gaf aan bij nieuwe kansen ook voor zichzelf te durven kiezen en daar heel eerlijk in te zijn. Openheid is noodzakelijk binnen het collectief. ‘Je moet als collectief steeds meer praten’, zegt Labree.

In de groepen die ik sprak, is geen sprake van machtsmisbruik door het gebrek aan hiërarchisch werken. Wat is de schaduwkant daarvan? DIEHELEDING noemt het gebrek aan harde keuzes, maar vaker vinden ze het juist mooi dat ze zoveel verschillende invloeden in een voorstelling (kunnen) stoppen. Frank Siera van muziektheatercollectief KASSETT maakt meer onderscheid in wie wat het best kan bepalen: ‘Het collectieve karakter zit ‘m vooral in een gelijkwaardig aandeel in het vormgeven van de plannen, waarbij ieder zijn eigen expertise meeneemt en de samenkomst van disciplines KASSETT bepaalt. Er bestaat geen hiërarchie binnen het collectief, wel willen we ieders discipline zo serieus mogelijk nemen. Een productieleider is nu eenmaal beter in produceren, een regisseur is nu eenmaal de best aangewezen persoon om artistieke knopen door te hakken in de montage.’

Op mijn opleiding Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, leerde ik net als Siera dat de één nu eenmaal beter heeft leren schrijven en de ander zich bij vormgeving of regie moet houden. Maar dat werkt afwachting en hiërarchisch werken in de hand. Ik kwam de opleiding binnen als een maker die zelf wilde spelen en regisseren wat ik schreef. Ik ging weg met een misschien misplaatst gevoel van trots dat ik het best kon schrijven in een proces en niet langer zo naïef was ook te willen spelen en regisseren. Toch merk ik dat iedereen die bij zijn discipline blijft, het samenwerken in mijn (opstartende) projecten niet verder helpt. Afstuderende regisseurs en schrijvers zouden meer mogen leren van collectiefleden, die hun ego opzij zetten en niet allemaal autonoom willen zijn.

Hoe verhouden de huidige collectieven zich tot de oudere generatie?

‘Kennis van de geschiedenis is ook solidariteit’, zegt Rosa Asbreuk van de Theatertroep. ‘Als ik weet wat er vóór mij aan theater was en wat we daarvan mee willen nemen en doorgeven, voel ik me solidair.’ De helft van de collectieven die ik sprak, werkt nu samen met oudere generaties collectieven. Marloes IJpelaar van Club Lam: ‘Dood Paard heeft voor ons heel veel betekend. Tijdens ons afstuderen heeft Manja Topper onze afstudeervoorstelling geregisseerd. We merkten meteen dat er een klik was: haar manier van werken was voor ons een verademing. We kregen alle ruimte om lekker te spelen, dat hadden we nog niet eerder zo ervaren. Na ons afstuderen heeft Dood Paard ons ook enorm geholpen. Ze hebben onze voorstelling op Over ‘t IJ mee geproduceerd. Manja is er altijd voor ons, we bellen haar vaak. Ik vond het ook super tof om afgelopen seizoen mee te doen aan De Meiden van Dood Paard om te zien hoe het eraan toegaat.’  Timo Huijzendveld van de Theatertroep: ‘Spelers van ’t Barre land en Discordia komen regelmatig met ons werken, maar gaan niet mee de vloer op. We hebben een collectieve werkattitude van ze geleerd, de liefde voor repertoire en kennis van oude meesters.’ Patrick Duijtshoff van de Theatertroep voegt toe: ‘Het is belangrijk bij ensemblespelen om niet om half negen pas het theater binnen te komen en je collega’s pas op de vloer te zien, maar om ook samen te eten en alles dan door te nemen. Rosa kan heel lekker koken, dat helpt. In de kroeg zitten na afloop hoort ook echt bij het werkproces.’ Rosa Asbreuk van de Theatertroep: ‘We bouwen net als de oudere collectieven waar we mee werken samen de voorstelling op. Nicoline maakt decors. We zijn de hele dag met elkaar onderweg en voelen ons er senang bij dat het artistieke en zakelijke met elkaar verweven zijn.’ Huijzendveld: ‘We zijn overal verantwoordelijk voor. Dat levert andere resultaten op dan wanneer je dingen uitbesteedt. We hebben nog steeds geen zakelijke leiding omdat we aan een half woord genoeg hebben. Dan moet je dat allemaal uitleggen aan iemand.’

URLAND verhoudt zich tot op de vloer tot andere collectieven. Ludwig Bindervoet: ‘We zeggen wel eens: ‘doe het eens à la Barre Land’, omdat we dan gelijk weten wat de ander bedoelt. Het is onze taal en referentie.’ DIEHELEDING heeft een meer angstige relatie met andere collectieven, ontstaan uit onzekerheid en de angst als groep ontwricht te raken. Ze voelen schroom en zeggen zelfs de scene niet helemaal te vertrouwen. Vuik hoopt op meer zelfvertrouwen in de toekomst: ‘Wat me bij Maatschappij Discordia en ‘t Barre Land heel erg aansprak was dat de collectiefleden geen zetstukken waren. Paul Koek had het vaak over het collectief als ‘de band’, waarin je samen gaat jammen tot er iets uitkomt.’

Hoe ervaren ze het werkveld nu?

Voor hashtagmonike is je verhouden tot andere collectieven dagelijkse koek, aangezien ze elke dag met Wunderbaum en het ensemble van Theaterhaus Jena werken. Commichau: ‘Toen we auditie deden bij Theaterhaus Jena, was het best verdrietig om te horen dat iedereen de Wunderbaumers zo aardig vond, en de sfeer zo goed.’ Vojacek Koper: ‘Alleen al dat we de vraag kregen waarin wij geïnteresseerd waren is heel uitzonderlijk! Op de toneelschool hoorden we vaak dat je dapper genoeg moest zijn om te falen, maar ik kon dat niet. Ik wist niet waar ik de moed vandaan moest halen. Als ik faalde, zou dat veel consequenties hebben. Het voelde niet veilig. Hier voelt het echt als een gelijkwaardige uitwisseling van ideeën.’ Commichau vertelt dat het voor haar gevoel behoorlijk zeldzaam is te kunnen werken als zelfstandig maker in Duitsland en dat er een veel strenger en klassieker idee over de verantwoordelijkheid en onderdanigheid van een acteur heerst. ‘Wunderbaum gebruikt altijd het woord ‘theatermaker’, daar houd ik echt van.’

Nick Livramento Silva van DIEHELEDING houdt ook van de gelijkwaardigheid in zijn ‘familie’: ‘Het collectief is altijd een reactie op het huidige veld: je wordt een collectief omdat je denkt niet te kunnen vinden wat je wil in het bestaande veld. Dat is voor ons allemaal zo.’ Zo ontstond Club Lam ook, zegt Marloes IJpelaar: ‘Ik keek naar Ella en zag hoe ze steeds dezelfde rollen moest spelen: het mikpunt van grappen, de komische noot, maar nooit de veelzijdige vrouw die ze is of de gelaagde personages die zij makkelijk zou kunnen spelen. Ik vond dat ik de rollen moest schrijven die zij verdiende.’ Ella Kamerbeek: ‘Het is niet bevredigend om een niet-volwaardig personage neer te zetten. Het gaat ons ook om de representatie van vrouwen in bredere zin.’ La Isla Bonita gaat niet vaak meer naar grote toneelgroepen kijken, onder andere door de vrouwenrollen daar: iets wat ze zelf beter willen doen. Labree: ‘We zitten in ‘Theater Nederland’ met z’n allen, maar de kleine en de grote zaal voelen vaak als twee heel verschillende werelden. Ik denk dat we heel veel van elkaar kunnen leren. Op zakelijk niveau zou het helpen als er meer samenwerking vanuit de BIS-gezelschappen is met een jong collectief. Schamlé: ‘Ik denk vaak: dat grote toneel vinden heel veel mensen fantastisch, laat het lekker van hen zijn. Aan de andere kant hebben die instellingen een enorme machtspositie. Dat houden ze in stand door bijvoorbeeld heel veel mannelijke regisseurs op hoge posities te houden en door de stukken die ze spelen.’

Hoe zouden ze collectieven in de toekomst graag zien?

Veel collectieven die ik sprak ervaren de druk om zo eenduidig mogelijk te formuleren wat ze maken. Ze zouden graag zoals Het Werkteater meer experiment aangaan met een budget waar vertrouwen uit spreekt, maar dat is nu niet echt mogelijk. De Theatertroep vindt dat erg beklemmend en niet stimulerend. Elisabeth ten Have: ‘Beleidsmakers lijken vaak niet te beseffendat je soms op je bek moet gaan om te groeien.’ Er is veel prestatiedruk om snel tot een conclusie te komen, alle collectieven die ik sprak missen meer artistiek onderzoek. Het was wrang om te horen dat meer dan de helft van de collectieven graag met jonge schrijvers zou willen werken, maar daar het budget niet voor heeft. Asbreuk is strijdbaar: ‘We gaan de komende jaren hopelijk met de hele sector werken aan de collectieve droom. We willen met de hele sector een advies of voorstel publiceren voor het nieuwe kunstenplan. Er zijn zo veel makers en gezelschappen klaar met hoe het gaat: de beoordelingen en de B-lijst die dan toch weer gered moet worden. Daar moet over gepraat worden: het is belangrijk om als sector geëngageerd te blijven.’

La Isla Bonita en DIEHELEDING zitten zelf ook in een overgangsfase: ze werken nu (bijna) met externe zakelijke leiding. Labree zegt: ‘Ik gun ons en veel andere makers om mij heen de vrijheid om je bezig te houden met het maken van kunst, zonder je te verliezen in de rol van goede ondernemer. We zijn het bijna gewend om alle zakelijke dingen af te handelen, terwijl we toch echt performers zijn.’ Het Pijpcollectief weet ook direct wat er voor nodig is om beter werk te kunnen maken. Van Aert: ‘Waar het uiteindelijk altijd om gaat, is natuurlijk meer geld. Zolang er nog zoveel schaarste is als nu, is er altijd strijd.’ Haar partner Lotte Lola Vermeer vult aan: ‘Het liefst zou ik nu een plek hebben die een langdurige relatie met ons aan wil gaan. We verlangen ernaar vooruit te kunnen denken en verbindingen aan te gaan met plekken.’

Theaterhaus Jena gaat die verbindingen met collectieven aan: het wordt zelfs structureel geleid door een om de zeven jaar wisselend collectief. ‘Het is altijd een collectief dat het huis leidt, niet een oude man die dertig jaar op zijn plek blijft’, zegt Commichau. ‘Die afwisseling lijkt ons heel gezond.’

Hoe kunnen collectieven zich verenigen?

Frank Siera van KASSETT: ‘Wij zijn nu aan het onderzoeken of we kunnen samenwerken met andere collectieven voor faciliteiten zoals huisvesting. We kunnen veel aan elkaar hebben als het gaat om uitwisseling van netwerk, krachten en faciliteiten. Tegelijkertijd merken we natuurlijk allemaal een grote schaarste wat betreft financiën, dus zijn we vaak al blij als we überhaupt een productie van de grond kunnen krijgen. Het kost veel investering en onbetaalde tijd om überhaupt met de juiste beleidsmakers, directeuren en medemakers om tafel te zitten, dus nóg meer gesprekken zijn niet altijd de oplossing. Toekomstgerichte samenwerking kan op de lange termijn misschien wel veel efficiëntie opleveren, maar op de korte termijn vraagt het veel eigen investering.’

Steven Ivo van DIEHELEDING: ‘Als we samenkomsten van collectieven gaan organiseren, kan ik dat ook heel bedreigend vinden. Misschien is het makkelijker om met andere groepen samen iets te gaan maken, dan om in een Amsterdamse zaal te zitten met een microfoon en vragen te moeten stellen. Dan klap ik dicht.’

Marijn Alexander de Jong van URLAND roept collectieven op tot meer onderlinge samenwerking: ‘We zijn in de coronacrisis paniekvoetbal aan het spelen. Toen we speelden op muziekfestival Down The Rabbit Hole kwamen collectieven zoals wij en CLUB GEWALT los van elkaar optreden. De organisator wilde meer experiment aangaan, maar de programmeur zat te worstelen met het budget en gebrek aan saamhorigheid. Toen dachten wij, de makers: wat als we die programmeur ertussenuit halen? Dan doen wij dat, maar dan krijgen wij ook het volledige budget. In 2019 organiseerden we acht uur theater voor Down The Rabbit Hole. Met zeventig tot negentig man maakten we toneel, theater, film, performance, dans, beeldende kunst en fotografie.’ URLAND was ook een van de drijvende krachten achter de Nacht van de Collectieven (2016) en de Boulevard of Broken Scenes (2019): eenmalige avonden waarin collectieven als Nineties Productions, BOG. en Lars Doberman, CLUB GEWALT, Wunderbaum en De Warme Winkel samenwerkten. Bindervoet zegt: ‘Eén van de tactieken bij de organisatie van grote projecten is om te denken in ‘Ja, én’.’ De Jong: Het was onze intentie dat het initiatief zou blijven bestaan: iedereen kan een Nacht van de Collectieven organiseren. Ik zou een collectief ook gunnen dat het een BIS-gezelschap wordt, of een BIS-gezelschap dat bestaat uit collectieven. Ik denk dat de voorstellingen die gemaakt worden door collectieven een verrijking zijn voor het hele theaterlandschap.’ Bindervoet: ‘Ik hoop dat meer van dit soort initiatieven nu de kans – en meer publiek – krijgen.’ Patrick Duijtshoff van de Theatertroep: ‘We moeten echt stoppen met denken dat de een het brood jat van de ander. Dat is gewoon niet waar. We maken allemaal iets heel anders. De musicals van Joop van den Ende moeten er ook zijn, dat is ook voor ons van belang: dan gaan er weer meer mensen naar het theater en wordt het een levend, rijk en gemêleerd landschap. Het publiek moet gevoed blijven worden.’

Ik hoop dat we in ‘Theater Nederland’ de restjes angst voor elkaar loslaten en samenwerken om nieuw Nederlands werk te kunnen blijven maken. Op een nieuwe manier, door de vreemde omstandigheden waarin we ons nu begeven. Zoals elk collectief al zei: ‘We moeten het wiel opnieuw uitvinden’.

Foto: Julian Mailwald

Aan het woord waren


La Isla Bonita: Luit Bakker, Mirthe Labree, Lisa Schamlé
Het Pijpcollectief: Lotte Lola Vermeer en Lisanne van Aert
hashtagmonike: Mona Vojacek Koper en Henrike Commichau
DIEHELEDING: Dalorim Wartes, Nick Livramento Silva, Merel Pauw, Annebel Overbeeke, Jip Vuik, Steven Ivo
URLAND: Jimi Zoet, Marijn Alexander de Jong, Ludwig Bindervoet, Thomas Dudkiewicz
De Theatertroep: Patrick Duijtshoff, Timo Huijzendveld, Rosa Asbreuk, Elisabeth ten Have en Nicoline Raatgever
Club Lam: Ella Kamerbeek en Marloes IJpelaar
KASSETT: Frank Siera

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2021