Het collectief is anno 2021 de standaard organisatievorm voor theatermakers die structureel samenwerken. Toneelschrijfster Janneke Jansen sprak een flink aantal theatercollectieven: La Isla Bonita, Het Pijpcollectief, hastagmonike, DIEHELEDING, de Theatertroep, URLAND, KASSETT en Club Lam. ‘Het is niet alsof wij uitgespeeld zijn, het wordt alleen even heel moeilijk gemaakt voor de kunstsector.’ (meer…)
Het verlangen de lolligheid vast te knopen aan een moeilijk onderwerp.
Het Pijpcollectief, bestaande uit Lisanne van Aert en Lotte Lola Vermeer, pleit al pijprokend voor ‘radicale gezelligheid’. Ze groeiden zeven kilometer van elkaar vandaan op in Brabant en vonden elkaar op de opleiding Writing for Performance aan de HKU. Verbonden door hun ijzeren discipline, een interesse voor andere beroepsgroepen, filosofen en Dan Brown, timmeren ze nu vier jaar aan de weg met voorstellingen die existentiële en maatschappelijke vraagstukken inzichtelijk maken. Hierbij roepen ze de hulp in van allerlei soorten (ervarings)experts, variërend van seniorenpopkoren tot cryptogram-makers en nu hun moeders. Ik spreek ze na een repetitiedag in Den Bosch, waar ze voor Festival Cement aan een nieuwe voorstelling werken.
Jullie zeggen te streven naar ‘radicale gezelligheid’. Wat bedoelen jullie daarmee?
Lotte: We proberen met onze voorstellingen moeilijke gesprekken te openen. Gezelligheid betekent voor ons niet: enkel praten over koetjes en kalfjes. Het wordt pas écht radicaal gezellig als het overal over kan gaan. Een voorstelling is voor ons geslaagd als mensen naderhand veel te lang in de foyer blijven hangen en met vrienden en vreemden in een allesomvattend gesprek verzeild zijn geraakt.
Lisanne: Waar we de in onze vorige voorstelling Prozac Palace kritiek naar buiten aan het leveren waren, maken we onszelf nu niet onaantastbaar. We trappen niet naar beneden, maar onderzoeken de instanties van macht en trappen daar tegenaan. Ik denk dat we moeten proberen meer naar binnen te trappen, naar de groep waar we in zitten. Daar kijken we kritisch naar. We proberen de hypocrisie van de linkse elite te ontmantelen: dingen die binnen banken gebeuren, kunnen net zo goed in de theatersector gebeuren.
Wat is de functie van een collectief voor jullie?
Lisanne: Een artistieke relatie is bijna een soort verliefdheid. Het is fijn om een partner in crime te hebben. Het is een soort tweede relatie.
Lotte: Ik denk dat het heel anders is dan bij andere collectieven, omdat wij met z’n tweeën zijn.
Lisanne: Er is in ieder geval één iemand die dezelfde kant op wil en waar je vertrouwen in hebt. Ik heb dat vanaf het begin, na ons afstuderen, als een enorme luxe gezien. Als dat er niet is, is het heel hard en individueel. Die kant ken ik ook als schrijver. Naast dat we artistiek dingen delen, delen we ook een arbeidsethos. Om te doen wat wij doen, moet je een enorm doorzettingsvermogen hebben. Eigenlijk moet je gewoon een gek zijn als je dit wil.
Lotte: Het is een enorme investering. Het feit dat Het Pijpcollectief er is, betekent ook dat ik niet mijn ‘glorieuze carrière heb als autonoom theaterschrijver’. Ik heb nu niet een regisseur die mijn stukken regisseert. Dat is ook niet erg, want wij hebben deze relatie. Ik probeer weleens andere projecten op poten te zetten, maar de grondvesten die zijn gelegd op de opleiding, waarin we de tijd hadden, heb je dan niet. Dit is mijn project één, de rest is wat ik ernaast kan doen.
Hoe ver gaat de relatie?
Lotte: Ik denk dat wij te weinig grenzen hebben.
Lisanne: We zijn ons er heel erg van bewust dat de ander grenzen heeft en dat we zelf ook grenzen hebben, maar dat betekent niet per se dat die nooit overschreden worden.
Lotte: Het kan inderdaad gebeuren dat we denken: ik wil iets eigenlijk niet nu delen, maar ik doe het dan toch. ‘Ik weet dat je andere zaken aan het doen bent, maar toch even dit.’
Lisanne: We hebben op dit moment alleen maar zakelijk contact, maar normaal gesproken ook vriendschappelijk. Vijf dagen per week toch wel.
Lotte: Het gaat niet alleen over begrotingen, we sturen ook: ‘Het is dit, dit is belangrijk!’ of: ‘Lees dit.’
Wat nemen jullie in jullie werkwijze mee van de Schrijfopleiding?
Lisanne: Ik denk dat de opleiding ons het uitdenken van een dramaturgische lijn heeft gegeven. Het bijna vanuit personage denken of onszelf als personage zien. We staan heel weinig op de vloer tijdens het maken.
Lotte: Ja, we denken alles uit.
Lisanne: Onze regisseur Vincent van den Elshout zei dat hij het wel spannend vond om met ons te werken omdat hij niet wist wat we maken: ‘Is het nou drama? Nee. Is het nou Kleinkunst? Nee. Is het cabaret? Nee.’
Waarom noemen jullie jezelf een collectief en geen schrijversduo?
Lisanne: Ik voel me geen schrijversduo.
Lotte: Ik ook niet. Het is de droom dat het op een bepaalde manier uitdijt. Zeker bij de voorstelling die we nu maken, hebben we de invloed van andere mensen nodig. Ondanks dat wij maar met z’n tweeën zijn, proberen wij in al onze voorstellingen een collectief te creëren: we associëren ons met gemeenschapszin. We willen met andere groepen buiten de ‘theaterbubbel’ in gesprek gaan. Deze vorm van collectiviteit is voor ons erg belangrijk.
Lisanne: De megalomane dromen zijn er altijd geweest: in de begintijd, toen we nog met z’n drieën waren (Het Pijpcollectief startte de eerste jaren met Wessel de Vries, red.) en op de opleiding zaten, waren we jong, ambitieus en hadden we studiefinanciering. Daardoor konden we Zomergasten-avonden houden en kwamen we elke dinsdagavond samen. Daar hebben we onze grondvesten gelegd. Na de opleiding werd het lastiger: toen hebben we een reality-check gehad. We hadden een moment waarbij we elkaar in de ogen keken en zeiden: ‘Kunnen we dit, gaan we dit met z’n tweeën doen?’
Lotte: Na het proces van Prozac Palace, de eerste voorstelling die we samen maakten, wisten we wel dat we het wilden.
Op jullie site zeggen jullie dat jullie die andere groepen buiten jullie bubbel niet willen ridiculiseren en niet willen vastklampen aan vooroordelen. Lukt dat?
Lotte: We beginnen het repetitieproces altijd met een vraag, zodat we nooit alleen maar met een buitenstaanderblik kijken. We zijn onderdelen van de verhalen en de vooroordelen.
Lisanne: We willen werken met iedere beroepsgroep die ver van ons afstaat. Met mensen waar we echt interesse in hebben, waarbij we antwoorden denken te vinden op vragen. We dichten hen een expertise toe. We willen ook samenwerkingen aangaan in het verenigingsleven. We willen bijvoorbeeld heel graag werken met een senioren-sportclub die menselijke pyramides kan bouwen. Dat ziet er misschien grappig uit, maar het is niet alleen maar lolligheid. We hebben het verlangen om de lolligheid vervolgens vast te knopen aan een moeilijk onderwerp. Zo willen we in de toekomst nog heel graag een voorstelling over chronisch ziek zijn maken.
Zitten die andere groepen ook in jullie publiek?
Lisanne: Ja, we willen heel graag andere mensen aanspreken. We hebben een keer met het seniorenpopkoor Lust For Life gespeeld. Dat was geweldig, want dat koor nam nieuw publiek mee, dat niet echt theaterpubliek was. Dat vinden wij allebei veel leuker publiek.
Lotte: Hier in Den Bosch hebben we contact gelegd met mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, zodat er mensen in de zaal zitten die thematisch verbonden zijn met wat we maken. Een gemêleerd publiek is ons favoriete publiek. We willen contact leggen, het liefst met mensen die je nog niet eerder kende. De reden dat ik theater maak is dat je je verbonden voelt, omdat je samen iets meemaakt. We willen niet alleen dat mensen het gezellig vinden, maar ook dat ze stof tot nadenken hebben.
Werken jullie vaak meteen met anderen of begint het werkproces kleiner?
Lotte: We lezen altijd eerst gigantisch veel. Veel filosofische dingen. Patricia de Martelaere is één van onze spirit animals. Daarna komen er vaak andere spelers bij.
Lisanne: We werken nu opnieuw aan de voorstelling De wereld heeft ons failliet verklaard, die vorig jaar gecanceld werd door de coronamaatregelen. Daar doen onze moeders in mee. Het gaat over onze relatie tot werk. Onze moeders zijn een aantal jaar geleden werkloos geworden, dat was het startpunt van dit project. Vorig jaar keken we meer naar het arbeidsleven van onze moeders. ‘Wat hebben ze dan gedaan in een kantoor?’, vroegen we ons af. Het was voor ons bijna iets absurds. Nu denken we meer na over het zorgdragen tussen moeder en dochter en omgaan met moeilijke dingen. Wat gebeurt er als zorgrollen omdraaien? Dit jaar hebben we onze moeders dieper geïnterviewd. Het stuk is empatischer geworden. Er zit een bepaalde makkelijkheid in om als buitenstaander naar kantoorachtige situaties te kijken. Nu kijken we naar waarom ze bepaalde keuzes maakten.
Lotte: We focussen ons veel meer op wat arbeid in een mensenleven betekent: in dit geval in de levens van onze moeders. Het lollige van werk is absoluut verdwenen.
Hoe verschilt jullie eigen schrijfwerk van het werk dat jullie met Het Pijpcollectief maken?
Lisanne: Als schrijver, los van het collectief, word je meestal gevraagd voor iets. Dan verhoud je je daartoe. Ik heb nu een werkbijdrage gekregen en dan werk ik vanuit een eigen fascinatie. Ik kan soms wel onzeker worden van mijn breedheid in het veld en hoe een voorstelling met onze moeders van Het Pijpcollectief zich verhoudt tot een bodyhorror-tekst die ik nu aan het schrijven ben. Ik vind dat er soms druk op ligt dat je een stem moet hebben, het liefst één stem, die heel helder te definiëren is, die zegt: dit ben jij, dit is jouw positie in het werkveld. Ergens vind ik het heel fijn om zo’n hybride werkpraktijk te hebben, maar soms kom ik daarvan wel in een existentiële, artistieke crisis.
Lotte: Sommige projecten passen heel erg bij Het Pijpcollectief, maar ik ben bijvoorbeeld ook een stuk over Jeanne d’Arc aan het schrijven en daar zou ik niet zo snel Het Pijpcollectief mee opzadelen, dan zou het een andere vorm moeten hebben. Nu ga ik een heel epos schrijven met dialogen en koorteksten. Dat past niet bij de stijl van Het Pijpcollectief, omdat de dramaturgie daarvan klassieker is. Er zijn ook veel dingen die Het Pijpcollectief kan doen, die ik niet zelf ga doen. Ik vind het heel leuk om naast eigen werk hiermee bezig te zijn.
Lisanne, jij solliciteerde deze zomer met Aanvang!-leden naar de functie van voorzitter van de Raad voor Cultuur. Wat hadden jullie willen veranderen?
Lisanne: Waar het uiteindelijk altijd om gaat, is natuurlijk meer geld. Zolang er nog zoveel schaarste is als nu, is er altijd strijd. Maar ik zag het meer als een soort performance om ervoor te zorgen dat er meer gesprek komt tussen het bureaucratische systeem en de mensen die moeten werken in de voorwaarden die zij creëren.
Lotte: Het liefst zou ik nu een plek hebben die een langdurige relatie met ons aan wil gaan. Dan kun je ook vooruit kijken, dat is iets waar wij nu echt naar verlangen: lange lijnen maken en verbindingen aangaan met plekken.
Lisanne: Ik denk dat je daar ook een meer ontspannen en uiteindelijk ook betere maker van wordt. Dat je niet je one moment of fame hebt waarop iedereen er moet zijn.
Flora Verbruggen zei laatst op de Solidariteitsavond van Aanvang! dat solidair zijn je iets moet kosten, maar dat je het toch doet, omdat je weet dat het op de lange termijn in het collectieve belang en dus in jouw belang is. Herkennen jullie dat?
Lisanne: Ik wil me niet alleen solidair opstellen op momenten dat het klote gaat, maar ook op momenten dat het goed gaat: door iemand anders aan te raden die een klus kan doen, als ik te veel werk heb. Ik wil kritisch en groter, politiek denken.
Hoe kunnen collectieven bijdragen aan dat grotere, politieke denken over het Nederlandse theater? Zou er iets te winnen zijn in het verenigen van collectieven zoals bij de Nacht van de Collectieven en Boulevard of broken scenes?
Lisanne: Ik denk dat er wel iets te winnen zou zijn in meer uitwisseling tussen mensen. Of het nu gaat om faciliteiten of inhoudelijk praten over hoe we dingen aanpakken.
Lotte: Ja, een saamhorigheidsgevoel dat je allemaal in het veld bent, in plaats van dat je allemaal als concurrent tegen elkaar wordt afgezet. Ik las vandaag een boek over bomen. Samenwerken in een bos: ik denk dat dat ook echt voor het theaterveld geldt. Grote bomen geven wat ze aan overschot hebben aan de kleine of zwakkere bomen, zodat ze groeien. Als ze zelf zwakker worden, kunnen ze ook gevoed worden. Als boom alleen kun je geen wind vangen, maar als bos wel.
In het meinummer onderzoekt Theaterkrant Magazine wat op dit moment de waarde is van theatercollectieven. Als opmaat interviewt toneelschrijver Janneke Jansen (HET Collectief) de jongste generatie collectieven.
Het Pijpcollectief maakt nu zijn voorstelling De wereld heeft ons failliet verklaard af, om op een later moment in première te gaan. Foto: William van der Voort