Er is onder festivalleider Guy Coolen een aangename rommeligheid gevaren in de Operadagen Rotterdam. Dinsdag was de officiële opening van het festival in het Nieuwe Luxor Theater, terwijl het programma al vier dagen aan de gang was, met name in de voormalige strafgevangenis de Noordsingel. Maar voor de grote Rotterdamse theaters telt dat niet, terwijl er van een echte opening tijdens de officiële opening ook niets te merken was. Het maakt allemaal niets uit, want het klonk als een klok.

Eenvoudiger en treffender kan een muziektheateravond niet beginnen. We zien zwart-wit foto’s van asielzoekers en horen fragmenten uit hun verhalen, zoals ze die hebben verteld aan leerlingen van een Belgische school in het kader van een veel groter project dat misschien nog in een boek uitmondt. Het zijn verhalen over de wonden die bombardementen en oorlogen hebben geslagen in hun huizen, in hun families, in hun leven. Het wordt door hen helder en zonder enig pathos verteld. Je zusje is dood, je huis is verwoest, je moet toch weer proberen opnieuw te beginnen, in België bijvoorbeeld.

Dan zet de prachtig gespeelde muziek in van de cantate Tancredi e Clorinda uit 1624 van Claudio Monteverdi. De verteller (bariton Dietrich Henschel) heeft een kogelvrij vest aan, zoals journalisten in oorlogsgebieden soms dragen. Hij zingt sober het aangrijpende verhaal van de christelijke ridder Tancredi (tenor Reinout van Mechelen) die het gevecht aangaat met een onbekende ridder van de – mohammedaanse – tegenpartij. Hij weet niet dat het zijn geliefde Clorinda (sopraan Claron McFadden) is, die hij dodelijk verwondt.

Deze kleine episode uit de tijd van de Kruistochten werd vier eeuwen later verhaald door de dichter Torquato Tasso en weer een eeuw later door Monteverdi op muziek gezet. Hier krijgt het weer een andere betekenis, want we zien tegelijk filmbeelden (van Daniel Demoustier) van verwoesting, vlucht en ellende uit hedendaagse oorlogen. Het wordt daardoor een aanklacht tegen al het zinloze en naamloze geweld dat oorlogen aanrichten.

Op deze avond gaat sopraan Claron McFadden verder na de cantate in een aanvankelijk woordeloos protest, dat overgaat in de wanhopige klanken van Sequenza per voce van de Italiaanse componist Luciano Berio. Misschien horen we de stem van een vrouw die tijdens een van deze oorlogen haar verstand heeft verloren en waar de oorlogsverslaggever Jef Lambrecht, die voor deze productie las adviseur optreedt, over heeft verteld.

Na de pauze gaat het ook over oorlog, maar op een volkomen andere manier. De Duitse componist Heiner Goebbels (1952) componeerde in 2007 Songs of wars I have seen voor de London Sinfonietta en het Orchestra in the Age of Enlightment, gebaseerd op de oorlogsmemoires uit 1945 van Gertrude Stein op het Franse platteland. Het grappige is dat Gertrude Stein het vaak over volstrekt banale dingen heeft, bijvoorbeeld over het algemene gebrek aan suiker in de oorlog, waardoor je veel honing moet eten, maar dat is weer goed voor je gezondheid. De echte Tweede Wereldoorlog blijft voor haar ver weg, zij fladdert van de grote politiek naar huiselijke aangelegenheden, zoals dat natuurlijk voor de meeste mensen in de meeste oorlogen geldt.

Heiner Goebbels heeft daar zeer eclectische muziek bij geschreven, het gaat van vriendelijke barokmuziek naar donderend oorlogsgeweld en weer terug. De teksten van Gertrude Stein worden intussen gelezen, niet door een professionele actrice, maar door de vrouwelijke leden van het Belgische barokorkest B´Rock, die even goed voordragen als viool en fluit spelen, met op de achtergrond de heren van I Solisti del Vento met hun blaasinstrumenten. Het geheel vormt een ironische en toch betekenisvolle aanvulling op de ernstige protesten tegen de oorlog uit het begin van de avond. Eenmalig, maar gedenkwaardig, deze late start van de Rotterdamse Operadagen 2013.

Foto: Koen Broos