Ze heeft een Portugese vader en een Drentse moeder, de donkerharige, felle Rosa uit Klazienaveen. Zangeres wil ze worden, en dat weet ze al sinds ze een heel klein meisje is en haar dorp in Drenthe voor het eerst de rug toekeert om mee te doen aan de Mini-Playbackshow van Hennie Huisman. In een oversized blauw pak stapt ze vele jaren later stralend het podium van De Kleine Komedie op, in haar armen de enorme beker die ze lang geleden gewonnen heeft. (meer…)
Sinds 15 december zijn alle theaters in verband met de coronamaatregelen opnieuw gesloten voor publiek. Repeteren mag nog wel, maar in plaats van te gaan try-outen en in première te gaan, gaat een voorstelling nu vanuit de repetitieruimte rechtstreeks ‘de ijskast’ in. Rosa da Silva: ‘Ik ga er beter vanuit dat het niet meer gaat gebeuren dit seizoen. Let it go. Klaar.’
Vorige week hoorde Rosa da Silva dat haar lied ‘Als het zover is’ genomineerd is voor de Annie M.G. Schmidt-prijs. Toevallig was ze net in de studio aan het luisteren naar de mix van haar album met de muziek uit haar voorstelling, toen ze het telefoontje kreeg van Daniël van Veen, directeur van het Amsterdams Kleinkunst Festival. ‘Hij had goed nieuws, zei hij. Ik dacht: Het zal toch niet over de Annie M.G. Schmidt prijs gaan? Ik hoopte het zo. En ja, ik was genomineerd. O, wat een enorm lichtpuntje in dit duistere, bittere jaar! Echt geweldig.’
2020 zou het jaar zijn waarin ze zich zou voorstellen aan haar publiek: het jaar van haar grote debuut. In 2019 won ze de jury- en de publieksprijs op het Amsterdams Kleinkunst Festival ‘met overmacht’ en schepte grote verwachtingen. De Volkskrant zette haar op de tweede plaats in het comedy-talent van het jaar lijstje voor 2020. En toen kwam corona. In tuinen en huiskamers speelde ze de zomer door, in de theaters volgden try-outs. De première, die in november 2020 gepland stond, kreeg een andere datum. Eerst in januari, toen april en nu misschien zelfs oktober 2021.
‘Ik had een mooie speellijst; honderd voorstellingen stonden gepland. Maar ik denk niet dat ik die nog allemaal kan inhalen.’ Toen haar debuutjaar een jaartje opschoof, zette De Volkskrant haar ook in het lijstje veelbelovendste comedians van 2021. De blijvende nieuwsgierigheid is geruststellend. ‘Nu ik niet kan spelen, ga ik te veel nadenken. Dan maak ik me zorgen of mensen me niet vergeten, of wat ik heb gemaakt eigenlijk wel goed is.’
Al drie jaar speelt ze versies van deze voorstelling en volgend jaar gaat ze er gewoon mee verder. ‘Ik ben lange speelperioden gewend uit mijn tijd in Anne en De Tweeling. Nu ben ik solo, zelf maker van de voorstelling, dus kan ik nog meer afwisselen. Ik kan ter plekke keuzes maken over hoe ik een verhaal wil insteken, hoe uitbundig of ingehouden ik een lied zing. Elke avond blijft spannend.’
Van juni tot november heeft Da Silva toch nog 25 try-outs kunnen spelen van de voorstelling, voor dertig man. ‘Dat werkte gewoon goed met dertig man. Je kan het zo goed regelen in het theater… Ik snap nog steeds niet zo goed waarom dat moest stoppen.’ Wel kwamen er lastige dilemma’s bij kijken. Neem je wel of niet je eigen technicus mee? ‘Ik heb ook al een muzikant bij me, dus het kwam soms financieel niet uit. De technicus van het theater kende mijn show niet en ik heb best veel licht- en geluidscues. Die moest ik dan ’s middags nog uitleggen. Als ’s avonds de helft goed ging, was ik heel tevreden.’
Of dat niet zonde is van haar debuutprogramma? ‘Ik heb een groot aanpassingsvermogen. Waar staat jullie speciaaltje op gericht? Prima, dan ga ik daar wel staan vanavond. Als mensen achteraf nadenken over hoe raar het licht was, doe ik echt iets verkeerd. Het gaat mij om de inhoud. Mijn volledige aandacht moet uitgaan naar het goed vertellen van mijn verhaal, dat is nu belangrijk. Of jij als artiest nu wel of niet je discolampje aan hebt staan… Dat maakt voor het publiek echt geen flikker uit in deze tijd.’
Laatst kreeg ze een telefoontje van haar impresariaat over haar reprise. ‘Reprise! Daar kan ik nog helemaal niet over nadenken – ik ben voor mijn gevoel nog niet eens met spelen begonnen. Die eerste show moet er nog úit, je kunt die eerste kennismaking niet overslaan. Mensen kennen me nog niet, hooguit als actrice. In mijn programma stel ik me aan de mensen voor in een vorm die bij me past: met zang en spel. Voor dat eruit is, kan ik niet verder.’
‘Ik hoop, heel cliché, maar toch echt, dat er iets bedacht wordt om weer veilig naar het theater te kunnen. Zo snel mogelijk. Met die sneltesten. Dertig mensen. Iets. Op dit moment ligt mijn voorstelling hier inderdaad in mijn ijskast, maar hij is er wel. Constant in mijn lijf aanwezig, zonder te weten wanneer het er weer uit mag komen.’ Daar wil ze echter niet te veel mee bezig zijn. ‘Wel of niet, wel of niet? Steeds maar die gedachte: wanneer kan ik dan wel? Dat fuckt je zo op.’ De oplossing: ‘Loslaten. Ik ga er beter vanuit dat het niet meer gaat gebeuren dit seizoen. Let it go. Klaar. Laat maar. En alles wat eventueel wel door kan gaan, is mooi meegenomen.’
De focus ligt nu dus op wat er allemaal wel kan. ‘Dat zeuren en klagen op sociale media, daar word ik alleen maar chagrijnig van. Niemand heeft er wat aan! Laat weten wat je wel doet, wees inspirerend. Leer een nieuwe taal, doe iets wat van pas komt later. Ik wil een blij leven – ik heb zin om energie te hebben. Dat haal ik uit het maken van dat album, lesgeven op de jeugdtheaterschool op maandagavond. En simpele dingen als veel sporten en goed eten. Daar heb ik tenminste zelf ook nog wat aan.’
Foto: Casper Koster