Ze hebben niks om zich achter te verschuilen. Geen decorstukken, rekwisieten of coulissen, alleen die grote witte studioruimte in Huis Conny Janssen Danst op Katendrecht in Rotterdam, met een bescheiden arsenaal aan theaterlicht. Maar de (goeddeels) jonge gastchoreografen hebben wel de gretige dansers van het gezelschap om een kort dansstuk mee te maken, van tussen de vijftien en twintig minuten. (meer…)
Dansers en de lockdown: choreograaf en artistiek leider Conny Janssen van Conny Janssen Danst wist al meteen in maart, bij de eerste coronamaatregelen: ‘Een danserslichaam is niet gemaakt voor thuisisolatie.’ Ze bedacht een ideale oplossing door dansers in de studio’s van het Rotterdamse gezelschap te laten oefenen, één voor één en ieder in een individueel afgebakende ruimte. Hierdoor bleven de dansers op veilige manier onderdeel uitmaken van een sociale en artistieke context. De titel van het project was Monuments in Solitude. In de voorstellingen die ze in juni opvoerden vroegen de dansers zich af wat de lockdown betekent voor hun werk. Het is te danken aan de empathische bezorgdheid van Conny Janssen dat deze voorstellingen er zijn.
In het programma Danslokaal 8 van jonge dansmakers van Conny Janssen Danst, in samenwerking met Korzo en Dansateliers Rotterdam, zijn de verwijzingen naar corona soms nadrukkelijk, soms nauwelijks aanwezig. Wat opvalt aan de drie choreografieën is de verstildheid ervan, als toeschouwer proef je dat er iets ‘gaande’ is, zonder dat je het kunt benoemen. Dat is ook de kracht ervan.
Huidhonger van Antonin Rioche maakt in het openingsbeeld meteen een statement: een vrouw met een gasmasker op, gekleed in een lang grijsblauw-glanzend gewaad, houdt een prachtige monoloog over corona, over de ‘power van community’ en over een samenleving die mensen tot isolement veroordeelt. Ze maakt met haar lichaam en vooral armen sierlijke, dansante bewegingen waarin vooral de cirkels opvallen, alsof ze de horizon verbeeldt.
Dan komen twee dansers op, een man en vrouw, op muziek van onder meer Chopin en het befaamde Clair de lune van Debussy. Heel langzaam ontstaat, gedrieën, een danspatroon dat even gelaten is als expressief. De vrouw met het gasmasker fungeert als het dramatische ijkpunt waarop de andere twee zich richten. Symboliseert zij de dood? Vermoedelijk wel, want waar zij in de nabijheid van het dansende stel komt, gebeurt er iets met de dans: die wordt schrikachtig, gejaagd. De man en vrouw vormen samen een duo dat in heel fraaie, bijna klassieke duetten danst. Totdat zij hem alleen op de vloer achterlaat. Huidhonger: dat is ook liefdesverlangen.
Eenzaamheid tekent ook de solo In the Shell van Hiro Murata, die met zijn bijdrage aan Monuments in Solitude vandaag de zieke dansers van Dalton Jansen vervangt. De Blauwe Zaal van de Stadsschouwburg in Utrecht fungeert nu even als de Rotterdamse studio, waar Murata deze performance ontwikkelde. Met corona als inspiratie zoekt de danser naar mogelijkheden om toch de fysieke beperkingen van een gesloten ruimte te ontkomen; zijn dans is als een verkenningstocht langs de wanden van die ruimte. Hoewel dansbewegingen cruciaal zijn, is de blik van de danser misschien nóg belangrijker. Hij kijkt ons aan, toeschouwers in het donker, en dan kijkt hij weg, en zo ontstaat een spel van kijken en wegkijken, van de vrijheid van het kijken en de onvrijheid van het bekeken worden.
De dans van Murata sluit aan bij dit thema: hij maakt trage, bijna glijdende bewegingen, niet per se spectaculair, wel gedragen en intiem. De ruimte om hem heen is ‘als een schelp’ waarin hij zich bevindt, gevangen en omsloten, of, zoals hijzelf als toelichting geeft is hij omringd door ‘een gevoel van leegheid en eenzaamheid’. Het is knap hoe hij de toeschouwers als het ware dwingt met zijn blik hem aan te kijken, en daarmee geeft hij een van de essentiële zaken weer van de podiumkunsten: je wordt bekeken. Probeer maar eens aan die tientallen ogenparen te ontsnappen. Murata maakt ons bewust van dat kijken.
Evenals Murata begint ook Warping Soul van Andreas Hannes met stilstand. ‘To warp’ uit de titel betekent buigen, van koers of richting veranderen. Dat gebeurt hier voortdurend. In bontgekleurde, strakke kostuums die als een tweede huid op de dansers gekleefd zijn, ogen zij als buitenaardse wezens. Ze zitten roerloos op de grond, dan komt er langzaam beweging, eerst van het hoofd, dan de schouders, het bovenlichaam, het gehele lichaam. De muziek, een mix van DJ Streamer en van de Britse elektronische muzikant Rival Consoles, begint zacht maar ontwikkelt zich geleidelijk tot zinderende explosies. De dansers passen daarbij hun bewegingen aan, inderdaad, ze buigen telkens voor de onzichtbare macht van de muziek. Soms zijn hun bewegingen schokkend, als van stripfiguren, dan weer springen ze heen en weer, naar elkaar toe, van elkaar af, de hele ruimte is hun speelveld. De beat vuurt hen aan, tot steeds een steeds heftiger danstaal.
In de opbouw en presentatie is Danslokaal 8 voorbeeldig en inspirerend. Wat de drie uitvoeringen verbindt is dat ze elk op een eigen manier een bijna tastbare kracht van buitenaf weten te creëren, dat kan de muziek zijn (zoals in Warping Soul, ofwel de ‘zoekende ziel’), dat kan als het ware een stille kracht zijn die als met ogen naar je kijkt (zoals In The Shell) of dat kan de gemaskerde buitenstaander zijn die je leven zomaar binnendringt, met alle gevolgen van dien: dat laat Huidhonger zien.
Foto: Huidhonger van Antonin Rioche, Salih Kilic