Na de première in Keulen in 1926 werd Béla Bartóks ‘balletpantomime’ verboden vanwege het seksueel expliciete verhaal. Een vrouw wordt door drie zwervers tot prostitutie gedwongen om klanten te lokken die ze vervolgens kunnen beroven. (meer…)
‘Ik ben al jaren dood, maar ook dat is natuurlijk maar een verhaal.’ Deze zin keert in verschillende vormen terug in de fraaie solovoorstelling van Dick van den Toorn, die ondanks de titel zeker niet alleen over de schrijver, dichter en televisiemaker Boudewijn Büch (1948-2002) gaat.
Voor aanvang klinken, hoe kan het ook anders, The Rolling Stones, en Büchs obsessie met Mick Jagger komt in de voorstelling kort aan de orde, net zoals de verzamelwoede en zijn liefde voor Goethe. De dodo, Napoleon en zijn vele reizen naar obscure eilanden ontbreken evenmin.
Al deze bij het grote publiek bekende elementen zijn in de tekst van Kevin Jolly echter slechts rekwisieten voor het verhaal dat hij met De wonderbaarlijke wereld van Boudewijn Büch echt wil vertellen. Ook scènes die rechtstreeks uit Büchs biografie ontleend zijn – zijn middelbareschooltijd, de ontwikkeling van zijn schrijverschap – zijn daaraan ondergeschikt. Dat ‘echte’ verhaal handelt over schijn en werkelijkheid, soms wanhopig en tegen beten weten in een illusie in stand willen houden, een rol spelen en je daarin verliezen.
Al vrij snel na zijn dood (‘Ik lag nog geen half jaar te rotten’) kwam aan het licht dat het dode zoontje dat zo’n grote rol speelt in de romans De blauwe salon (1981) en De kleine blonde dood (1982) en de dichtbundel Dood kind (1982) niet van hem bleek, maar het kind van een bevriend echtpaar. Ook de verhalen over zijn vader en zijn jeugd bleken verzonnen.
In de voorstelling koppelt Van den Toorn Büch aan Andy Warhol, die nadat hij niet serieus genomen werd door de kunstcritici besloot juist nog meer banale onderwerpen als uitgangspunt voor zijn kunst te nemen. Tegelijkertijd spiegelt Van den Toorn het verhaal van Büch aan het opschorten van het ongeloof dat een wezenlijk element van nagenoeg al het theater is. Niet voor niets opent hij de voorstelling met de nuchtere constatering dat het onmogelijk is dat iemand zeventien jaar na zijn dood ineens voor je neus staat. Maar als publiek willen we zeventig minuten geloven dat we het onvoorstelbare verhaal van Boudewijn Büch uit diens eigen mond horen.
In de regie van Gerardjan Rijnders speelt Van den Toorn daarbij Büch op zijn allerinnemendst, overlopend van enthousiasme tijdens ‘It’s my life’ van The Animals, buitengewoon geestig als hij allerlei onzin uitkraamt over de piemel van Napoleon, maar vooral ingetogen en nadenkend, soms angstig, maar nooit pathetisch. Tot nieuwe inzichten over theater of Boudewijn Büch leidt De wonderbaarlijke wereld van Boudewijn Büch niet, wel is de voorstelling een liefdevol eerbetoon aan beide.
Foto: Anne van Zantwijk