Iedereen heeft een vader, daar is geen ontkomen aan. Het mannelijk zaad staat nu eenmaal samen met de eicel van de vrouw aan het begin van al het menselijk leven. Nog niet zo heel lang geleden was die strikt biologische determinatie het belangrijkste wat je over de rol van de vader kon zeggen. (meer…)
‘Wat wil je hem eigenlijk meegeven?’, vraagt de ene niet-de-vader aan de andere. ‘Hem’ is de zoon van wie ze beiden ‘niet de vader’ zijn, maar die ze wel samen de wereld in gewenst hebben. Theatermaker Minou Bosua en acteur Eelco Smits gaan dit fundamentele opvoedingsvraagstuk aan in het liefdevolle Niet de vaders, dat op 29 augustus in première ging in de Verkadefabriek in Den Bosch.
Tijdens Afzender Boulevard hield Bosua ter voorbereiding een aantal gesprekken met haar publiek over het ouderschap. Hierin ging ze al uit van haar persoonlijke situatie: zij en haar partner kregen dankzij een bevriende donor een kind. Die bevriende donor is Smits. Beiden zijn zodoende ‘niet-de-vader’, vanavond ook wel genoemd de ‘voeders’.
Eerst de formaliteiten. Hij begint met het voorlezen van het contract tussen hem en de wensouders; zij met de administratief onmogelijke aangifte bij burgerzaken van een kind met twee moeders. Dit kind is er gekomen, hoeveel juridische clausules, niet te stoppen huilbuien en wachttijd er ook voor nodig waren – een-nul voor de voeders. Nu nog het ouderschap onder de knie krijgen. Net als leren fietsen gaat dat zwabberend en zwalkend en wil je je zijwieltjes eigenlijk niet kwijt.
Bosua gaat actief op zoek naar verbinding met de zaal en bevraagt op verschillende momenten het publiek. Smits geeft kritisch tegenwicht aan haar gedrevenheid en spontane uitbarstingen. Waar zij zonder filter lijkt, houdt hij de gordijnen liefst dicht. Geeft hij zijn mening, dan volgt ‘…maar dat wil ik niet zeggen’. Met al hun tegengestelde karaktereigenschappen vormen ze al een behoorlijk complementair stel opvoeders. Ze geven lucht aan elkaars stijl, wat ook de voorstelling, in regie van Mijke de Jong, ten goede komt.
Verrassend open is Smits, in joggingbroek en sweatshirt en uitbundig dansend op The Cure. In die dans speelt Bosua eventjes de rol van de zoon. Een springerig vraaggesprek ontspint zich, zo’n gesprek dat recht op de kern afgaat, zoals je dat alleen maar met je kleuter kunt hebben. Onbevangen vraagt de zoon boven de muziek uit of hij ook homo zal worden. Vanuit het hart antwoordt Smits op alle vragen, vanuit het hart stopt hij de dans ook weer. Nog niet, misschien wel nooit, vertelt hij het kind hoe diep het gevoel van anders-zijn zit.
Niet de vaders verkent de complexiteit van het ouderschap. Pas als je zelf iemand gaat opvoeden realiseer je je hoeveel fundamentele vragen het oproept over wie je bent, wat je vindt, hoe je dat wel of niet toont en waarom. Wat geef je mee? Ook alles waar je niet goed in bent. Is dat erg? Met die vraag zitten queere ouders Bosua en Smits niet alleen. Overal gaan ouders zwabberend met hun kinderen op weg.
Het Groot Brabants Homomannenkoor, vanwege corona helaas niet live, zet een hoopvol levenslied in, terwijl op het grote filmscherm een fietstochtje begint door een zomers dijkenlandschap. Daar zwabbert een kind de wijde wereld in, van de veilige landweg richting hoofdweg, de bocht om, met de liefdevolle ogen van zijn voeders in zijn rug. Fiets maar, leren zij zichzelf te zeggen, je kunt het.
Foto: Karin Jonkers