‘Als je iets moois ziet, geef ze een geluid. Dat zijn deze supertalenten gewend.’ Eigenlijk wil choreograaf Lloyd Marengo met die introductie zeggen dat het voor de vijf beginnende makers, begeleid door zijn hiphopgezelschap, best even wennen is om tijdens drie korte optredens te shinen in de beleefde stilte van een donkere theaterzaal. (meer…)
Zoekend, onaf, onstuimig, ambitieus, erg goed en dan weer erg slecht: dit zijn de kwalificaties die zich aandienen na het zien van de voorstelling Solitary heroes door Teddy May de Kock en Gonca Karasu. Nadrukkelijk afficheren zij zich als ‘jonge theatermakers’.
De Kock is in 2011 is afgestudeerd aan de acteursopleiding van Arnhem, Gonca Karasu een jaar later. In hun eerste voorstelling zijn ze, aldus hun eigenhandige geschreven toelichting, ‘vooral bezig geweest met een balans te vinden tussen “het persoonlijke” , de grote wil “mensen in vervoering en beweging te brengen” en hun kritische blik op wij hoe mensen omgaan met elkaar en de wereld om ons heen.’
Grote woorden, maar maakt de voorstelling dat waar? Nee, niet echt. De voorstelling is onstuimig en overrompelend, dat zeker. Maar er is geen rust, geen concentratie en geen enkele vorm van dramaturgie. Het begin is erg goed, zonder meer. In een rommelig decor waarin een venster en een deur, opgebouwd uit latten, aangeven dat de toeschouwer een kamer inkijkt, komt een gids op. Zij heeft een spannende entree en vertelt op meeslepende wijze over de hedendaagse wereld die in complete verwarring is. Ze zegt: ‘Alle begin, vooral van een nieuwe wereld, is overmijdelijk vaag, onduidelijk, chaotisch en buitengewoon verwarrend. Hoe weinigen onder ons komen ooit verder dan dat begin? Hoeveel zielen sneuvelen niet in het tumult?’ Ondertussen ligt er op de bank een jonge vrouw; ze is dood en we gaan, met hulp van de gids, achterhalen wat de doodsoorzaak is. De voorstelling is bedoeld als een reconstructie van haar dood, maar die lijn krijgt verder geen uitwerking of vervolg.
Vervolgens komt een jongeman op die wild met haar begint te vrijen. Het dode meisje komt geleidelijk tot leven. Weer een nieuw personage maakt haar entree; ze werkt aan een scriptie. Er ontstaat enorm tumult dat doet denken aan het geruzie op een studentenflat. De jongen maakt rommel, het scriptie schrijvende meisje wordt er ‘gek’ van. Er ontstaat een verbeten ruzie met veel geschreeuw; de meisjes gaan elkaar te lijf als in een ordinaire worstelwedstrijd. Dan is er feest met veel drank (wodka) en witte wijn. Onophoudelijk klinkt op de achtergrond een vervormde televisiestem die alle aandacht afleidt. Maar dat achtergrondgeruis geeft wel inzicht in de mateloze rusteloosheid en ongedurigheid van deze jonge generatie.
De vraag is: wat wil de voorstelling ons zeggen, wat willen de makers ons bieden? Dat de jongste generatie leeg is, ruziënd, dansend en drinkend door het leven gaat? Er worden in de heftige ruzie tussen de actrices wel grote en interessante vragen opgeworpen, vragen over de zin van het leven, over het tumult van het bestaan. In dat opzicht volgt de vorm de inhoud. Want ’tumultueus’ is ook de sfeer van Solitary heroes. Er is muziek van The Doors (The end) en de stem uit de televisieluidsprekers blijft maar jengelen. Aan het slot verdwijnt de gids steeds meer naar de achtergrond en stroomt de speelvloer vol met spelers die op een niet aangekondigd feestje komen. Ze omhelzen elkaar, dansen, het is een scène die zeer herkenbaar is maar niet werkelijk diepte heeft. Solitary heroes kent enkele indringende scènes, vooral die waarin de gids de toeschouwer rondleidt. Maar gebrek aan een krachtige samenhang en de al te losse scènes houden de voorstelling helaas op de vlakte.
Foto: Gioia de Bruijn