Theaterkrant interviewt filosofen, kunstenaars en critici en vraagt hen te reflecteren op de coronacrisis. Aan het eind van elk interview wordt hen gevraagd een nieuwe denker aan te dragen. Theatermaker Anoek Nuyens was benieuwd naar de gedachten van Vlaamse criticus Wouter Hillaert. Hoe vergaat het de Vlaamse cultuursector in deze crisis?
In onder meer De Morgen, De Standaard en als kernredacteur bij Rekto:Verso wees Wouter Hillaert de kunst regelmatig op de samenleving en de samenleving op de kunst. Hij heeft oog voor daar waar de presentatie en organisatie van die kunst niet strookt. Met scherpe pen tracht hij het discours in overeenstemming te brengen met de theaterpraktijk en doet daarmee soms flink wat stof opwaaien, zoals in zijn State of the union waarmee hij in 2016 het Vlaams Theaterfestival opende.
Wat legt deze crisis volgens jou bloot in de Vlaamse cultuursector?
‘Doordat de machine stilvalt, krijg je ineens het radarwerk in zicht. Ik denk dat dat in Vlaanderen nog iets complexer is dan in Nederland. Het is een wirwar van statuten waarin mensen opdrachten kunnen aannemen, van zelfstandigen (wat bij jullie de zzp’ers zijn) tot tijdelijke korte contracten en van uitzonderingen in de werkloosheid tot kleine artistieke vergoedingen. Ieder statuut heeft andere consequenties: een andere sociale bijdrage waar je dan wel of niet op terug kunt vallen. Met al die statuten zie je dat een aantal mensen tussen de mazen van het net glijdt.’
‘Deze crisis toont hoe ingewikkeld en precair arbeidssituaties zijn van de mensen die in deze sector met kortlopende opdrachten werken. Sommigen kunnen op een redelijk loon terugvallen, maar dat zijn vooral werknemers in de instellingen; de kunstenaars zelf komen er toch bekaaid van af. In principe zijn de centrale spelers in de kunsten toch nog altijd de kunstenaars, maar eens te meer blijken die de zwakste schakels van de ketting te zijn.’
‘Ook door producerende huizen moeten er in deze crisis voortdurend beslissingen genomen worden: gaan we ons eigen personeel in een cultuurhuis op tijdelijke werkloosheid zetten? Dat betekent dan dat het personeel door de staat betaald wordt in plaats van door de subsidies van het huis. Ze krijgen dan maar 70 procent van hun loon, maar soms kan dat helpen om een aantal artiesten van wie de opdrachten zijn weggevallen, te compenseren. Bijna elke beslissing is een vraag rond solidariteit: zijn we er iets beter aan toe dan degenen die er harder onder lijden? Hoe willen wij daar dan aan tegemoetkomen?’
Wat doet de overheid op dit moment voor de Vlaamse cultuursector?
‘Het is België hè, dus je hebt echt 34 niveaus die daarover moeten beslissen en dan nog heel veel moeten discussiëren over wie welke verantwoordelijkheid heeft. Voor Belgische begrippen zijn de beslissingen om de cultuursector te ondersteunen echt verrassend snel genomen. Op het nationaal niveau is een sociaal vangnet gespannen waarbij zelfstandigen een overbruggingskrediet krijgen. Mensen met een vast contract kunnen tijdelijke werkloosheid krijgen. Freelancers met korte contracten (die dus niet dat zelfstandige statuut hebben) kunnen ook gebruik maken van een tijdelijke werkloosheidsuitkering. Daarvoor moeten zij wel getekende contracten voor de geplande opdrachten kunnen tonen. Het is echter gebruikelijk dat dit soort contracten pas op de dag zelf getekend worden. Dus alle opdrachten die wel al afgesproken, maar nog niet officieel getekend waren bij het begin van de lockdown op vrijdag 13 maart, konden niet gecompenseerd worden. Veel freelancers kunnen dus op niets terugvallen. Het is niet gelukt om voor iedereen in de sector een sociaal vangnet te regelen, maar de minister van Werk heeft afgelopen vrijdag bekend gemaakt dat er een regeling komt voor de gaten die er nog zijn.’
‘Op Vlaams niveau is er dan weer een noodfonds aangekondigd van 200 miljoen euro, maar dat zal cultuur moeten delen met ook jeugd, sierteelt, media… Deze week gaan ze bedisselen hoe het geld verdeeld wordt. Daarna moet er nog een plan uitgerold worden over wat ze precies met dat geld gaan doen. Het is duidelijk dat het geld binnen de cultuursector vooral naar de organisaties zal gaan, vanuit de veronderstelling dat het geld via de organisaties weer naar de kunstenaars stroomt, maar ik vrees dat dat iets te makkelijk gedacht is.’
‘Ik heb wel het gevoel dat de situatie over het algemeen iets minder erg is dan in Nederland, maar ik volg het in Nederland daarvoor te weinig. In elk geval heeft geen enkele politicus hier gezegd: ‘die zzp’ers hebben er zelf voor gekozen zo te werken’. Al hebben we een centrumrechts bestuur, de overheid wil wel zoveel mogelijk mensen minimaal ondersteunen. Je voelt dat de coronacrisis helpt om een aantal tegenstellingen weg te werken. Het kabinet van minister Jambon (N-VA) is nu eigenlijk opvallend meegaand en luisterbereid naar noden die weerklinken uit de sector. De ramkoers waarop de nieuwe minister een paar maanden geleden is begonnen met besparingen op projectsubsidies -het meest precaire deel van het veld- is teruggedraaid. De confrontatiepolitiek van het begin die is weg. Dat is verrassend eigenlijk, het strookt niet met de ervaring die we hebben van de laatste jaren.’
In 2016 opende je het Vlaams Theaterfestival met een State of the Union. Toen riep je op tot meer solidariteit in het veld; is er inmiddels meer sprake van solidariteit?
‘Het bewustzijn over de ethische consequenties van de keuzes die we maken is de afgelopen vier jaar wel gegroeid. Alleen is het nog steeds een grote zoektocht om solidariteit in de praktijk te implementeren. Iedereen wil wel, maar het is niet zo gemakkelijk; de praxis ontbreekt nog. Met deze crisis moest ik ook terugdenken aan mijn State of the Union. Die oproep naar solidariteit was toen meer theoretisch, ethisch en principieel. Nu is het noodzakelijk om daar in de praktijk beslissingen over te nemen en structuren te hervormen.’
‘Je kunt bijna niet anders dan solidair zijn: omdat deze crisis zo hard de essentie van je ‘businessmodel’ raakt. De hamvraag is dan: val je terug op een soort rudimentair individueel afweersysteem waarin je vooral probeert je eigen praktijk te redden zoals die was, of probeer je daar bovenuit te stijgen en echt iets anders te zoeken? De woorden neigen naar de laatste optie, maar de daden toch naar de eerste.’
Hoe zie je dat het veld reageert op de crisis in Vlaanderen?
‘Er ontstaat nog geen collectief gevoel, althans ik heb niet het gevoel dat er veel overleg is. Voor een deel gebeurt dat wel bij de officiële speler oKo (overleg Kunstenorganisaties). Zij doen voorstellen voor het beleid dat erop gericht is hoe we onze ‘exit’ kunnen realiseren, maar die zijn wellicht weinig radicaal en vooral gericht op ‘back to normal’, voor zover dat gaat. Het is ook een moeilijke vraag: is het nu wel de geschikte tijd om radicaliteit toe te laten? In theorie wel natuurlijk, maar in de praktijk is het vooral proberen overleven. Zo vallen we terug op onze basale overlevingsmechanismen en gewoonten.’
‘Er is wel veel creativiteit: zowel individuele artiesten als productiehuizen zoeken naar alternatieve manieren om toch hun plannen uit te voeren en bij hun publiek te geraken. Je hebt organisaties die echt hun programma hebben omgegooid, maar je hoort ook over manieren waarop huizen terug gaan opstarten voor minder volk: de achterkant van de schouwburg gebruiken; buiten spelen. Nu is de fase aangebroken dat zoomvoorstellingen iets verder beginnen te gaan dan enkel een filmpje uitzenden. Langzaam wordt er meer vanuit artistiek oogpunt gedacht over hoe we dit medium kunnen gebruiken. Dat gebeurt natuurlijk allemaal vanuit een groot verlangen om te blijven doen wat we deden, en het zal wel boeiende resultaten opleveren. Maar er is weinig echt fundamentele reflectie over de toestand waarin we zitten en wat dat betekent voor onze rol in de samenleving. Dat mis ik een beetje.’
‘Voor een artiest is het verlangen je te willen blijven uitdrukken natuurlijk normaal, nog los van het geld dat je er misschien mee verdient, maar tegelijkertijd zou je verwachten dat er toch iets meer besef is over welk cruciaal kantelmoment we op dit moment beleven. Die provinciale besparingen op cultuur in Brabant, dat is nog maar het begin, vrees ik. Komen we er als sector wel goed uit? En als het antwoord daarop ‘nee’ is, moeten we dan niet iets anders gaan doen dan elk voor zich zo goed mogelijk proberen op te starten voor een heel select publiek?’
Wat zou je zelf hopen voor het veld?
‘Wat ik bijzonder zou vinden, is een gezamenlijke campagne voor een people’s bailout in plaats van het redden van de grote aandeelhouders van klimaatvervuilende bedrijven, voor de mens in het centrum in plaats van de economie, voor een basisinkomen, noem maar op. We zitten zeker nog zo’n drie maanden vast en misschien kunnen we een beetje heropstarten en wat kleine dingen doen, maar er gaat zich straks een strijd afspelen. Een strijd tussen de winnaars van het systeem, dat we gemakshalve het neoliberaal kapitalisme kunnen noemen, en degenen die er altijd al de verliezers van waren. Dat gaat veel breder dan theater of de kunsten alleen. We zijn met zovelen die net overleefden om de beurskoersen tevreden te houden, maar je vraagt je af of ze dat straks nog steeds kunnen. Als dat het risico is, en die lobby van de winnaars is al volop bezig, moeten we dan niet samen een grote campagne beginnen voeren voor de juiste investeringen?’
‘Er is nu heel veel creativiteit, maar waarvoor gaan we die inzetten? Ik denk dat we het niet alleen voor onszelf moeten inzetten, maar voor een algemene sociale kanteling die op dit moment aan het gebeuren is. We hebben allemaal gezien waar het echt om ging in de crisis: zorg, voedselvoorziening en ook cultuur om troost te bieden aan iedereen die nu opgesloten zit. Maar dat zou wel eens allemaal snel vergeten kunnen worden. Het is nu aan ons om echt aandacht te claimen voor de basisrechten van de 99%!’
‘Ik denk dat de cultuursector veel power heeft. We hebben grote gebouwen, veel symbolisch kapitaal, honderden creatieve beeldenmakers en verhalenvertellers die nu werkloos thuis zitten. In Vlaanderen is het ook nog altijd zo dat bekende kunstenaars zwaar wegen. Zij kunnen het politici moeilijk maken als ze bepaalde uitlatingen doen.’
Wat is de rol voor de kunsten in deze crisis?
‘Vaak wordt gezegd: wij zorgen voor de troost of de verbeelding, de ontspanning of het wegdromen en dat hebben we inderdaad in overtal gezien. Maar het gaat over meer dan dat. Ik denk dat de rol van kunst en cultuur erin ligt dat ze probeert te analyseren wat er echt aan de hand is in de samenleving. Daar metaforen voor gebruiken, omdat die alles soms meer visueel en helder kunnen maken dan dat journalisten of onderzoekers dat met hun reportages of cijfers kunnen aantonen. Kunstenaars kunnen proberen om meer een verbeelding van een alternatief te installeren.’
‘Er zit ontzettend veel potentieel in kunst: in het proberen een verhaal te vertellen en daarnaast in het proberen om dat verhaal ook te laten binnenkomen – want dat zijn twee verschillende dingen. Maar de vraag is nu heel erg: wat is ons verhaal dan? We denken als kunstenaars en cultuurorganisaties natuurlijk allemaal zo individueel, dat we misschien niet één verhaal kunnen vertellen. Toch heb ik wel het gevoel dat er te weinig nagedacht wordt over wat zo’n verhaal zou kunnen zijn. En wat het op dit moment bijna moet zijn voor ook de kunsten straks langs het afvoerputje weg drijven.’
‘Ik moet altijd terugdenken aan een campagne uit 2014: ‘Ik kies voor kunst!’ Dat was een gezamenlijke campagne van de hele kunstensector in aanloop naar de verkiezingen in Vlaanderen en België. Mensen werden op een creatieve manier gewezen op het belang van kunst, omdat het daar totaal niet over ging in de verkiezingsdebatten. Zo’n gezamenlijke campagne had ik tot dan toe nog nooit gezien: de hele sector vertelde samen één verhaal. Nu hebben we behoefte aan een soort ’Ik kies voor de mens!’ of ‘Ik kies voor de samenleving!’. Het klinkt bijna naïef hè: ‘we moeten een collectief thema kiezen,’ maar ik heb het gevoel dat het zo acuut en urgent is, omdat er iets beslissends aan het kantelen is. Dat kan in ons voordeel uitdraaien, maar ook heel erg in ons nadeel.’
Waar ben je bang voor?
‘Het gebruikelijke economistische discours is nu gewisseld in het voordeel van een aantal waarden die we altijd met tegenwind hebben moeten verdedigen: recht op gezondheid en een sociale basisvergoeding, elkaar steunen, de overheid die overal bijspringt. We hebben de wind nu mee, maar die kan snel keren. De ‘exit’ treedt nu in en ik denk dat we snel een ander soort discours gaan krijgen: ‘we hebben een gigantisch gat geslagen en moeten de economie terug aanzwengelen. Sorry beste cultuursector, jullie staan niet aan de kant van de ontvangers, we moeten nu eenmaal investeren in wat er echt toe doet…’ Ik denk dat we onderschatten hoe snel dat discours terug zal komen. Daar moeten we ons op voorbereiden en dat gaat niet door elk ons eigen hachje proberen te redden.’
‘Misschien denk ik te veel in doemscenario’s, ik twijfel daar ook over. Maar wat we zeker weten, is dat er in de corona-samenleving die straks ‘normaal’ wil draaien, veel meer geselecteerd zal worden: de gezonden en de niet-gezonden, de productieven en de niet-productieven. Ik vrees voor een maatschappij op twee snelheden die nog meer uit elkaar drijft. De vraag is: aan welke kant ga je staan? Dat mag misschien een heel ideologische kijk op het geheel zijn, maar ik vind dat die net nu wat ontbreekt. Terwijl theater niet al zeker kan zijn dat het aan de goede kant van het verhaal ingedeeld zal worden. Als we ons daar niet bewust van worden en niet zoeken naar een manier om daar mee om te gaan… dan vraag ik me af… ik heb er niet een al te groot vertrouwen in dat het allemaal goed gaat komen.’
Wat is de rol van de kunstcriticus in deze crisis?
‘Ik heb die rol altijd iets ruimer ingevuld dan enkel iets over een individuele voorstelling of artistieke tendens zeggen. Ik noem mijzelf liever een cultuurcriticus – in mijn dromen ben ik misschien zelfs wel een tijdscriticus. De link leggen tussen wat er maatschappelijk gebeurt en wat je in de kunsten ziet gebeuren, daar ligt voor mijn gevoel mijn meerwaarde: een rood ‘pinklichtje’ proberen te zijn van wat er maatschappelijk aan het gebeuren is. Niet dat niemand anders dat zou zien, integendeel, maar als criticus heb je de luxe van een breder forum om constant te bevragen of de dingen zoals we ze doen wel zo evident zijn als ze lijken. Zowel wat er artistiek gebeurt op de scène als de organisatie van het veld. Soms heb ik het gevoel dat daar te snel aan voorbij wordt gegaan. Dan speelt mijn ego op.’
‘Wij moeten uit de rol van de product-aanprijzer stappen en meer uitzoomen: wat staat er op het spel in plaats van: is het spel gelukt of niet? Ik denk dat dat vandaag dubbel en dik nodig is. Misschien moet iedereen wat meer criticus worden?’
Naar wiens reflectie ben jij benieuwd?
‘Ik wil graag Quinsy Gario voorstellen. Ik denk dat we nu veel kunnen opsteken van mensen die al veel langer weten wat het is om in deze samenleving in de tegenwind te staan, voor wie het nooit ‘normaal’ gevoeld heeft, laat staan dat we ernaar zouden kunnen terugkeren. Dat zijn vandaag de ware critici.’