‘Dit is mijn verhaal’, bijt Édouard Louis (gespeeld door Laurenz Laufenberg) zijn zus toe, halverwege de voorstelling Im Herzen der Gewalt. Ze hebben het over kerstavond 2012, de nacht waarop Louis door een onbekende man wordt beroofd, verkracht en met de dood bedreigd. (meer…)
Het oogt allemaal heel eenvoudig. Een paar acteurs die samen de draak steken met het spelen van toneel. Maar spelevarend op de grens van schijn en werkelijkheid – met acteurs die acteurs spelen en regisseurs die doodgaan en begraven worden op het toneel, en een souffleuse die niet eens speelt dat ze niet speelt – dringt langzaam de ingewikkeldheid van het leven door, op een manier die je alleen in het theater aantreft.
De oude vrouw doet wat ze haar leven lang heeft gedaan, souffleren. Cristina Vidal steekt met haar grote, in het zwart gehulde lichaam af bij de jeugdige elegantie van de spelers, die haar stemmen vertolken. De een spreekt haar gedachten, de ander wat ze daadwerkelijk zegt in gesprek met een regisseur, die haar een onoorbaar voorstel doet, namelijk zichtbaar te worden en hoorbaar, het stralende middelpunt zelfs van een voorstelling die speelt temidden van de ruïnes van het oude theater, waar zij van jongs af aan mee is opgegroeid. Ze vindt het allemaal onzin, vertelt ze hem bij een kop koffie in het meetingpoint van de artiesteningang van het Nationale Theater.
Zo helder en letterlijk als deze raamvertelling is opgezet, zo is ook het decor. Minimaal en licht, met loshangende, doorschijnende witte gordijnen en hier en daar een kamerplant. Ook de spelers proberen zo transparant mogelijk te zijn in hun spel. Het oude theater – Sophocles, Tjechov, Racine, Molière en Shakespeare komen voorbij – wordt louter in herinnering geroepen door de verhalen van Vidal te vertellen en de scènes waar zij aan hecht te spelen.
Langzaam worden we, met de regisseur die haar bij een groot aantal koppen koffie probeert over te halen, deelgenoot van het perspectief van de souffleuse, van haar even bescheiden als kritische blik op het binnenwerk van het repertoire-theater. Cristina Vidal is de ideale getuige, juist omdat ze zo geniet van haar onzichtbare positie, aan de zijkant of de achterkant van het toneel.
Vidal geeft toe dat ze zo van theater houdt dat het echte leven haar weleens tegenvalt. Dat het geluid van een voorbij rijdende trein of het licht van laaghangende mist beter kan. Dat ze een innig liefdespaar op een bank in het park betere woorden zou willen influisteren voor hun clichématige gesprek. Het in alle rust oproepen van dit soort kraakheldere beelden, vol humor en mededogen voor het toneel van de grootse illusie, toen er nog geld was om een timmerman drie maanden aan een doodskist te laten werken of glas en lood te bestellen in Italië, maakt Sopro indrukwekkend.
Regisseur en toneelschrijver Rodrigues zit met zijn tekst en regie heel dicht op de huid van Vidal, maar hij laat haar (en daarmee ook het oude theater) geheel in haar waarde. Al staat er een rode sofa op het toneel, er wordt niet te veel aan diepte-psychologie gedaan. Alles draait om de details van de uitvoering. Het vak gaat voor alles, zoals ook de voorganger van Rodrigues, de regisseur en steractrice van het eerste uur demonstreert. Zij stelt liever een behandeling voor longkanker uit, dan dat ze een première uitstelt.
Verschillende beroemde sterf- en afscheidsscènes komen voorbij en langzaam verandert de haast kinderlijke lol van het spelen dat je dood bent naar een diepere gevoelslaag, die gaat over dingen (rollen en stukken) nieuw leven inblazen en zo zelf ook iets van het bestaan begrijpen. Sopro betekent adem.
Regelmatig waait er een flinke wind over het toneel, via de geluidsboxen en door wat gewapper van de gordijnen. Die wind brengt niet alleen de woeste weidsheid van oude effecten in spel en enscènering in gedachten, maar verwijst ook naar de soberheid van de nieuwe dramaturgie, waarin spelers als dansers op een leeggehaald toneel staan, met de tekst in de hand, zich afvragend hoe de dingen zich ten opzichte van elkaar zouden kunnen bewegen, hoe we ze ons nu precies moeten voorstellen.
Rodrigues voegt aan de lange traditie van Discordia, Dito Dito, Stan, Dood Paard en ’t Barre Land een bepaalde zachtaardigheid toe. Bij hem maakt de wanhoop, het gewedijver of het cynisme over de ware toedracht plaats voor het maken van contact tussen spelers en publiek. In Sopro verbindt hij op subtiele wijze de nijging van toneelmensen om het theater boven alles te stellen met een verlangen om te leven. Hij toont aan hoe wezenlijk toneelspel is, en dat het spelen met schijn en werkelijkheid van alle dag is, van iedereen.
Foto: Christophe Raynaud de Lage