Midden op het toneel staat een enorme drankfles, tot de rand gevuld met kolkende witte rook. Wanneer vader Janus (Tomer Pawlicki) de fles op zijn kant legt en erin kruipt om er te slapen, sijpelt de rook de fles uit, en omhult langzaam de gedaante van zoon Patichek (Manja Topper). Die blijft op dat moment koppig tegen zus Shir (Paul Knieriem) volhouden dat papa de boel zal oplossen. De thematiek van de voorstelling wordt zo gevangen in een eenvoudige symboliek. (meer…)
Machtsspelletjes, stoken, manipulatie, vechten, slijmen; maar ook: echt blij met elkaar zijn en voor elkaar zorgen: niets menselijks is kleuters vreemd. De kinderen in Het klasje van Riki van de Toneelmakerij staan elkaar nog net niet naar het leven, maar het scheelt niet veel. Deze tekst van David Grossman laat vooral zien dat goed en kwaad in de mens er al vroeg in zitten.
Als Joris een snotneus heeft, dan moet Didi die komen wegpoetsen. Joris is namelijk een kleuter die wel stoer doet, maar tegelijkertijd heel onzeker is. En Didi is het moedertje, de zorgzame in de kleuterklas. Zij poetst, ze wast poppen en klasgenoten, ze ruimt op.
Het klasje van Riki (1988) is een tekst van de Israëlische schrijver David Grossman. Het verhaal over twee dagen in het leven van een klasje met vierjarigen is in vele talen gespeeld. Judith Herzberg verzorgde de Nederlandse vertaling. In deze productie van De Toneelmakerij spelen acht studenten van de toneelscholen in Amsterdam, Arnhem, Utrecht en Maastricht, onder regie van Paul Knieriem. De tekst van Herzberg is voor deze gelegenheid bewerkt door drie van de acteurs.
Vier lage kleutertafeltjes met dito stoeltjes, stiften, tekenpapier, een doos met speelgoed en eentje met knuffels. Het is de bekende biotoop van vierjarigen. Tegelijkertijd heeft deze kleine wereld alle kenmerken van de volwassen wereld. De kinderen zijn competitief, op het oorlogszuchtige af. Zodra de natuurlijke ‘leider’ afwezig is, probeert een ander de ’troon’ over te nemen. Ze doen spelletjes en spelen vals. Ze pesten nu eens de een, dan weer dan ander. Ze maken elkaar het leven zuur door vertrouwelijke informatie in de groep te gooien. Ze proberen bij elkaar in het gevlei te komen om ten minste een speelkameraadje voor die ene dag te hebben.
Iedereen heeft een vaste ‘rol’ en kan daar ook niet vanaf. Zo heeft Noa een taalachterstand, en ze spreekt in derde persoon enkelvoud over zichzelf: ‘Noa wil winnen’. Kim wordt opgevoed door haar ‘Omama’ die haar mishandelt. Didi zorgt en moedert op het dwangneurotische af. Freek is een agressieve ADHD’er die weet dat hij niet geliefd is. Sem heeft zoveel last van faalangst dat hij hevig geconstipeerd is. Eigenlijk hebben deze kinderen allemaal een barstje, al valt dat bij het ene kind méér op dan bij het andere. Bij een aantal speelt de suggestie van seksueel misbruik aan het thuisfront.
De woorden van de ouders klinken door in de teksten. ‘Die rotzak is nog bij die heks van hem’: je hóórt in de tekst van het kind de woorden van de verlaten moeder. De instructie van alle ouders is echter: geen vuile was buitenhangen. Dus passeren vreemde dingen op een eufemistische manier de revue: een vader plast samen met zijn zoon, een moeder slaapt bij haar dochter. De juf Riki uit de titel is zelf de grote afwezige in het stuk: er is feitelijk geen toezicht van volwassenen op deze roedel ongetemde jonge wolven.
Regisseur Paul Knieriem benadrukt dat deze voorstelling wordt gespeeld door studenten, acteurs die nog niet volleerd zijn, en dat we ze als publiek dus niet persoonlijk op de korrel moeten nemen. Hij laat zijn personages kiezen voor een persoonlijke lichaamstaal, die veelal samenhangt met hun ’tic’, of met de persoonlijkheid die ze neerzetten. Die lichaamstaal is in het gunstigste geval afgekeken van de manier waarop kleuters inderdaad bewegen. Zo is Didi een pleaser die huppelend en flemend door het leven gaat in een spierwit jurkje, met naar buiten gedraaide voeten en wapperende armen. Noa houdt haar konijnenknuffel krampachtig onder haar arm geklemd, buikje naar voren, de punten van de voeten naar elkaar toe.
Die kleuterachtige lichaamstaal komt bij de ene acteur beter uit de verf dan bij de andere. Bovendien lukt het niet iedereen ook echt in die rol te blijven wanneer hij of zij niet zelf ‘aan de beurt’ is. Timing en ritme in de tekstbehandeling zitten nog niet overal lekker.
Het is niet helemaal duidelijk waarom Knieriem een man en een vrouw in travestie laat spelen: het meisje Noa wordt vertolkt door een man met een baard en het jongetje Freek door een vrouw in camouflagepak en met een petje achterstevoren op. Hint Knieriem hier naar het gendervraagstuk, of kan een vrouw op toneel gerust een mannenrol spelen en andersom? Dat komt er niet uit.
Deze minpunten laten onverlet dat Het klasje van Riki een interessante voorstelling is. De tekst van deze jeugdvoorstelling is in feite snoeihard en houdt zowel jongeren als volwassenen een spiegel voor. Het idee dat het kwaad deels aangeboren is, en dat kinderen daarnaast zowel positief als negatief worden beïnvloed door hun opvoeding, is overtuigend uitgewerkt. Het verhaal zwalkt weliswaar een beetje en ontspoort naar het einde toe, maar dat vergeef je deze acht aankomende acteurs graag. Je gelooft hen, je gaat mee in hun wereldje. En dat is een knappe prestatie.