De korte opera’s Pagliacci van Ruggero Leoncavallo uit 1892 en Cavalleria Rusticana van Pietro Mascagni uit 1890 worden vaak als een twee-eenheid gebracht. Ze hebben in elk geval gemeen dat ze tot de laatnegentiende-eeuwse Italiaanse stroming van het verismo behoren, de equivalent van het realisme in de literatuur. En ze zijn razend populair. (meer…)
Was het nou moord of zelfmoord? Met die vraag stuurde Miranda van Kralingen het première-publiek na afloop van Pagliacci de ijzige kou in. Al bijna een eeuw lang steekt de paljas zijn overspelige Nedda in de beroemde eenakter van Leoncavallo overhoop, maar bij Opera Zuid grijpt Nedda de hand van Pagliacci en pleegt een soort hara-kiri op zijn Italiaans.
Het is een van die kleine details waarmee het regisseurs-duo van Kralingen en Nynke van den Bergh de smartlap meer psychologische diepgang geven. Bij Opera Zuid is Nedda niet louter slachtoffer. Haar dood is niet zijn door jaloezie gedreven daad, maar haar keuze.
De Pagliacci van Opera Zuid – het regiedebuut van artistiek directeur en sopraan Miranda van Kralingen – is een vrolijke en toch ook dramatische voorstelling. Soms wat rommelig qua toneelbeeld en muzikaal niet altijd perfect, maar zeker een beziens- en beluisterenswaardige productie. Van Kralingen breekt met de traditie om de eenakter in combinatie met Cavalleria Rusticana van Mascagni uit te voeren. Af en toe piept Mascagni nog om de hoek, want in de half uur durende proloog die Van Kralingen toevoegde klinken uit de orkestbak thema’s uit de Rusticana. Het is een prachtige en bijna filmisch geënsceneerde proloog, met een sfeervol toneelbeeld van een haven in een Italiaans dorp.
We zien de circusartiesten per boot arriveren, horen originele Partizanenliederen en een vrouwenstem die verhaalt van hoe het circus na de oorlog terugkwam in haar dorp. Naadloos vloeit deze proloog over in de eigenlijke opera die zich in datzelfde decor afspeelt. Een prachtige vondst waarmee Van Kralingen het thema breder trekt dan de liefdesperikelen tussen Nedda en Pagliacco, door tegelijk te verwijzen naar allerlei politiek-maatschappelijke conflicten.
Een uitstekende zet bleek ook de samenwerking met de jonge artiesten van de circusopleiding van Codarts. Hun capriolen gaven de voorstelling vaart en schwung: het speelplezier van de jonge zangers en circusartiesten spatte van het podium af. Johann Valdimarsson was een perfecte Paljas en vond in Fenna Ograjensek een waardig tegenspeelster voor wie de rol van Nedda vocaal weliswaar iets te hoog gegrepen was, maar die desondanks overtuigde. Glansrollen waren er ook voor Nederlands talent als Willem de Vries en Martijn Sanders en in de bak leverde het Limburgs Symfonie Orkest onder leiding van Per-Otto Johansson uitstekend werk. Wanneer je als klein operahuis met jong talent dit niveau weet te bereiken verdien je alle lof.
(foto: Morten de Boer)