Annick Boer gaat in haar tweede solovoorstelling Deze is nog beter als cabaretier voortvarend verder waarmee ze in haar eerste, Dat is goed gelukt, was begonnen. Door het leven fladderen, vrolijk tobbend haar leefwereld beschouwen en ook zichzelf de maat nemen. ‘Zullen we blijven dansen?’ is haar laatste vraag en tegelijk aanbeveling. Goed idee. (meer…)
In Dat is goed gelukt! maakt Annick Boer haar debuut als cabaretière, maar onervaren op het podium is ze allerminst.
In een liedje waarin ze haar cv opsomt, komen uiteenlopende namen voorbij, die vele malen bekender in de oren klinken dan haar eigen naam. Als ze praat klinkt haar stem precies als die van Brigitte Kaandorp, dus die gaat er ook nog eens met alle erkenning voor haar stemacteerwerk vandoor. Haar naam stond nooit op de posters, er was altijd wel iemand bekender. Daar komt nu verandering in, want Annick Boer staat als solist in de theaters.
In levenden lijve is met name de vergelijking met Brigitte Kaandorp snel gemaakt, als ze met haar droge stemgeluid ad rem een-tweetjes doet met haar publiek. Maar al snel blijken we met een compleet andere persoonlijkheid te maken te hebben. Boer is namelijk niet warrig en onverschillig, zoals haar collega, maar juist overbezorgd en precies. Een dagje oppassen op haar stiefzoon is een aaneenschakeling van dodelijke beren op de weg, elke keer dat een onbekende vrouw haar man belt, weet ze zeker dat ze verlaten wordt. Waar het bij Kaandorp compleet uit de hand loopt, valt het bij Annick Boer uiteindelijk gelukkig mee.
Haar angsten vormen de bruggetjes tussen de prachtige liedjes die Boer voor haar publiek wil zingen. Liedjes uit het aloud bekende kleinkunstrepertoire, zoals ‘Jaloezie’ en – met een eigen tekst – ‘Op één been kun je niet lopen’. En een paar nieuwe van eigen hand, die haar soepele sopraan goed tot zijn recht doen komen. De hoge C floept er in haar openingsnummer al vrij gemakkelijk uit, later volgt nog een stuk opera van Verdi, alles kundig begeleid door haar pianist Jean Louis van Dam.
Hoe uitstekend de uitvoering ook is, deze showcase van talenten vertroebelt het verhaal dat Boer wil vertellen. Ze springt van de ene leeftijdsfase naar de andere en zet verschillende verhaallijntjes uit, zonder die met elkaar te verbinden. Leuk zijn de verhalen over haar spannende vrijgezelle bestaan van een paar jaar geleden – waar het middernachtelijke gamba’s bakken in moeilijke lingerie absoluut tot de verbeelding spreekt. Maar deze verhalen zijn moeilijk te rijmen met haar worsteling met (stief)moederschap, die ook een paar keer terugkomt. Ze heeft zo veel te vertellen, dat alle verhalen noodgedwongen een beetje aan de oppervlakte blijven.
Na al die jaren van imitaties en rollen spelen, is ze duidelijk nog zoekende naar hoe haar persoonlijke cabaretstijl er precies uitziet. Toch valt hier en daar een glimp op te vangen van waar die naartoe zou kunnen gaan. In de snerende gesprekjes met haar pianist, of als ze vertelt over de avonturen met haar cabarettrio de Bifi’s laat ze zich van een ontspannen komische kant zien. In een bijzinnetje waarin ze zich laat ontvallen dat ze wegens omstandigheden zelf geen kinderen heeft gebaard, horen we haar persoonlijke pijn. Maar daarop moeten we nog even wachten, want ze zegt meteen: ‘Dat vertel ik wel in mijn volgende programma, als ik wat meer de diepte in ga.’
Foto: Randy Fokke