In zijn bewerking van Eindspel van Samuel Beckett zet Erik Whien, deels noodgedwongen, in op een minimalistische enscenering, die de focus legt op het spel – in alle betekenissen van het woord. Juist door de onnadrukkelijkheid van de regie wint het stuk aan inhoudelijke kracht.

Twee mensen (of vier, het is maar hoe je het bekijkt) wachten op het onvermijdelijke einde. Dat is, kort gezegd, het hele plot van Eindspel van Samuel Beckett. Een man genaamd Hamm en zijn ogenschijnlijke dienaar Clov zijn doorlopend in gesprek, af en toe onderbroken door Hamms stokoude vader en moeder Nagg en Nell, die om pap of een koekje komen bedelen. Hamm wisselt af tussen het geven van opdrachten aan Clov en het vertellen van een en hetzelfde verhaal. Het repetitieve gehalte van de tekst, vormgegeven in Becketts minimalistische en muzikale taal, suggereert eenzelfde soort existentiële impasse als Wachten op Godot.

Een van de meest frustrerende en tegelijkertijd interessante dingen aan het werk van Beckett is dat je als regisseur eigenlijk geen enkele vrijheid hebt in de enscenering. Iedere opkomst, afgang en beweging van de acteurs staat al beschreven en er mag geen millimeter van de tekst of regie-aanwijzingen worden afgeweken. Deze tirannie from beyond the grave zorgt ervoor dat een uitvoering van Becketts werk nooit echt verrassend is, maar ook dat de focus van iedere versie op de spelregie en de acteurs komt te liggen (en op de scenografie, die gelukkig niet aan al te veel eisen is gebonden – hoewel Beckett wel stipuleerde dat Endgame plaats moest vinden in ‘an empty room and two small windows’).

En met spelregie kan Erik Whien gelukkig wel uit de voeten. Zijn versie van Eindspel onderscheidt zich door de speelsheid van de acteurs, die de in potentie loodzware tekst van een enorme gelaagdheid voorzien door deels tegen de tekst in te spelen. Hans Croiset zet als Hamm een man neer die weliswaar streng met de scepter zwaait, maar vanwege zijn overduidelijke kwetsbaarheid nooit de nare oude man wordt die hij in sommige andere versies wel is. De manier waarop Croiset af en toe op de voor hem zo kenmerkende wijze met zijn stem in de hoogte schiet is ontwapenend – het geeft het beeld van een man die zich continu overschreeuwt om het naderende einde van alles maar niet te hoeven erkennen.

En de perfect gecaste René van ’t Hof is zo mogelijk nog beter als Clov. Waar hij op papier net zo verbitterd overkomt als Hamm, voorziet Van ’t Hof hem van een bijna kinderlijke energie, soms puberaal in zijn weerstand tegen zijn opdrachtgever en soms ontwapenend in zijn fysieke gestuntel met een ladder en een verrekijker. Het is razend knap hoe Van ’t Hof zo vorm geeft aan een personage dat aan de ene kant zegt dat hij ‘nooit een moment van geluk heeft gekend’ en er aan de andere kant toch voor kiest om bij Hamm te blijven. In veel andere versies lijkt het vooral een gevalletje Stockholm Syndroom, maar Van ’t Hof laat ook de mogelijkheid van oprechte liefde en een teder soort plichtsbesef toe.

Cas Enklaar en Elsje de Wijn verlenen Nagg en Nell eveneens een verrijkende luchtigheid. Ze lijken in de regie van Whien ondanks alles de gelukkigste personages in het stuk – de vaak terugkerende schaterlach van Enklaar om zijn eigen grappen werkt ontwapenend en ontregelend: zijn omarming van de totale uitzichtloosheid van de situatie vormt een mooi contrast met de controledrift van Hamm.

Hoewel het spel centraal staat en Beckett ook in zijn tekst vaak naar het theater zelf verwijst, ontsnap je er bij deze enscenering niet aan dat het stuk over het einde der tijden gaat. De personages, die af en toe een blik naar buiten werpen, leven in een wereld die bijna van al het andere leven is ontdaan. Zo krijgt Eindspel, dat geschreven werd in een tijd waarin niemand nog van de klimaatcrisis had gehoord, in deze tijd een extra lading: het stuk is niet alleen existentialistisch te lezen, maar ook existentieel: hoe gaan we om met de onafwendbaarheid van het einde van de mensheid? Zo bezien is dit Eindspel zowel aan ode aan als een satire op ‘spelen’: de mens als wezen dat zelfs in het licht van de ondergang in dezelfde rollenspelen verstrikt blijft, die pas volledig kan beslissen om de status quo de rug toe te keren als het allang te laat is.

Foto: Sanne Peper