De twaalfjarige Ali heeft een poëtische geest. Op een hete zomerse dag zit hij op zijn stadse balkonnetje te mijmeren over de schoonheid van zijn geboorteland dat hij acht jaar eerder heeft moeten ontvluchten. In zijn herinneringen lopen fantasie en werkelijkheid door elkaar, een dichter mag dat. Voor zijn geestesoog wordt zijn vaderland een idyllisch oord met goudgele woestijnen en een diepblauwe zee. (meer…)
Met vier geweldige acteurs en twee muzikanten, die van Bach naar marsmuziek, van chanson naar country schakelen, maken Theater Sonnevanck en De Nederlandse Reisopera van Orwells Animal Farm tijdloos muziektheater.
‘Alle dieren zijn gelijk, lang leve het dierenrijk’ klinkt het vierstemmig en optimistisch. De boer is verjaagd, de herenboerderij omgedoopt tot dierenboerderij. De dieren kunnen makkelijk zonder mensen, er moeten alleen wat regels worden opgesteld. Maar meteen gaat het mis, want ‘twee benen fout, vier poten goed’ scandeert wel lekker, maar hoe zit het dan met de kippen? Kipcriminatie! En waarom moeten de paarden al het werk doen, terwijl de varkens alles bedenken? En waarom mag Dellie (een van de rollen van Whitney Sawyer) al snel geen linten meer in haar haar?
Inderdaad, in Zwijnenstal volgt regisseur en tekstschrijver Marije Gubbels de grote lijnen van Animal Farm, de dystopische roman van George Orwell uit 1945. Een roman die al vele malen bewerkt is, als film, tekenfilm en theatervoorstelling, recentelijk nog door Jeroen Kriek en Yvon Haan voor The Young Ones.
Ook in Zwijnenstal draait het al snel om uitsluiting, privileges opeisen onder het mom van goed leiderschap, een vijand creëren om de eenheid te bewaren en angst zaaien. Ook de befaamde constatering ‘alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn meer gelijk dan anderen’ ontbreekt niet.
Zeer behendig brengt Gubbels een actuele laag aan. Door meteen aan het begin, nog voor de revolutie van de dieren, te verwijzen naar de bio-industrie. Ze voorziet het idealisme van Hagel (Ilse Warringa) met een betere toekomst voor iedereen – ‘ik heb een droom, onze eigen home sweet home’ – ook van een zwarte kant. Als zij samen met haar broer Admiraal (Rop Verheijen) weliswaar de koeien melkt, iemand moet het doen, drinkt zij die melk wel meteen op en deelt niet eerlijk. Zij zijn nu eenmaal beter in denken en hebben daarvoor die melk nodig.
Natuurlijk gaat het snel fout. Als Hagel is verbannen door haar broer, wordt de machine die iedereen gelukkig moet maken zo aangepast dat hij alle andere dieren reduceert tot een zo efficiënt mogelijke productie. President Admiraal, die moeite heeft met moeilijke woorden en lange termijn visies, woont dan al in het huis van de mensen. De schapen volgen hem: dat bord dat ‘niet in huizen wonen’ zei, betekent eigenlijk op huizen passen. En: hij woont er niet, hij kijkt door het raam. Regels veranderen door wie aan de macht is.
Ondersteund door vele grappen en de sterke vormgeving van Dieuweke van Reij en Sanne Oostervink en de belichting van Tim van ‘t Hof geven de muzikanten Frank Stukker (gitaar) en Robbrecht van Cauwenberghe (accordeon) de muziek van Thijs Borsten kleur. Majeur verandert in mineur, melodie in strakke mars. In een enkel nummer kan een monoloog veranderen in een duet en een verbeten kwartet, zonder de voortgang van het verhaal te vertragen.
In de slimme regie krijgt een duidelijke verwijzing naar mediapersoonlijkheid Britt Dekker gaandeweg een geheel een nieuwe lading. Zelfs het promotiemateriaal krijgt twee kanten: ouders krijgen een gebruikelijke flyer, kinderen het ‘Propagandaboekje Zwijenstal’ waarin alle dieren vanuit hun ideologisch gelijk de voorstelling duiden. Mooi is hoe geweld en dood niet getoond, maar gesuggereerd worden, maar tegelijkertijd zo duidelijk dat iedereen de pijn daarvan voelt.
Het is begrijpelijk dat deze voorstelling op voorhand al goed verkocht werd door alle marketingverwijzingen naar de serie die twee van de hoofdrolspelers tot BN’ers maakte. Ver voor dat succes speelden zij echter ook al voor Theater Sonnevanck en ze gebruiken hun bekendheid nu gelukkig niet voor een vrolijke feelgood-voorstelling. Want Zwijnenstal biedt een allegorisch verhaal dat voor de kinderen nieuw én ontzettend spannend is, dat alle ouders in de zaal zouden moeten kennen, omdat ze allebei te vaak als makke schapen meelopen, ongeacht politieke kleur. Het onderscheid tussen slecht en goed is minder duidelijk dan we graag zouden willen. Hierin schuilt de kracht van deze voorstelling. Gubbels toont niet alleen hoe pragmatisme via populisme naar fascisme kan voeren, maar ook de andere kant van blind geloven in een gedroomd vergezicht.
In haar vermomming als zwart schaap zorgt Hagel voor een nieuwe revolutie, al zijn kip Keet en werkpaard Knokker (Freek den Hartogh, ook sterk als schaap) dan al overleden. Dan herhaalt de geschiedenis zich, ditmaal met alle dieren in het huis. Het is tijdloos en actueel. Je kunt wel op de naam van je samenleving een nieuw etiket plakken, maar het speelvlak blijft een puinhoop. En opnieuw stelt Hegel voor regeltjes op te stellen, samen. Maar nu gaan alle dierenmaskers af en richt zij zich rechtstreeks tot kinderen én ouders in de zaal met die ene cruciale vraag die kinderen en ouders verbindt.
‘Wat vinden jullie?’
Foto: Sanne Peper