Traditionele klederdrachten behoren niet alleen tot het culturele erfgoed, ze inspireren ook tot verbeeldingskracht, tot nieuwe verhalen en beelden. Het Amersfoortse kunstenaarscollectief Het Wilde Oog, dat bestaat uit Hans Lemmerman en Inge van Run, laat in zijn fotoboeken werelden met elkaar botsen. Het tweetal regisseert bijzondere theatrale scènes die fotografen vastleggen. Het derde boek heet Corrie & Joseph en verbindt Spakenburgse klederdracht met het gedachtegoed van de Duitse beeldend kunstenaar en performer Joseph Beuys (1921-1986). Werelden van uitersten ontmoeten elkaar: traditie versus rigoureuze vernieuwing. 

Het Wilde Oog trof in 2000 enkele Spakenburgse vrouwen aan in het straatbeeld van Amersfoort. Dat veranderde hun manier van kijken: de vrouwen durfden het aan zich in klederdracht te tonen in de moderne wereld. Ze verlieten de vertrouwdheid van hun voormalige vissersdorp aan de voormalige Zuiderzee. Deze Spakenburgse vrouwen werden de muzen van Het Wilde Oog. Ze vonden drie van hen bereid ruim zeventien jaar lang deel te nemen aan het theatrale fotoproject dat uiteindelijk zou resulteren in Corrie & Joseph: Corrie Koelewijn, haar zuster Wijmpje Koelewijn en als derde Hendrikje Kuis. Ook Mengsje Koelewijn deed mee in een aantal sessies.  Het Wilde Oog beschouwt de vrouwen als ‘de muzen van Jopseh Beuys’ en als ‘Spakenburgse diva’s’. In leeftijd zijn ze ongeveer gelijk aan Beuys.

Het project is meer dan groot, alles gericht op het schitterend vormgegeven en prachtig uitgegeven fotoboek met werk van fotografen als Wout Nooitgedag, Gijs Haak, Frank Auperlé en tal van anderen. De weg naar dit fotoboek is lang en boeiend. Contrast en dialoog zijn de sleutelwoorden. Laten we eerst naar het beeld kijken. De Spakenburgse diva’s worden gefotografeerd in telkens een extreem on-Spakenburgse entourage, zoals een pasfotohokje, op stations, in het Stedelijk Museum bij hedendaagse kunstwerken, op de bodem van een (leeg) zwembad, langs het IJsselmeer, in een windmolenpark aangelegd in de voormalige Zuiderzee, bij land art in de provincie Flevoland en zelfs in theaters als Agora in Lelystad en de Amsterdamse Stadsschouwburg. Achter elke setting zit een boeiend verhaal, uitgelegd in uitvoerige tekstbeschrijvingen.

Het Wilde Oog ontleent zijn kwaliteit aan theatrale composities. Schitterend is bijvoorbeeld de foto van Hendrikje en Mengsje in de Stadsschouwburg Amsterdam, op een foto van Nooitgedagt. De een draagt een zilveren schaal met tomaten, de ander gooit de tomaten. Dit als reminiscentie aan de befaamde Aktie Tomaat van oktober 1969 waarin twee studenten van de Amsterdamse Toneelschool tomaten gooiden naar acteurs van de Nederlandse Comedie tijdens de voorstelling van Shakespeares De Storm. Zoals deze studenten destijds meer aandacht vroegen voor engagement en politiek bewustzijn in het theater, zo vragen Hendrikje en Mengsje al tomaten gooiend aandacht voor de waardering van klederdracht en ‘eisen ze een plek op in de kunsten’, zoals Het Wilde Oog schrijft.

De foto is onweerstaanbaar, je kunt er uren naar kijken. De beide vrouwen staan vooraan in de verder lege zaal. De ene houdt de schaal met tomaten vast, roerloos. De ander gooit en in haar snelle beweging is ze wazig gefotografeerd. De zaallichten branden gedempt. Het theater speelt trouwens een grote rol in Corrie & Joseph; we zien hen afgebeeld in Schouwburg Kunstmin in Dordrecht en in het door Ben van Berkel gebouwde Theater Agora dat is opgetrokken uit grote, felle kleurvlakken en als een ruimteschip in de polder ligt, juist in die polder waar eens de Zuiderzee lag en de vissers uitvoeren naar bijvoorbeeld de Oost- en Noordzee. Over die zee schreef Corrie een mooi gedicht: ‘Mijn broer is verdronken in de Oostzee./ Hij zat op de grote vaart./ Het was zijn tweede reis./ Zeventien jaar oud was hij./ Mijn vader was visser./ Hij zei: In het water waar mijn brood ligt, is mijn zoon verdronken.’

Het theater speelt ook een rol in de beeldarrangementen waarin Het Wilde Oog samen met de Spakenburgse diva’s op bezoek gaat bij opslagplaatsen van professionele theatergezelschappen. Ze combineren de klederdracht met de stralend witte engelenvleugels uit de voorstelling Klaagliederen (1994) door Toneelgroep Amsterdam. Ook laten ze kostuumontwerpers als Rien Bekkers, Linda Eijssen, Marike Kamphuis en Dorien de Jonge oogverblindende variaties maken op de klederdrachten: het theater van nu ontmoet de klederdrachten van toen. En dan besef je dat klederdracht een sterk theatraal element bezit. Klederdracht impliceert identiteit, of zoals Het Wilde Oog schrijft: ‘Corrie, Hendrikje en Wijmpje, we denken dat ze in hun klederdracht zijn wie ze willen zijn.’

De tekstbijdragen zijn niet alle even toegankelijk, dat is jammer. Kunstenaar en schrijver Jan Hoek maakt een ingewikkelde vergelijking tussen klederdracht in Kenia van de Masai-cultuur en de Spakenburgse klederdrachten. Ook ziet hij relaties tussen Piet Mondriaan, Armando, Tom Claassen, Marijke de Goey en Bob Bonies. Dat is wel erg veel. Hij schrijft: ‘In de vrouwen en in de dracht liggen persoonlijke en collectieve herinneringen verscholen. Is de geschiedenis gematerialiseerd. De dracht past in de Nederlandse moderne kunsttraditie van geometrische helderheid.’ Maar hoe is hierin Armando te rijmen? Dan rijmt álles op klederdracht.

Mooi is het stuk van kunstcriticus Merel Bem, van de Volkskrant, die fraai uitlegt hoe de confrontatie tussen twee werelden uitstekend werkt bij foto’s van Corrie die met een plumeau de beelden van olifanten afstoft die beeldend kunstenaar Tom Claassen plaatste langs de A6 bij Almere. Iedereen kent de beelden, en nu zijn ze op de foto verrijkt met een Spakenburgse in klederdracht. Deze combinatie is ijzersterk. En toont de betekenis aan van dit fotoboek: theatrale fotografie die verrassende verbindingen legt.

Corrie & Joseph, Het Wilde Oog, 330 pagina’s, te bestellen via www.hetwildeoog.nl, met portokosten 42 euro. Foto: Het Wilde Oog / Wout Nooitgedagt