Op de openingsavond laat Cinedans 2016 de balans wat te ver naar het vermaak doorslaan, vindt Marijn Lems **
Het slotakkoord is maf maar mooi. Het is de wereld letterlijk op zijn kop. De laatste danser staat met zijn rug naar ons toe fier overeind op zijn schouderbladen: een lichaam zonder hoofd. In de zestig minuten daarvoor hebben vijf jonge musici John Cage-composities laten klinken. Zes jonge performers dansten de choreografie van Ederson Rodrigues Xavier.
Where are we going? And what are we doing? luidt de titel van het vertoonde. Het is een ogenschijnlijk toevallige verzameling van prepared en speelgoedpiano, dwarsfluit en ritselende krant, conservenblikken, garde en messen, typemachine, kriskrassende musici en door de ruimte bewegende of het podium aflopende dansers. Geheel in de geest van de Amerikaanse avant-gardecomponist John Cage, die samen met choreograaf Merce Cunningham de definities oprekte van wat muziek mocht heten en wat een dansvoorstelling kon zijn. Alles mag, als het maar genot oplevert voor oog, oor en geest.
Het is intussen honderd jaar geleden dat Cage op de wereld kwam en dat wilden Shuann Chai, de leidster van het muziekensemble, en Xavier samen vieren. In hun voorstelling komen twee maal twee werelden bij elkaar: die van de muziek en de dans en die van professionals en studenten, en dat is geen sinecure. De tien gekozen composities bestrijken een breed spectrum tussen akoestisch en elektronisch, tonaal en atonaal, gecomponeerd en geïmproviseerd. Van het percussieve en uptempo Musicircus via het wonderlijke Wonderful Widow of Eighteen Springs voor piano en stem tot de hakkelende en hamerende Suite for Toy Piano.
Kunnen de musici zich deels aan partituur en instrument vasthouden, de dansers zijn hun eigen houvast en instrument. Als de muziek geen strakke structuur of navolgbare melodielijnen biedt, moeten ze de beweging sturen met hun innerlijke ritme en zelfgemotiveerde impulsen. Dan kunnen muziek en dans de autonome sporen vormen waarnaar bovenvermelde heren verlangden en die tijdens een voorstelling in de toeschouwer samenkomen. Het is een allesbehalve eenvoudige opdracht voor deze jonge dansers, maar ze slaan zich erdoorheen. Kiezen ze bij tijd en wijle voor de sluiproute door bij het ritme van de muziek aan te haken, op andere momenten laten ze zien er voor en met zichzelf te kunnen staan.
Gelukkig ontbreekt ook de relativerende lichtheid en humor, die Xavier als danser eigen is, hier niet. Als de sopraan heftige aria-flarden ten gehore brengt, sterft een danser even als een zwaan. Als de pianist niet te stuiten is op haar speelgoedpiano, antwoordt de danser met een spottend gebaar. Maar als de musici prachtig samenspelen op hun gevonden voorwerpen, klappen de dansers hard.
(foto: Robert Benschop)