In Den Bosch is Festival Cement inmiddels in volle gang. De twintigste editie staat in het teken van HET MANIFEST. Dagelijks presenteert een maker, dramaturg, recensent of toeschouwer een pamflet als startpunt voor een dialoog over tendensen en ontwikkelingen in de podiumkunsten. Theaterkrant- en NRC-recensent Marijn Lems waagt zich aan een Manifest van de theatercriticus.
Objectiviteit bestaat niet, zeker in de kunst. Het is een waarheid die voor kunstcritici (of, for that matter, kunstvakdocenten) soms moeilijk te omarmen is: waaruit ontlenen ze hun bestaansrecht als er nooit sprake kan zijn van vaststaande feiten over wat ‘goede’ kunst is? Veel critici denken toch ergens dat hoe meer theater je ziet, hoe ‘beter’ je oordeel of je smaak is. Quod non. De smaak van de doorgewinterde criticus is niet objectief beter of slechter dan die van de persoon die voor het eerst naar het theater gaat (getuige ook het feit dat ook ervaren critici het totaal met elkaar oneens kunnen zijn). Dit manifest is een poging om het feit te omarmen dat we kunstwerken hooguit langs de meetlat van de persoonlijke smaak kunnen leggen, en tegelijkertijd te zoeken naar wat de waarde van de criticus dan is in een wereld die vergeven is van user reviews en digitale meningen.
1. Dood aan de valse objectiviteit. De eerste en belangrijkste stap is om ruiterlijk toe te geven dat de criticus een mening heeft die niet beter of slechter is dan die van ieder ander. Ieder argument dat is gebaseerd op zaken als ‘zo hoort Tsjechov niet gespeeld te worden’ of ‘dit gaat tegen de wetten van het theater in’, of dat anderszins een beroep doet op objectieve waarheid, dient naar de prullenbak verwezen te worden.
2. Omarm je subjectiviteit. Dat betekent niet dat iedere recensie een weifelende aaneenschakeling van ‘ik vind’ en ‘denk ik’ hoeft te worden. Ga staan voor je eigen kunstopvatting/poëtica. Vertrouw erop dat de lezer zelf uitgaat van het feit dat je een opinie met haar deelt, en je woorden kritisch tegemoet zal treden. Door consequent en transparant een opvatting over kunst uit te dragen zal de lezer je als criticus leren kennen en zelf bepalen of zij je ideeën interessant vindt.
3. De intentie van de maker en de reacties van andere toeschouwers zijn irrelevant. Benader ieder kunstwerk op dezelfde manier. Als je werk gaat beschrijven vanuit de intentie van de maker of vanuit wat ‘het publiek’ ervan vond, meet je je toch weer een positie aan die niet-subjectief is en pretendeer je iets objectiefs over het werk te kunnen zeggen. Bovendien dien je als kunstcriticus vanuit je eigen poëtica te schrijven en niet die van de maker over te nemen: je bent geen publiciteitsmedewerker (zie ook punt 9).
4. Stimuleer diversiteit. De radicale omarming van subjectiviteit brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee om het gesprek over kunst niet te laten domineren door een homogene groep (hoogopgeleide witte cis-mensen om precies te zijn). De kunstkritiek is gebaat bij een grote diversiteit aan stemmen. Het is dus je verantwoordelijkheid als criticus om anderen te verleiden zelf hun stem te laten horen, je redacties te stimuleren om een diverser personeelsbeleid te voeren, of nieuwe formats te verzinnen waar meerdere stemmen aan het woord komen.
5. Laat je voeden door de wereld. Een goede criticus is breed georiënteerd. Ze kijkt over de grenzen van de theaterwereld heen en is op de hoogte van wat er in de maatschappij speelt. Ze verdiept zich in andere kunstvormen, in de actualiteit, in moderne politieke en filosofische stromingen en in ontwikkelingen in wetenschap, media en technologie. Door de grote hoeveelheid invalshoeken die je zo voor jezelf creëert, houd je je werk relevant en onderscheidend.
6. Beperk beschrijvingen tot een minimum. Veel recensies doen de PR-tekst van een voorstelling nog eens dunnetjes over. Gezien het beperkte aantal woorden dat de meeste recensenten tot hun beschikking hebben is ieder woord dat je aan de beschrijving van wat er op het toneel gebeurt er een die je niet aan de beschouwing of analyse van het stuk kunt besteden. Wees daarom zeer terughoudend in het gebruiken van descriptieve passages: gebruik ze alleen als ze strikt noodzakelijk zijn om een analyse te ondersteunen. Verwijs naar de website van het gezelschap voor meer info over het stuk zelf.
7. Gebruik je emoties, maar ga er bewust mee om. Kunst is emotie. Een goed (of heel slecht) werk zal sterke gevoelens bij je oproepen. Blijdschap, verdriet of woede zijn een sterke en nuttige motor voor kunstkritiek, dus ga je emoties niet uit de weg. Het is echter wel je verantwoordelijkheid om die emoties te duiden, dus verklaar de toon van je recensie in de tekst zelf. Waarom werd je zo boos/blij/verdrietig/geil/bang/jaloers/nostalgisch van dit kunstwerk?
8. Alle kunst is politiek. Een kunstwerk, hoe abstract ook, representeert een visie op de werkelijkheid. Dit geldt misschien nog wel meer voor theater, omdat we in 99% van de gevallen met performers en daarmee met mensen te maken hebben. Welk(e) wereld- en mensbeeld(en) representeert het kunstwerk? Is die visie overtuigend, conservatief, naïef, oppervlakkig, vernieuwend, geestverruimend? Is ze utopisch of cynisch? Welke normen, waarden en rollenpatronen onderschrijft het stuk, en wat vind je daar als criticus van?
9. Kunstkritiek is er voor de kunst, niet voor de kunstenaars. Je moet je als kunstcriticus bewust zijn van de impact die je schrijven kan hebben op de kunstenaars waarover je schrijft, maar je kan je nooit door die consequentie laten leiden. Als kunstcriticus verdedig je een idee over wat goede kunst is, vanuit de overtuiging dat het belangrijk is dat er goede kunst wordt gemaakt. Dat het kritisch beschrijven van een stuk consequenties kan hebben voor de bezoekersaantallen of voor de reputatie van een kunstenaar is van ondergeschikt belang – nogmaals, je bent geen publiciteitsmedewerker.
10. Wees bereikbaar en aanspreekbaar. De noodzaak van eigengereidheid en autonomie brengt wel met zich mee dat je te allen tijde bereid moet zijn om verantwoording voor je werk af te leggen. Een criticus die niet bereikbaar is voor commentaar doet zijn werk niet goed. Dat betekent niet dat je op iedere comment moet reageren, maar als er een inhoudelijke vraag bij je wordt neergelegd, ben je het aan je positie verplicht om tekst en uitleg te geven.
11. Stimuleer het gesprek. Kunstkritiek dient het begin van een gesprek te zijn, niet het einde. De grootste dienst die je de kunst als criticus kan bewijzen is dat erover gesproken wordt en dat er duizenden verschillende perspectieven over ontstaan. Een goede criticus stimuleert het denken of daagt het uit, en geeft daar in zijn stukken aanleiding toe door originele invalshoeken en een hypersubjectieve lezing.
12. Onderscheid je in je schrijven, niet in je smaak. Als de smaak van de criticus niet de onderscheidende factor is ten opzichte van de eerste de beste Facebook-mening, dan is de kwaliteit van het schrijven dat wel. De criticus onderscheidt zich doordat ze als geen ander kan beschrijven wat de ontmoeting tussen haar en een theaterstuk heeft opgeleverd aan gedachten, emoties, inzichten en overwegingen. Zo wordt het werk van de kunstcriticus veel meer dan een antwoord op de vraag of een stuk de moeite van het bezoeken waard is, en veel meer een doorlopende conversatie met de lezer over de waarde van kunst.
3. De intentie van de maker en de reacties van andere toeschouwers zijn irrelevant.
8. Alle kunst is politiek.
De intentie van de maker en reacties van andere toeschouwers is juist irrelevant. Als je als recensent als enige niet kan lachen om een cabaretier moet je je toch gaan afvragen waarom dat zo is.
En niet alle kunst is politiek. Een voorstelling van Bertje Vis is kunst. Probeer daar maar eens politiek in te bespeuren.
Hee Jeroen,
– goed punt, maar dat ontken ik ook niet: als het goed is leg je in je recensie sowieso al uit waarom je een cabaretvoorstelling niet grappig vindt. Ik verzet me echter tegen je implicatie dat je iets fout doet als je ergens ‘als enige’ niet om kan lachen: zoals ik boven betoog is iedere individuele reactie even veel waard, dus ook die van de ‘enige’ persoon die de grappen niet grappig vindt. Dat kan juist een prettige tegenlezing zijn ten opzichte van de anderszins (blijkbaar) unanieme lof.
– ik heb zelf al in geen tijden meer een voorstelling van Bert Visscher gezien maar deze recensie van je nemesis Dick Zijp geeft je meteen al ongelijk. En ik moet zeggen: natuurlijk is het opvoeren van vrouwen- en ‘zigeuner’clichés politiek! Niet bewust politiek wellicht, maar natuurlijk valt Visschers leunen op stereotypen te bekritiseren. https://www.nrc.nl/nieuws/2018/02/11/bert-visscher-blijkt-nog-lang-niet-moe-a1591796
Ik zou toch ook wel een lans willen breken voor een meer inhoudelijke recensie. Tegenwoordig, en daar ben ik het helemaal met Marijn Lems eens, is een recensie veel te vaak een beschouwing, een letterlijke descriptie van wat er op het toneel gebeurt. En ook zoals hierboven verwoord, in helaas veel te veel gevallen, is de tekst een slap aftreksel van de pr-tekst zoals hij te vinden is op de site van het gezelschap/productiehuis of de flyer. Recenseren is een vak. En dat vak is aan verandering onderhevig, maar wat er tegenwoordig wordt geschreven is jammerlijk.
Over het het geheel beschouwd is een recensie inderdaad géén objectief schrijfsel. Het is altijd doordrenkt van de subjectiviteit van de schrijver. Máár laten we nu eens ophouden met de postmoderne instelling dat totale subjectiviteit de enige oplossing is. Hetzelfde als in veel theaterstukken een paar jaar geleden en nu soms nog steeds, recensies en theaterstukken worden ego-documenten. Bijna columns. Waarin het niet gaat over de kunst, maar over de recensent zelf. Er lijkt ergens teveel angst te zijn om uit te zoomen, om een groter perspectief te willen zien (vanuit het subjectieve).
En daarnaast, zoals ik deze reactie begon, zou ik willen pleiten voor meer inhoudelijke recensie. Zoals voorheen Loek Zonneveld deed en zoals in andere landen gewoonlijk is. Hij verbond de voorstelling met zichzelf, de geschiedenis en met het maakproces. Hij zag het als een totaalwerk. Wat ook zo beschreven moest worden. Wat voor bronnen zouden tijdens het ontstaan zijn gebruikt, hoe staat deze voorstelling in verhouding tot eerdere voorstellingen. Ook las hij de toneeltekst van tevoren, repertoire of nieuwe tekst, waardoor hij elk facet van het maken van een voorstelling probeerde te duiden. Misschien is dat het wel, dat het duiden tegenwoordig mist. Omdat de recensent óf de voorstelling als een ckv-student beschrijft óf totaal in zichzelf verdrinkt en alleen over zichzelf praat en zijn eigen subjectieve ervaring. En ook vooral maar blijft roepen dat het ‘ook maar een mening is’. Met als resultaat dat hij kan roepen wat hij wil en er vervolgens tegelijkertijd volledige afstand van kan doen. Want: ieder z’n eigen waarheid.
Een recensie zou voor mij het meest over het werk zelf moeten gaan, vanuit de blik van de recensent, maar die blik moet zich openen en verdiepen. Anders wordt een recensie niet meer dan een ’toeschouwersverslag’ door iemand die wel redelijk kan schrijven. Marijn, ik ben het met je eens dat er niet geveinsd moet worden dat er objectiviteit bestaat en dat iemand kan zeggen ‘deze voorstelling is … en …’ alsof dat een waarheid is. Laten we dat zien als de Moderne manier van recenseren. En wat jij beschrijft, de volledige subjectiviteit omarmen, als de Postmoderne manier van recenseren. Dan pleit ik voor een nieuw paradigma. Wat Loek eigenlijk al uitvoerde. Een totaalduiding vanuit het subjectieve.
Ik struikelde net als Jeroen ook een beetje over het punt dat de intenties van de maker irrelevant zijn. (Dat de reacties van het publiek niet meetellen kan ik wel in meegaan). Ik vind juist dat de (vermoedde) intenties van de maker het startpunt van je kritiek zouden moeten zijn.
Zo nu en dan lees je bijvoorbeeld nog wel eens in een recensie dat een voorstelling niet geëngageerd of ‘gevaarlijk’ genoeg was. Zeker waar het om cabaret gaat. Ik vind dat zo’n punt eigenlijk alleen gemaakt kan worden als je ernstig het idee hebt dat dat wel de intentie van de maker was een geëngageerde of gevaarlijke voorstelling te maken, maar dat die daar niet in geslaagd is.
Stel een maker besluit, in deze politiek onstuimige tijden, juist een programma te maken met als doel even de boze buitenwereld te vergeten, en even verbinding met elkaar te zoeken. En dat lukt ook nog. Dan is het vreemd om dat het verwijt te krijgen dat het niet gevaarlijk genoeg was, puur en alleen omdat de recensent dat misschien verwacht of gehoopt had.
Niemand zal je in een recensie over ‘Vallende man’ van ITA kritiek zien leveren op ‘de lage grapdichtheid’. Of bij improgezelschap Op Sterk Water dat ‘de scenes gebaat zouden zijn bij een strakkere eindregie’.
Kritiek die niet aansluit bij wat iemand heeft proberen neer te zetten is kritiek waar uiteindelijk niemand iets aan heeft. De maker niet, de theaterbezoeker niet (die door de kritiek zou kunnen denken dat het een ander soort voorstelling is, alleen dan minder geslaagd) en uiteindelijk de kunst in het algemeen ook niet.
Beste Jan,
bedankt voor je interessante overpeinzingen. Ik beperk me in mijn reactie tot de punten waarop ik het met je oneens ben!
– ik begrijp het verschil dat je aanbrengt tussen ’totale subjectiviteit’ en ‘een groter perspectief zien (vanuit het subjectieve)’. Je lijkt ‘subjectiviteit’ gelijk te stellen met ‘navelstaarderij’, wat me een verkeerde voorstelling van zaken lijkt: niet voor niets bepleit ik in punt 5 juist de inachtname van dat grotere perspectief.
– inderdaad was Loek buitengewoon goed in de combinatie van subjectiviteit en breder perspectief. Wat ik bij hem echter miste was een connectie met de actualiteit en de context van de tijd waarin we leven. Ik hoorde grappig genoeg laatst dat hij in het begin van zijn carrière juist zijn marxistisch activisme een belangrijkere rol liet spelen in zijn kunstkritiek; ik voel me zelf als schrijver meer verbonden met die incarnatie van Loek Zonneveld dan degene die ik actief heb meegemaakt. Voor mij is punt 8 dan ook heel belangrijk in mijn werk.
– dat je beaamt dat je mening een mening is betekent niet dat je er volledig afstand van neemt. Je kan volledig in je eigen mening geloven en ervoor strijden terwijl je tegelijkertijd beseft dat er andere meningen mogelijk zijn. Ik vermoed dat dit punt bij jou op een dieper misverstand berust waar ik straks op terugkom.
– dat de blik zich moet openen en verdiepen ben ik volledig met je eens (zie punt 5, 7, 8, 11) maar denk dus niet dat een omarming van subjectiviteit dat in de weg staat.
– het is interessant dat je me bij de postmodernisten indeelt. Ik voel me namelijk veel meer thuis binnen het metamodernisme, dat een synthese tussen modernisme en postmodernisme sluit: besef van de subjectiviteit van de eigen positie zonder deze daardoor aan kracht of relevantie te laten inboeten (of te ontsnappen aan de verantwoordelijkheid om de eigen positie steeds aan te scherpen en te verdiepen). Dit is voor mij het relevante nieuwe paradigma, wat grappig genoeg ook nauw bij jouw roep om ’totaalduiding vanuit het subjectieve’ aansluit. Misschien zijn we het voorbij alle definitiekwesties en projecties dus wel redelijk met elkaar eens, hoewel ik vermoed dat ik andere zaken binnen die totaalduiding prioriteer dan jij of Loek :-)
Jan,
ehm in het eerste punt moet er natuurlijk staan ‘ik begrijp het onderscheid NIET.’
Hee Tom,
vind je dat een recensent bij voorbeeld de films van Michael Bay vijf sterren moet geven omdat hij volledig slaagt in zijn makersintentie is om een aantal explosies aan elkaar te rijgen en het publiek het equivalent van een rollercoaster aan te bieden? Ik vind van niet; ik vind dat lage artistieke ambities op zichzelf een punt van kritiek mogen zijn. En als je als maker even de buitenwereld wilt buitensluiten om verbinding met elkaar te zoeken ligt het er natuurlijk helemaal aan hoe je dat doet. Als je daarin een simplistische aanpak hanteert die vanwege zijn verregaande naïviteit vooral wrevel oproept bij de recensent moet ze dat gewoon kunnen zeggen.
Aan de andere kant: je hebt natuurlijk helemaal gelijk dat Vallende Man aanpakken op de lage grapdichtheid niet zo voor de hand ligt (hoewel God weet dat die voorstelling wel wat meer grappen had kunnen gebruiken). De voorstelling zelf bepaalt namelijk deels het kader waarbinnen je kijkt. Dat heeft echter minder met makersintentie te maken dan met de codes die de voorstelling zelf aanbiedt – Vallende Man is vanaf moment één duidelijk over het feit dat het als Belangwekkend Drama wil worden gelezen bij voorbeeld.
Wat ik denk ik bedoel is dat je je nooit de vraag zou moeten stellen ‘Wat zou de maker hiermee bedoeld hebben?’ maar veeleer ‘Wat biedt de voorstelling me aan?’ Ik ben het dan ook zeer oneens met je stelling ‘Kritiek die niet aansluit bij wat iemand heeft proberen neer te zetten is kritiek waar uiteindelijk niemand iets aan heeft’ omdat je a) maar zelden zeker weet wat een kunstenaar precies voor ogen heeft gehad, b) er sowieso een gapend gat kan bestaan tussen makersintentie en de voorstelling c.q. je lezing ervan, en c) een tegenlezing van de intentie van de maker, of een lezing die de makersintentie zelf ter discussie stelt, juist ook heel interessant kan zijn.
Áls subjectiviteit zich niet verbreed tot een groter perspectief (punt5), dan blijft het bij navelstaarderij in mijn optiek. Omdat het dan niet verder kijkt dan de persoonlijke beleving. Daarin ben ik met je eens op punt 5, dat het noodzakelijk is dat zo’n groter perspectief wordt beschreven.
Desalniettemin zie ik het vrij weinig in recensies. Nu ben jij zeer polemisch in je recensies en na je opkomst op Facebook heb je inmiddels een status waarin mensen bij wijze van spreken zeggen ‘Heb je de nieuwe Lems al gelezen.’ Zo af en toe gaat het voor mijn smaak een randje over en voelt het soms dat politieke correctheid het kunstwerk overschaduwt. Daarmee wil ik absoluut niet zeggen dat er niet een streep gezet moet worden onder seksisme, racisme en aanliggende zaken! Alleen voelt het soms wat uit balans.
Ik denk inderdaad ook dat we het best met elkaar eens zijn los van een aantal definities, maar dat semantische spelletje hoeven we niet uit te spelen. Ik denk dat bij jou de nadruk meer op het politieke ligt, en daarin ook jouw verwantschap met de vroegere Zonneveld voelt. Nogmaals, dat vind ik zeker ook belangrijk, maar andere aspecten – de grotere blik op associatieniveau, plaatsing in de tijd – ook in de geschiedenis van theater (die we steeds meer uit het oog lijken te verliezen), vergelijking met andere stukken en actualiteit, mis ik soms.
Nu wil ik eigenlijk niet ten strijde trekken tegen jou. Omdat jij een recensent bent met een uitgesproken stem en zelfs een manifest. Ik zou jou eerder willen oproepen om breder, onder recensenten, ook dit gesprek te voeren. Zodat de ckv-recensies van velen eindelijk ophouden en het weer recensies oplevert met diepgang waar je daadwerkelijk iets van kan vinden. En waar zichtbaar moeite in is gestoken. Want hoe vaak komt het niet voor dat op deze site recensies vol spelfouten staan, verkeerde namen en halve zinnen: omdat de recensie om half 1 ’s nachts snel getikt wordt na de voorstelling? Dat moet ophouden. De gemiddelde theatermaker besteedt maanden aan het broeden op een concept, het repeteren, alle overuren en ander werk en dat wordt dan afgesloten met een paar alinea’s vol spelfouten en verkeerde namen. Alsof een middelbare scholier nog even een paper moest schrijven na een avond uitgaan.
Punt 13:
Onderscheid je vooral door 1 of 5 ballen te geven!
Ha ha ha ha, die kun je ook formuleren als ‘Durf radicaal stelling te nemen’ maar touché!