Het blijft omstreden binnen het theater: werken met dieren en kinderen. Zet ze op het podium naast een professionele acteur en ze zullen zonder moeite alle aandacht van het publiek opeisen. Bart van de Woestijne speelt met dit idee. Vorig jaar stond hij op Festival Cement met Voor we mensen werden, een voorstelling die op het festival bekend werd als ‘die met dat paard’. Een uur lang kon het publiek in stilte kijken naar een levend paard en een scherm met tekst. Dit jaar maakt Van de Woestijne een soortgelijke voorstelling, maar nu kijken we naar een driejarig jongetje.

Op het podium staat een glazen huisje gevuld met speelgoed. Daarin speelt de driejarige Jason uit Amersfoort. Hij kan moeilijk kiezen waar hij mee wil spelen, loopt ongeduldig van het ene hoekje naar het ander, laat iets wat hij net heeft gepakt alweer ongeïnteresseerd vallen. Het publiek schenkt hij geen enkele aandacht. Misschien is het spiegelglas waar hij zich achter bevindt, misschien vindt hij het speelgoed simpelweg veel interessanter. Hij is op ontdekkingstocht in de kamer. Hij onderzoekt al het speelgoed: kan het bewegen? Past het in een ander stuk speelgoed? Uiteindelijk wint de zandbak, waar hij rustig gaat scheppen.

Van de Woestijne neemt ons ondertussen via de tekst, die boven het podium te lezen is, mee in een gedachte-experiment. Het is een fantasie over het leven dat Jason te wachten staat. Hij zal opgroeien, vallen en opstaan, liefhebben en geliefden verliezen. Zijn levensverwachting is 88 jaar, nog 85 te gaan. Wat zal hij doen om die tijd in te vullen? En hoe voorspelbaar is dat leven dat voor hem ligt?

Van de Woestijne stelt interessante vragen, die je dwingen om je eigen leven te overdenken en stil te staan bij de tijdigheid ervan. Helaas stijgt de voorstelling nergens boven het gedachte-experiment uit. Hoe de wereld eruit zou kunnen zien als Jason 88 is, komt niet aan bod. Van de Woestijne bevraagt het leven en de keuzes die je daarin kunt maken, maar de vragen blijven wat algemeen. Hij probeert zo weinig mogelijk in te vullen voor Jason, waardoor de meeste aannames over zijn toekomstige leven blijven bij clichématige verwachtingen: nerveus zijn voor een date, het eenzame rouwproces na het verlies van een ouder, het krijgen van een kind. Het lijkt daarin te veel op Voor we mensen werden. Het concept werkt weliswaar beter met een kind dan met een paard, aangezien we minder hoeven te gissen naar de belevingswereld van het kind. We zijn het immers allemaal geweest.

Toch zit ook Jason duidelijk in een wereld waar wij niet bij kunnen, die niet voor ons bestemd is. Het voelt ook intiem, bijna ongepast: als kind wil je niet dat je ouders meekijken wanneer je verdwijnt in je fantasiewereld, laat staan een heel publiek. Wanneer zijn moeder hem komt ophalen, begint hij druk te onderhandelen. Hij wil niet naar huis, hij wil duidelijk niet weg uit zijn fantasiewereld. Ook ik zou nog wel langer kunnen blijven en naar Jasons spel kunnen kijken. Blijkbaar wint het kind op een podium het niet alleen van de acteur, maar ook van geprojecteerde tekst.

Beeld: Lonneke van der Palen