Rinus Sprong en Thom Stuart van De Dutch Don’t Dance Division hebben met Ballet Black & White weer een soepel lopende show neergezet met toegankelijk werk. Korte stukken, goede kostuums, simpele maar sterke toneelbeelden, humor, veel afwisseling. De meeste choreografieën zijn van Stuart, maar ook een paar vrienden dragen hun steentje bij. (meer…)
Drie meiden hangen in gestileerd meubilair van gebogen aluminium buizen. Ze lijken het liefst niks te willen doen, maar barsten soms toch uit in beweging. Ondanks zichzelf bijna, gedreven door een kracht van binnen waar ze zelf geen vat op hebben. Choreografe Marijke de Vos, de motor van Teddy shouldn’t smoke, probeert in Black dog de gemoedstoestand te vangen van meiden tussen kind en volwassene in, met al hun hormonen en hersenen in ontwikkeling. Gelukkig kan het decor ertegen.
Landerigheid heette het in de jaren vijftig, en eerder ennui of spleen. Een moeizame verhouding tot het leven is iets van alle tijden en windstreken – wie heeft er nooit last van, of last van gehad? De worsteling met het bestaan druipt van de drie danseressen af. Als ze na een tijdje getergd aan de kant hebben gehangen, proberen ze de storm in hun hoofd te bedaren door hun woede te koelen op het meubilair – het ontwerp van Frans van der Horst speelt een belangrijke rol als bliksemafleider.
Black dog heet de nieuwe voorstelling van de Rotterdamse groep Teddy shouldn’t smoke. De titel is een metafoor voor melancholie of depressie. Voor een echte depressie lijken de meiden me te actief, te geïnteresseerd – in elkaar bijvoorbeeld – en te ondernemend, maar hun gemoedstoestand laat weinig te raden.
Marijke de Vos gaat ver in haar choreografie en Alina Fejzo, Ewa Sikorska en Sara Miguelote kunnen het aan. Ze hebben eerder gewerkt bij onder meer Krisztina de Châtel, Samir Calixto en het Noord Nederlands Toneel. De passiviteit van de meiden duurt oncomfortabel lang, maar is functioneel omdat de uitbarstingen daarna meer lading krijgen. Niet zozeer het gesleep met de staketsels, dat wordt op den duur wat voorspelbaar, maar de soli: virtuoze uitbarstingen die in een zuchtje eindigen als die ook niet de gehoopte verlichting brengen.
Ook het geluid van Robbert Klein is pittig. Het bestaat uit krakende en schurende stemmen en pulserende elektronica. De modieuze vocal fry, die nogal eens te horen is uit de kelen van pubermeisjes, komt nu uit die van een man.
Een mooie tegenhanger van de ingekeerde agressie is de toenadering van de meiden tot elkaar. Ze durven en ze durven niet hun genegenheid te tonen, met handen die verkrampen vlak voordat ze strelen. Die affectie in duo’s leidt soms tot een toestand van drie is te veel.
En die blikken! Blikken vol lijdende leegte. Blikken die zwarte wolken laten opstijgen. Blikken die opvoeders tot wanhoop kunnen drijven. Dansen doe je ook met je ogen. Vooral die van Miguelote branden bijna gaten in de stoelen.
Dat de voorstelling vijftig minuten duurt en niet een uur, wat vaak de ondergrens lijkt voor een op zich staande voorstelling, is ook een krachtige keuze. Als je iets kunt zeggen in drie kwartier, rek dat dan niet. Black dog is geen crowdpleaser, daarvoor is het gehang te extreem, komt het gesleep met de zetstukken te vaak terug en klinkt de muziek te hard en te heftig, maar wel een voorstelling die je bijblijft. Een speellijst met drie voorstellingen is onterecht weinig.
Foto: Mihai Gui