Het kabinet trekt 40 miljoen euro uit om de vrije theaterproducenten te ondersteunen. Dat maakten ministers Hoekstra (Financiën), Wiebes (EZK) en Koolmees (SZW) gisteren bekend. De steun maakt onderdeel uit van een uitbreiding van het derde algemene steunpakket, dat op 28 augustus werd gepresenteerd. (meer…)
De stelling dat vrije theaterproducenten vooral voor buitenlandse musicalproducties kiezen en slechts een ‘handjevol’ oorspronkelijke producties uitbrengen, is onjuist. Dat schrijft de Vereniging voor Vrije Theaterproducenten (VVTP) in een reactie op het advies van de Raad voor Cultuur voor het muziektheater van de toekomst.
De niet-gesubsidieerde theaterproducenten laten per brief, ondertekend door VVTP-voorzitter Boris van der Ham, weten blij te zijn dat de Raad voor Cultuur in het sectoradvies muziektheater veel aandacht besteedt aan de musical. ‘Deze theatervorm wordt door een groot gedeelte van de Nederlandse bevolking gezien, en het aandeel in het theaterlandschap groeit nog steeds.’ Maar de producenten verzoeken de Raad ook nog enkele opmerkingen te nuanceren.
Onder meer de stelling dat vrije theaterproducenten vooral voor buitenlandse musicalproducties zouden kiezen, klopt volgens hen niet. ‘Sinds de eerste jaren van de Nederlandse musical, die werden gedomineerd door Annie M. G. Schmidt, is er een ware Nederlandse musical-cultuur ontstaan’, schrijven de producenten. ‘Voorstellingen als Ciske de Rat, Soldaat van Oranje en De Marathon vertellen bovendien typisch Nederlandse verhalen, en bereikten een groot publiek. Maar ook kleinere musicals zagen het licht, zoals Watskeburt en de artistiek veel geprezen musicalvariant van ‘Turks Fruit’.’ Dit theaterseizoen zouden ongeveer de helft van de uitgebrachte musicalproducties van Nederlandse afkomst zijn, en de songs nieuw geschreven.
Ook willen de producenten de suggestie van de Raad weerleggen dat musicals gebaseerd op verhalen uit films of populaire boeken risicoloze ondernemingen zouden zijn. ‘Ook dat is onjuist’, schrijft de VVTP, ‘het vertalen van bestaande verhalen naar muziektheater is telkens weer lastig, en zeker geen garantie voor succes.’ Daarbij wijzen de producenten erop ‘dat ook musicals die als meer ‘artistiek’ worden gezien, eveneens vaak geïnspireerd zijn op bestaande verhalen’.
Bij de opmerkingen van de Raad over de opleidingen, zijn de producenten het met de Raad eens dat de verschillende opleidingen op mbo- en hbo-niveau goed moeten aansluiten op de arbeidsmarkt. Maar zij zien tot hun spijt dat er rond mbo-kunstvakopleidingen een te negatief beeld hangt. Zowel grote musicalproducties als het live-entertainment nemen volgens hen wel degelijk studenten uit het mbo aan. Ook vormen mbo-opleidingen een bron voor meer culturele diversiteit, en stroomt een deel van hen door naar hbo-kunstvakopleidingen. Om een betere aansluiting tussen vraag en aanbod te krijgen vragen ze de Raad om bij de minister aan te dringen een numerus fixus in te stellen voor deze opleidingen.
Over vrijwel alle concrete aanbevelingen die door de Raad worden gedaan zijn de producenten wel positief. Het enige punt waarmee ze het oneens zijn, is de positie van theaters. Ze ageren tegen het advies om theaters extra financieel te ondersteunen zodat zij risicovoller zouden durven programmeren. Een extra geldstroom naar de theaters vinden zij daartoe geen goede oplossing. ‘Geld is juist nodig aan de kant van de makers’, schrijven ze. ‘Daar ligt immers de expertise voor het maken van voorstellingen (…) Als meer geïnvesteerd kan worden in de kwaliteit van producties zelf, en er voldoende aandacht wordt besteed aan marketing, dan kan er een diverser en rijker aanbod en een divers publiek ontstaan.’
Foto Ciske de Rat – Stage Entertainment: Roy Beusker