Mesut Arslan trekt geleidelijk de menselijke verhoudingen in ‘Who’s Afraid of Virginia Woolf’ open en laat die uitgroeien tot een politiek conflict. Een dat hallucinante allures aanneemt van volksmennerij en verdorven machtspelletjes.
Een van de mooiste scènes uit het moderne toneelrepertoire blijft toch de uitloopscène van Edward Albees toneelklassieker Who’s Afraid of Virginia Woolf (1962). Die ogenschijnlijke eenvoud van dat uitgebluste moment, waarop Martha en George na tweeënhalf uur lang oorlogvoering ontgoocheld uitkijken over de smeulende resten van hun geschiedenis en zich tegelijkertijd realiseren een weinig hoopgevend morgen in het verschiet te hebben.
Bij Compagnie De KOE zijn het Natali Broods en Peter Van den Eede die deze scène spelen, rechtsachter op de toneelvloer, nauwelijks verlicht en amper te verstaan – maar toch weet je precies wat ze zeggen. Moegestreden kijken ze uit over de kamer die als slagveld fungeerde: een tafel die uitpuilt van lege glazen, omringd door nog een paar tafels vol lege glazen. Een koelkast en een vriezer. Een televisie die onafgebroken uitzendt. En tientallen stapels tijdschriften. Een schijnblik op de buitenwereld. En vooral een arena die oeverloze verveling schreeuwt.
Vlak voor die prachtige eindscène heeft George met berekenende kilheid een einde gemaakt aan de illusie die hem en zijn vrouw al een half leven bij elkaar hield. De toch al fragiele fundamenten van hun destructieve maar onontkoombare liefde zijn genadeloos aan diggelen geslagen. Het was een spel zonder winnaars.
De adaptatie van De KOE dateert uit 2005 maar wordt nu in het kader van het vijftigjarig bestaan van het Vlaamse toneelgezelschap kort hernomen – in Nederland is de voorstelling alleen nog aankomende week in De Brakke Grond in Amsterdam te zien. Met het lichtvoetige, transparante toneelspel dat we inmiddels goed van ze kennen – en waarin nu vooral Van den Eede zich met onuitputtelijk plezier uitleeft – waakt het collectief ervoor dat de vele uitbarstingen die dit stuk rijk is, ook maar enig moment melodramatisch worden. Met ingehouden ironie maakt Van der Eede van George een verliezer die niet op wil geven, waardoor je afwisselend afkeer en mededogen voor hem voelt.
Tegenover hem is Broods een ijzersterke Martha, vilein en onvoorspelbaar. Een slimme vrouw die maar al te goed weet dat ze meer touwtjes in handen heeft dan ze toe wil geven. Michael Vergauwen en Tanya Zabarylo spelen nu hun naïeve, nachtelijke gasten Nick en Honey (Nico Sturm en Karolien De Beck speelden de rollen destijds in 2005), en hoewel vooral Vergauwen een aardige poging doet in een halflullige uitbarsting, blijven ze wel heel erg dienend aan hun medespelers – de opvoeringsgeschiedenis van dit stuk leert dat dat absoluut niet per definitie in de tekst besloten ligt.
Dat Nick en Honey slechts pionnen zijn wordt al ingezet bij hun opkomst – waar ze meteen, geestig gevonden, door Van den Eede een emmer water over zich heen gegooid krijgen: ze moeten zich nu eenmaal schikken naar de wensen van het andere koppel, dat bepaalt dat ze bij binnenkomst doorweekt van de regen zijn.
Het terloopse spel verraadt een speels vilein, maar zorgt ook voor een soms wat al te evenwichtige cadans. Soms lijkt het zelfs te verschieten in standaard huis-tuin-en-keukengekibbel, maar pas op: dat is precies waar ze ons hebben willen. Want wie ontspannen achteroverleunt kan pas echt goed geraakt worden.
In het open toneelspel wordt ook het publiek volop bij dit huiskamerdrama betrokken – meteen al bij de entree, als Martha en George dronken hun woonkamer in waggelen, en ze hannesend met stekkers in plaats van hun eigen lampen, het zaallicht per ongeluk vol aanzetten. Wij zitten net zo goed in die verstikkende woonkamer, George vraagt net als zo goed het publiek om bevestiging als hij Martha probeert te kleineren, Martha verleidt en bespuugt net zo goed de schuchtere Nick als de toeschouwer in de zaal.
Zo krijgen wij, publiek, ongewild dezelfde rol als Nick en Honey toebedeeld: net als hen zijn wij de in toenemende mate verbijsterde toeschouwer die niet veel anders kan de stortvloed over zich heen te laten komen, en pas gaandeweg beseft dat Martha en George niet zo zeer een spelletje met ons aan het spelen zijn (of zich daar althans niet voor interesseren), maar elkaar aan het fileren zijn.
En in die prachtige slotscène, waarin de even daarvoor nog zulke enorme persoonlijkheden nu kleiner en kwetsbaarder dan ooit lijken, voel je dan toch enorm met ze mee.
Foto: Koen Broos