‘’t Leven op zee is geen vertelsel – Door ’n duimsplankie zijn ze van de eeuwigheid gescheijen’: actrice Manja Topper van Dood Paard is Knier, dus niet Kniertje, in ‘het spel van de zee’ ofwel Op hoop van zegen (1900), het grootse sociaal-realistische toneelstuk van Herman Heijermans. Ze spreekt de woorden gelaten en ijzig uit, verweesd bijna. (meer…)
De musicaladaptatie uit 2008 van Herman Heijermans’ toneelstuk Op hoop van zegen is weer terug. Vooral de vormgeving en het pakkende muzikale thema trekken de aandacht.
Op hoop van zegen draait om vissersvrouw Kniertje (Mariska van Kolck). Haar man en twee van haar zoons heeft ze verloren aan de zee, en nu staan ook haar twee andere zoons op het punt te vertrekken. Zij worden op De Hoop gezet, een krakkemikkige boot van Reder Bos (Bill van Dijk), die de schuit op advies van zijn boekhouder Kaps (Rolf Koster) verzekerd heeft voor een hoog bedrag zodat er geld te winnen valt in het waarschijnlijke geval dat er iets misgaat.
Het is al meteen vrij duidelijk welke richting het verhaal opgaat, maar het is soms moeilijk om volledig mee te leven met de personages. Wat is het doel van Reder Bos, waar liggen zijn hoop en dromen? En Kniertje, waarom stuurt zij haar kinderen zonder twijfel naar zee terwijl ze haar man en twee zoons er al aan heeft verloren?
Het gevangenzitten in je lot, het schikken naar de wil van god, de maatschappelijke misstanden uit 1900: het zit er allemaal in, maar de wanhoop wordt niet altijd duidelijk voelbaar. Ja, soms: Mariska van Kolck doet haar best in een ontroerende monoloog aan het slot. Het is mooi om te zien hoe zij zich volledig inleeft in haar rol. In een statig tableau eindigt zij de voorstelling samen met het ensemble op passende, symbolisch wijze.
Deze musicalbewerking van het beroemde toneelstuk heeft muziek gekregen van Tom Bakker. Soms neigt die naar het klassieke musicalidioom, maar dan klinkt er weer een elektrische gitaar waardoor het geheel wat anachronistischs krijgt. Het steeds terugkerende thema van de titelsong is pakkend: dreigend en chromatisch stijgend, maar dan toch hoopvol eindigend in majeur. Dat de muziek van band wordt gespeeld, is echter een gebrek van deze musical.
Tussen alle muziek door is er de doodse stilte, op het geluid van de wind na. Versterkt door het aansprekende decor van Arno Bremers vat het de soberheid en sfeer van het calvinistische zeeliedenbestaan van het begin van de twintigste eeuw. Bremers koos voor grijs-, blauw- en wittinten en stilhangende massieve wolken boven een vierkant speelvlak, met hier en daar een verdwaald meubel of houten krat – alsof ze aangespoeld werden. De enige keerzijde van het statische decor is dat er op sommige momenten beweging mist; de woestenij van de allesverslindende zee wordt bijvoorbeeld niet opgeroepen.
Prachtig is dan weer De Hoop, een eveneens door Bremers vormgegeven verpersoonlijking van het gelijknamige schip. Met haar schitterende coupe en witte gewaad doet ze denken aan een Griekse godin, maar de details in het kostuum verraden een connectie met de zeevaart. Haar transformatie van trots en statig naar verslagen en vuil aan het slot is ontroerend.
Foto: Roy Beusker