‘’t Leven op zee is geen vertelsel – Door ’n duimsplankie zijn ze van de eeuwigheid gescheijen’: actrice Manja Topper van Dood Paard is Knier, dus niet Kniertje, in ‘het spel van de zee’ ofwel Op hoop van zegen (1900), het grootse sociaal-realistische toneelstuk van Herman Heijermans. Ze spreekt de woorden gelaten en ijzig uit, verweesd bijna. (meer…)
Als je door het trappenhuis van Broedplaats Lely in Amsterdam Nieuw-West omhoogloopt en door het raam over de Lelylaan kijkt, zie je in de verte de woorden ‘speelplaats’ in lichtgevend rood op het treinstation staan. Even denk je te hallucineren en je kijkt nog een keer heel goed. Ja, het staat er echt. Eenmaal geïnstalleerd op de geïmproviseerde tribune in het voormalig schoolgebouw, kijk je uit op een stuk parkeerterrein. Een jongen komt uit de verte aanrijden op een BMX, zijn hoofd verborgen onder een pinguïnpet. Terwijl hij begint te vertellen over hoe hij alleenheerser is over zijn zelfgecreëerde rijk, beginnen zijn medespelers de letters van het station naar het parkeerterrein te slepen, dat daarmee verandert in het podium voor Speelplaats.
Speelplaats laat een wereld zien waarin de kinderlijke personages Nissan (Abdelkarim El Baz), Wouter (Manja Topper), Fanta (Tomer Pawlicki), Roodkapje (Bram Walter), en Wesp (Ella Kamerbeek) een club vormen. Hun wereld bestaat uit spel, met verhalen over een oorlog die ver weg is, en die ze kennen van televisie, of van verhalen van hun ouders. Af en toe doen ze pogingen om orde te scheppen in hun utopisch speelparadijs, en schrijven ze een ‘monifest’. Maar naarmate de voorstelling vordert, toont ook hun begrensde en zelfgemaakte kinderwereld zich gewelddadig. Ze vechten om wie de baas is, sluiten onderlinge allianties, en verwijderen uiteindelijk iemand op gruwelijke wijze uit de groep.
Speelplaats maakt de directe omgeving tot een groot speelparadijs. Dat begint al met de magie van de naam van de voorstelling die in de verte aan het stationsgebouw bungelt, en hoe de stemmen van de spelers helder en dichtbij in je oor klinken door een koptelefoon, terwijl je toch van een afstand naar ze kijkt. Het spel is indrukwekkend fysiek: de spelers rollen van een berg zand af, schudden rond in een koepeltent, kruipen in een auto of onder een struik, drinken stiekem bier, en cirkelen rond het gebouw op een step en BMX-fiets.
Af en toe gaat het spelen met de conventies van kinderspel en -spraak wat vervelen, en is het wachten op meer diepgang. Het script, geschreven door Rob de Graaf, geeft langzaam steeds meer prijs over de personages, zoals wie eigenlijk toch liever naar huis wil omdat haar moeder bang is, en wie voor altijd niemand meer nodig denkt te hebben. Het is leuk dat sommige dingen – Roodkapje voor een grote jongen; Wouter voor een meisje – niet worden verklaard. Meer onnavolgbare details zouden de karakters, en daarmee de voorstelling, nog meer kleur kunnen geven.
Speelplaats gaat over geweld en macht, en over politieke spelletjes die al in de zandbak beginnen. De wrede kinderwereld, waarin verhalen een complete wereld worden, en je plek in de groep een kwestie van leven of dood is, wordt op overtuigende wijze tot leven gebracht.
Foto: Sanne Peper