Regisseur Corina van Eijk maakt met haar Opera Spanga al dertig jaar sterke, verrassende, populaire operavoorstellingen in de weilanden van Zuid-Friesland, vaak in een open tent met uitzicht op een dijk, koeien, schapen, een overvliegende ooievaar. Voor dit jubileum wordt een combinatie gespeeld van twee korte opera’s, eigenlijk smartlappen, het overbekende Pagliacci van Ruggero Leoncavallo uit 1892 en het minder bekende Il Tabarro van Giacomo Puccini uit 1918. (meer…)
De korte opera’s Pagliacci van Ruggero Leoncavallo uit 1892 en Cavalleria Rusticana van Pietro Mascagni uit 1890 worden vaak als een twee-eenheid gebracht. Ze hebben in elk geval gemeen dat ze tot de laatnegentiende-eeuwse Italiaanse stroming van het verismo behoren, de equivalent van het realisme in de literatuur. En ze zijn razend populair.
Nu heeft DNO de Canadese operaregisseur Robert Carsen gevraagd de twee opera’s te regisseren. Hij inspireert zich daarvoor op de ideeën van de beroemde en briljante, helaas in Nederland bijna vergeten Italiaanse toneelschrijver Luigi Pirandello en andere toneelvernieuwers, die werkelijkheid en theater van elkaar onderscheiden en dan weer op een andere manier met elkaar in verband brengen. Carsen toont ons niet het realisme van het Italiaanse boerenleven of een circus met clowns, maar hij plaatst de opera’s vierkant in het theater van nu. Als de rode gordijnen opengaan voor Pagliacci zien we nog weer rode gordijnen hangen en als die opengaan nog eens gordijnen. Het is theater in het theater (decor: Radu Boruzescu). De hoofdpersonen in Pagliacci hebben gewone kleren aan, en in hun kleedkamer hangen diezelfde gewone kleren (kostuums: Annemarie Woods). Alsof Carsen wil zeggen: het is zo al theater genoeg.
De koorleden komen door de zaal op en gaan luidruchtig op de eerste rijen zitten. Ze zijn net zo gekleed als wij, de andere toeschouwers. Nog frappanter is het na de pauze bij Cavalleria Rusticana (vroeger werd dat vertaald als: Boereneer). Dat speelt nu eens niet op het boerenland, maar in de repetitieruimte van een operakoor. We kijken van het toneel af, de zaal in, want we zien in een grote spiegel de hele zaal totdat er een enorm brandscherm voor neerzakt en daarvoor nog weer een brandscherm. Het hele Koor van De Nationale Opera zit zich achter tafeltjes met spiegels te schminken. Ze trekken hun dagelijkse kleren uit en trekken daarna weer net zulke dagelijkse kleren aan. Carsen geeft ons te denken. Kan er van overspel, jaloezie en gekwetste eer niet net zo goed sprake zijn in een hedendaags koor dat, wie weet, toevallig de plechtige paasmis moet zingen.
Het zou bedacht of saai kunnen zijn, maar door de enorme intensiteit waarmee gespeeld en gezongen wordt is daar geen sprake van. In de eerste plaats is er het geweldig zingende en bewegende operakoor, met koordirigente Ching-Lien Wu zichtbaar mimend als zichzelf. De jonge Lorenzo Viotti dirigeert het Nederlands Philarmonisch Orkest, soms met weidse gebaren, soms ook subtieler. Het is zijn eerste opera met dat orkest. Hij is vanaf 2021/22 de nieuwe chef-dirigent en hij maakt nu, als invaller, een droomdebuut. Hij heeft zelf een voorkeur voor het 19de eeuwse Italiaanse repertoire en geeft in elk geval de uiterst populaire muziek het volle pond.
De zangers zijn uitstekend, maar de vrouwen soms wat mij betreft iets te heftig en te luid. Op mij maakte vooral tenor Brandon Jovanovich grote indruk als Canio, de ongelukkige Paljas die door zijn vrouw wordt bedrogen en toch het toneel op moet. Hij zingt prachtig en met een enkele clownsgrijns weet hij al te ontroeren. Ook bariton Roman Burdenko is sterk, gedeeltelijk als invaller, in een driedubbelrol, al direct als de Proloog die waarschuwt dat we mensen van vlees en bloed te zien zullen krijgen, wat je hier heel dubbelzinnig moet opvatten, daarna als de mismaakte reus Tonio in Pagliacci en als de ongelukkige bedrogen Alfio in Cavalleria.
Deze dubbelproductie kun je vergelijken met een andere, die deze zomer te zien was in een tent in het zuid-Friese Spanga. Daar werd door Corina van Eijk Pagliacci gekoppeld aan een andere overspeleenakter, Il Tabarro van Puccini, waarin een echtpaar uit elkaar is gegroeid na de dood van hun innig geliefde zoontje. In Spanga gaf dat een menselijke verdieping van beide opera’s. In Amsterdam is de productie natuurlijk grootser en duurder, maar belangrijker vind ik dat je aan het denken wordt gezet over wat theater is, hoe theatraal onze gevoelens zijn en hoe de werkelijkheid het theater evenaart.
Er gebeurt dit keer bij DNO iets bijzonders: de ouderwetse operaliefhebber krijgt veel te genieten, maar dat geldt beslist ook voor wie van het theater meer verwacht dan melodrama.
Foto: Cavalleria rusticana, BAUS
Mooie recensie Max.
De mijne:
https://basiaconfuoco.com/2019/09/06/verisme-aan-de-amstel-mist-sicilie-maar-de-zangers-maken-alles-meer-dan-goed/
Het spelen met de theaterconventies pakt in Pagliacci beter uit dan in Cavalleria Rusticana. Het libretto van de eerste opera geeft er ook aanleiding toe. In Cavalleria Rusticana werkt het niet. Het verhaal wordt geweld aangedaan en zelfs de tekst van de boventiteling strookt niet meer met het libretto. Hele stukken tekst worden weggelaten of halfslachtig vertaald. Het onder één noemer brengen van deze twee éénakters komt bij mij nogal dwangmatig over. Carsen verruilt de Siciliaanse clichés voor de gedateerde modernistische clichés. Aan het begin van de voorstelling dacht ik dat ik bij een amateur operette en operagezelschap zat. Daar laten ze ook vaak koorleden en zangers uit de zaal komen of laten hen onder het publiek plaatsnemen. Dat zijn oude trucs die je bij een regisseursopleiding voor beginners leert.Een paar jaar geleden zagen we hetzelfde kunstje ook in de Medea van Cherubini. Muzikaal was de uitvoering van hoog niveau alhoewel er naar mijn smaak vaak veel te hard gespeeld en gezongen werd. Ligt dit aan het acoustic enhancement system? De enige stem die me niet echt kon bekoren was Brandon Jovanovich (Canio). Hij speelde zeer overtuigend maar zijn stem klonk als een opgevoerde bariton. Hij deed me denken aan Jan Derksen die in zijn nadagen het bariton vak verruilde voor het tenor vak. De ster van de avond was Anita Rachvelishvilli. We kennen haar natturlijk van de vele HD uitzendingen uit de MET en van haar rol in Chovansjtsjina bij DNO. Haar goddelijke stemgeluid en de overgave waarmee ze acteerde maakten enorme indruk. Lorenzo Viotti maakte een goede indruk alhoewel ik zijn aanpak in Cavalleria Rusticana hier en daar nogal bedeesd vond.
Als je één ding over de dubbelproductie Pagliacci / Cavalleria Rusticana kan zeggen is het dat die positieve, maar heel erg uiteenlopende reacties uitlokt. Het hangt er blijkbaar van af hoe goed je de oorspronkelijke opera’s vindt en of je er aan hangt dat ze naturalistische worden opgevoerd. Ik vond de versie van Robert Carsen heel goed doordacht en daardoor zeker geen modern cliché. Maar gelukkig mogen we daarover rustig van mening verschillen.
Max Arian
Prachtig orkest en zangers, alhoewel als je vooraan in de zaal zit de zangers soms wat te luid overkomen. En als je van tevoren niet weet wat met die (rare)verkleedpartijen op het toneel bedoeld wordt, gaat er veel aan je voorbij