De Nationale Opera heeft de rechten verkregen van Anoek Nuyens en Rebekka de Wit om hun bekroonde toneelstuk De zaak Shell te bewerken tot een opera. De operaversie The Shell Trial gaat in maart 2024 in Amsterdam in wereldpremière tijdens het Opera Forward Festival van De Nationale Opera.
In een reeks presentaties repeteren Anoek Nuyens en Rebekka de Wit voor de rechtszaak die Milieudefensie tegen grootvervuiler Shell heeft aangespannen. In deze ‘pre-enactments’ bereiden ze ons en zichzelf voor op de confrontatie met apathie, cynisme en hebzucht in de strijd om te redden wat er te redden valt voor het klimaat. In de tweede aflevering stonden de overheid en de burger centraal, maar gaat de hoofdrol uiteindelijk naar de sabotagetechnieken van een Realpolitiker.
Het spreekt tot de verbeelding, ‘repetities voor de werkelijkheid.’ Meteen stelt de subtitel van De Zaak Shell de realiteit voor als iets dat op zijn minst kneedbaar is, een project waar we met zijn allen verantwoordelijk voor zijn. Makers Anoek Nuyens en Rebekka de Wit leggen bij aanvang uit dat het ze te doen is om gezamenlijk een script te bedenken dat je in gesprekken over de klimaatcrisis zou kunnen inzetten – bij een kerstdiner bij voorbeeld, als die vervelende oom je weer komt mansplainen over dat het allemaal wel meevalt, dat er wel technologische oplossingen zullen komen of dat het allemaal een groot complot is. Zodat op iedere drogreden en alternative fact uit de monden van ‘klimaatrealisten’ al een antwoord klaarligt zodat je ze meteen de mond kunt snoeren.
Een prachtige ambitie. Daarvoor moeten echter wel de retorische trucjes van dwarsliggers in het klimaatdebat worden doorzien, en daarom schrijven Nuyens en De Wit steeds twee monologen voor deelnemers aan de discussie – in de eerste aflevering kwamen Shell (vertolkt door Jaap Spijkers) en De Consument (Janneke Remmers) aan het woord, dit keer is het de beurt aan De Overheid (Gijs Scholten van Aschat) en De Burger (Ariane Schluter).
Het betoog van De Overheid begint slim met geveinsde oprechtheid: hij legt uit dat hij als politicus getraind is in het debat en legt een aantal retorische strategieën uit, waarvan hij ons vervolgens op het hart drukt dat hij die vanavond niet zal inzetten. Hij is immers net zo goed een mens als wij. Wat volgt is echter een aaneenschakeling van verleiding, halve waarheden en afschuiven van verantwoordelijkheid, waarin allerlei frames de revue passeren die uitleggen waarom de overheid te weinig aan het klimaat doet. Het is economisch niet haalbaar, ecologische maatregelen treffen de minder bedeelden in de samenleving het zwaarst, er is geen draagvlak bij de kiezer, ‘we doen het ook nooit goed’, zo werkt de democratie nou eenmaal, etc. etc.
Sterk rijst uit de tekst het beeld van een politiek systeem dat geen politiek meer bedrijft omdat het niet meer buiten de kaders van het bestaande kan denken, en zichzelf gevangen houdt in een beperkt idee van rentmeesterschap dat totaal niet is opgewassen tegen de uitdagingen van deze tijd. Scholten van Aschat weet mooi de ‘business-as-usual’-mentaliteit van de huidige politiek te treffen.
Het betoog van De Burger, belichaamd door een docente maatschappijleer, voelt als een direct weerwoord hierop. Schluter spreekt in haar rol over de depolitiserende werking van ‘individuele vrijheid en verantwoordelijkheid’ die de Nederlandse overheid zo sterk heeft omarmd: het is een consumptievrijheid, geen burgerlijke vrijheid, omdat die laatste vertrekt uit ideeën over hoe de maatschappij eruit zou moeten zien in plaats van uit de vrijheid om vlees te eten. De overheid wijst zijn verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de samenleving als geheel af, uit angst om de individuele consumptievrijheid in te perken – dat blijkt uit de privatisering van overheidsinstellingen; uit campagnes die ‘gezondheid’ een individuele verantwoordelijkheid noemen terwijl er tegelijkertijd nieuwe kolencentrales worden gebouwd en de maximumsnelheid wordt verhoogd; en uit de afbraak van de verzorgingsstaat ten behoeve van stimulering van de vrije markt. Erg sterk is de vergelijking met het rookverbod: ook daar was er gemor over de inperking van individuele vrijheid, maar inmiddels snapt iedereen dat het nodig was.
Genoeg stof om over na te denken en een collectief gesprek over aan te gaan. De vorm die Nuyens en De Wit voor het vervolg van hun programma hebben gekozen gooit echter roet in het eten. In een veel te lang panelgesprek mogen eerst drie witte mannen van tussen de veertig en de zestig uitgebreid reflecteren op wat we hebben gehoord voor er, vijftig minuten later, pas ruimte is voor reacties uit het (op alle fronten veel diversere) publiek. Het is een bevreemdende keuze: als je ‘repeteert voor de werkelijkheid’, waarom zou je dan de dodelijke vorm van het talkshowdebat, dat een paar uitverkorenen met al dan niet verstand van zaken de kans geeft om te oreren terwijl alle andere aanwezigen hun mond moeten houden, nog altijd op handen willen dragen?
Misschien wel juist om nog een keer te tonen wat een vernietigende uitwerking het heeft op iedere vorm van progressief denken. Een van de panelleden, Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden, is precies die oom van het kerstdiner: onderuitgezakt in zijn stoel karakteriseert hij alles wat De Burger heeft gezegd als ‘hetzelfde gezeur van de kiezer dat we al sinds de jaren vijftig horen’ en politiek protest als ‘lui en gemakzuchtig’. Waar hij dan wel in gelooft blijft onduidelijk, behalve misschien in de kracht van ondernemerschap om de uitdagingen van deze tijd zelf op te lossen.
Wat het nog erger maakt is dat nooit duidelijk wordt waarom juist hij zo veel ruimte krijgt in dit gesprek. Tussen neus en lippen door wordt nog wel even genoemd dat het Instituut voor Publieke Waarden zich inzet voor ‘de publieke zaak’ door middel van ‘actieonderzoek’, maar wat dat dan is, laat staan vanuit welke positie van expertise Kruiter hier spreekt, blijft in het ongewisse. Zo heeft hij – misschien buiten zijn eigen schuld om – nog het meest de uitstraling van een van die tv-persoonlijkheden die ook altijd om hun mening worden gevraagd over zaken waarvan ze totaal geen verstand hebben.
Maar zoals Nuyens en De Wit al in het begin zeggen: degene die zijn rol het best speelt, wint. En Kruiter speelt de rol van de autoriteit als geen ander, en trekt daarmee de hele avond naar zich toe. Zelfs als er eindelijk ruimte is voor vragen vanuit het publiek richten die zich op hem, waardoor hij toch het middelpunt van de aandacht blijft.
Maar we moeten leren dat het verspilde tijd is om in discussie te gaan met professionele dwarsliggers. De geweldige verzameling van denkers en doeners die op de avonden van Nuyens en De Wit afkomen kan haar energie en talent veel beter besteden dan het in standhouden van een achterhoedegevecht. Het is aan de makers om voor volgende edities een vorm te vinden die juist nieuwe manieren voorstelt om dit gesprek te voeren, die de collectiviteit kanaliseert in plaats van gefrustreerd kapot laat slaan op één zuigende ‘pragmaticus’.
Foto: Jean van Lingen
Lieve Marijn en anderen,
Ten eerste: ik kom met een witte vlag en ongewapend.
Onderstaand een intuïtieve reactie n.a.v. afgelopen zaterdagavond en de daaropvolgende recensie. Ik denk over wat dingen.
Het waren ‘repetities voor de werkelijkheid’, waarom interpreteren we het dan als de werkelijkheid? Waar is de veiligheid naartoe van de theatervloer als de plek om alles te mogen en kunnen zeggen? Waarom iemand karakteriseren als boeman of oom aan een kerstdiner, als zijn doel is het voeden van de discussie om op die manier zoveel mogelijk aspecten van die ‘werkelijkheid’ aan bot te laten komen? En waarom iemand wegzetten als ‘persoon zonder kennis’, als hij duidelijk veel weet van democratie en van actie-onderzoek (want dat is zijn werk)? Natuurlijk, hij praatte soms snel en was hier en daar onnavolgbaar en vloog ietwat uit de bocht- zoals elke enthousiasteling. Dus soms had je het gevoel dat je er niet bij kon, klapperden ook mijn oren. Nee. Los van dat we veel dingen niet kunnen overzien en dat we als mens maar wat graag de controle houden – je kan er niet bij. Hij is je allicht te snel af omdat hij misschien te veel kennis heeft. En zijn kaarten allemaal tegelijk op tafel wil leggen, omdat hij de zaak verder wil helpen. En de voorstelling over de zaak. ONDANKS zichzelf. ONDANKS dat hij nu neergezet wordt als boeman. Vergeef het die boeman als hij misschien iets te ver uit de bocht vliegt, omdat hij zijn punt wil uitleggen, vanuit zijn (aangenomen) referentiekader praat. Vergeef het hem dat hij de kans niet krijgt om zijn zin af te maken, in het vuur van de discussie, omdat het ‘te lang duurt’, waardoor je denkt ‘waar ga je nou helemaal heen man?’, omdat zijn antwoorden niet gescript zijn. Bedank de boeman dat hij aan die tafel komt zitten en de moed heeft de boel op te stoken, ook al weet hij dat hij juist díe dingen zegt die men niet wil horen en dat men hem dat niet in dank af zal nemen. Vergeef de man dat hij na de voorstelling ironisch door drie mannen buiten op zijn schouder wordt geklopt met ‘Lekker bezig man’, subtekst ‘Wat ben jij een enorme lul!’. Het doet denken aan vroeger, toen een acteur werd gelyncht na de voorstelling omdat mensen dachten dat hij echt een slechterik was en echt al die mensen had vermoord. Grappig dat een zeer onbaatzuchtig persoon wordt neergezet als baatzuchtig persoon – het is ook een dunne lijn. Hij is dan ook geen acteur, al speelde hij wel degelijk een rol, namelijk die van de voeder van nog te schrijven monologen. Constructiefout? Een poging.
Wat hij persoonlijk vindt, doet er niet zoveel toe. Hij zit daar niet om antwoorden aan te dragen. Misschien is hij iets te geloofwaardig, voor iemand die geen acteur is, wat maakt dat we niet begrijpen hoe we het moet ontvangen, omdat hij niet dat jasje aan heeft. Constructiefout? Het is het gevaar van de cross-over. En daarom is het zo moedig dat iemand zich eraan waagt.
En wat de oom aan het kerstdiner ‘dan precies doet voor werk’, werd misschien wel bewust een beetje in het ongewisse gelaten omdat we niet eeuwig de tijd hadden, en het voor die avond niet zo relevant was. Omdat de oom daar niet zat in de rol van representant, om reclame te maken voor zijn eigen stichting, maar het gesprek was ingestapt vanuit het ‘kwetsbare overheidsperspectief’. Vanuit het perspectief van de minderheid van de zaal. Om te onderzoeken waar de spanningen eigenlijk zitten tussen de burger en de overheid.
Gelukkig stopt de realiteit niet bij de avond.
(Overigens, ik weet niet of het iemand is opgevallen, maar zo onderuitgezakt zat die oom niet. Misschien kan hij er simpelweg niets aan doen dat hij in een lang lichaam is geboren en dat hij geen mediatraining heeft gehad of een toneelschool waar je leert keurig rechtop of ’neutraal’ te zitten en altijd een bepaalde spanning in je lichaam te houden. Dat hij toevallig een gitaarliefhebber is, graag naar Dylan luistert en cowboy-boots draagt, waardoor je op het verkeerde been wordt gezet van tv-persoonlijkheid. Dat je in een theaterzaal zit, waarin die boots ineens betekenis krijgen, omdat ze op een toneelvloer staan. Dat zijn luisterende blik niet continu sociaal is aangepast met een vriendelijke glimlach. Misschien is hij niet zo met zichzelf bezig, maar maakt hij contact via de inhoud van de zaken. Iemand is snel geïnterpreteerd en komt daar dan moeilijk van los. Heeft iemand gezien hoe netjes hij zijn colbert dichtknoopte op het moment dat hij opstond en losmaakte als hij ging zitten?)
(Overigens II: hebben jullie ook zo genoten van De Burger en De Overheid in hun vakmanschap, van hun beheersing van het ambacht, van hoe ze in staat zijn het publiek in hun hand te houden, spanning op te bouwen, vast te houden, vorm te geven? Hoe alles klopt? Alsof ze het allemaal op het moment bedenken? Ondanks de grillige context te verrassen, omver te schoppen? Hoe ze als ze even hun tekst kwijt zijn, de rust bewaren om naar hun blaadje te lopen, nooit uit hun rol vallen, in vol vertrouwen dat iedereen bij ze blijft? Van hun muzikaliteit, van het spelen met verve en hun overgave daarin? Van hun representatie van het leven, hun repetitie van de werkelijkheid? Echter dan de werkelijkheid? Van hoe zij daar de controle los kunnen laten, in staat zijn zich over te geven aan het moment en naar zich kunnen laten kijken? Van hoe natuurlijk zij afdwingen dat er echt gekeken en geluisterd wordt?)
Toen het gesprek van de avond vorderde, bedacht ik me dat precies dát wat er misschien in grote zin ontbreekt aan de democratische ervaring, in de zaal aan de hand leek te zijn. Het onvermogen om je te verplaatsen in andere paradigma’s, het onvermogen om vanuit een andere bril te kijken of aan andere belangen te denken dan dat van jezelf. De neiging jezelf te verdedigen, omdat je je persoonlijk aangevallen voelt. Dat is niemand aan te rekenen – het is allicht hoe we ons ontwikkeld hebben, zo door de jaren heen. Volgens mij begint de verandering bij het bewustzijn daarover en even een stapje terug zetten. We hebben geen haast. Misschien een beetje, als het over het klimaat gaat. Maar laten we niet paniekvoetballen, daarmee verlies je veel. Ik denk dat we veel te leren hebben, dat er werk aan de winkel is, zoals dat voor alle generaties geldt, omdat we een samenleving zijn. Maar laten we alsjeblieft naar elkaar blijven luisteren, en niet doen alsof de mens statisch is. Proberen zaken op tafel te leggen en er naar te kijken, ervan uitgaande dat we allemaal verliezers zijn, of winnaars. Ervan uitgaande dat ‘de tegenpartij’ niet bestaat. Mogen we het alsjeblieft met elkaar oneens zijn zonder dat dat enkel negatieve consequenties heeft voor de toekomst? Zonder dat ons dat later wordt aangerekend?
Op het moment dat er haken en ogen zitten in een constructie of systeem, gaan mensen dat elkaar verwijten. Want op het systeem is het moeilijk boos worden, dat is een log raamwerk. Op mensen gaat dat ietsje makkelijker. Wat je zegt lijkt tegenwoordig wel te zijn wie je bent, wat elke mogelijkheid tot een constructief gesprek uitvaagt. Misschien zaten er, naast de haken en ogen die zitten aan onze vorm van democratie en probleemoplossend vermogen, inderdaad haken en ogen aan de constructie van de avond – het is dan ook een onderzoek. Een poging. Het lijkt potdikke het leven wel. Wanneer je het leven laat binnenkomen weet je niet waar je uitkomt.
Ik vond het overigens eigenlijk allemaal wel meevallen. Als je goed luisterde, werd er veel genuanceerd en viel er veel op te steken. Er waren wellicht wat dingen onhandig gekozen, wat valse noten gespeeld (vergeef het de ongeoefende acteur). Kwamen uit de mond van de boze oom niet ook woorden als ‘ik vind het echt te gek dat je op dat veld gaat staan’ (in positieve zin, dames en heren) en ‘Ik vind het oprecht heel interessant, hoe werkt dat dan voor jou?’, etcetera? Ik weet niet of mensen dat nog gehoord hebben. Het is altijd moeilijker om complimenten te onthouden dan kritiek. Er werd niet gezegd dat je niet op het Malieveld mocht gaan staan demonstreren (nog even los van dat je je mijns inziens nooit moet laten tegenhouden, als je gelooft dat het noodzaak heeft wél op dat veld te gaan staan omdat jij je dan niet alleen voelt). Misschien werd er door iemand gezegd ‘dat heeft geen zin’. Maar dat is een perspectief. Een perspectief dat ‘de burger’ of ‘de overheid’ kan hebben. Een perspectief op de werkelijkheid, waarvan dit een repetitie is.
Dit alles schrijf ik niet zozeer om het voor de man op te nemen. Dat kan hij prima zelf, als hij dat nodig acht. Natuurlijk, je zou dit kunnen interpreteren als ‘zij neemt het alleen maar voor hem op omdat ze hem kent’. Ja, ik ken hem en ik mag hem graag – ik mag de meeste mensen graag, totdat ze andere mensen afschieten, daar ligt denk ik wel zo’n beetje de grens. Ik werk af en toe met hem samen, en soms of vaak word ik daar helemaal gek van omdat zijn perspectief een totaal ander perspectief is dan het mijne, weegt mijn kennis niet op tegen zijn kennis, voel ik me echt dommer dan dom en vraag ik me af wat ik nu toch in godsnaam weer aan het doen ben, ben ik me er terdege van bewust dat ik die kennis nooit kan inhalen – zo heb ik weer kennis over andere zaken waar hij geen weet van heeft. Is het soms best zoeken, om onze beide kwaliteiten te kunnen bewaken, een consensus te vinden tussen die verschillende werelden. En juist OMDAT ik soms helemaal gek van hem word, ben ik graag bij hem in de buurt, werk ik graag met hem samen. Omdat hij me uitdaagt anders te denken, omdat we elkaar uitdagen om iets van elkaar te leren. Waarom zouden we herhalen wat we allemaal al weten, en ons alleen daarmee voeden en elkaar op de schouder blijven kloppen omdat we onze rol zo goed spelen? Waarom zouden we op ons eigen eiland blijven? Laten we allemaal even uitzoomen en kijken wat hier nu gebeurt. Wat gebeurt hier nu? Wat is het systeem, wat is het mechanisme?
Ik hoorde gisteren een verhaal over een taxi-chauffeur. Pin me niet vast op de feiten. Maar schijnbaar was hij was een dame van A naar Beter aan het rijden, en had een beetje lopen dollen over ‘ik rij niet graag achter vrouwen, bejaarden, en donkere mensen’. Een jolige bui, het verkeerde publiek. De vrouw had stilzwijgend in zijn auto gezeten, misschien wat schaapachtig gelachen, en later een klacht over de man neergelegd bij über. Aan de ene kant snap ik dat. Aan de andere kant, wat was er gebeurd als ze had gevraagd wat hij bedoelde?
Ik speel wel eens een monoloog voor pubers. Als zich eindelijk los hebben weten te worstelen uit hun telefoon, zijn ze soms zo vervelend dat het niet meer in spel op te lossen is, omdat er een rare hiërarchie lijkt te ontstaan, een ‘zij tegen mij’- gevoel. Omdat we niet in staat zijn samen de theatrale wereld op te bouwen, de context die het nodig heeft om elkaar te kunnen bereiken. Dus zo heel af en toe leg ik mijn monoloog stil, en vraag ze oprecht geïnteresseerd ‘Wat gebeurt er nu? Ik ben niet boos, er is geen straf, maar wat gebeurt er?’, omdat ik die hiërarchie wil ontwrichten. Natuurlijk zijn er twaalf/dertienjarigen bij die geen zak hebben met theater en dat misschien ook hun hele leven niet zullen hebben – dat mag. Ik kijk ook geen dart of The Voice of Holland en lees over het algemeen geen Linda. Maar veel vaker blijkt het ongemak te zijn, of weten ze eigenlijk niet wat ze nou precies aan het doen zijn, of wat voor effect hun gedrag heeft op wat we daar samen te doen hebben, of blijkt dat ze het concept ‘live’ niet gewend zijn. Of hebben ze simpelweg niet door dat ik dat ben maar toch ook niet ben, denken ze dat ik echt boos op ze ben als ik als Antigone zeg ‘Hallo, wat doen jullie hier?! Ik zit echt niet op jullie te wachten!’. Kom ik ook nog als Sophocles terug, die is al duuzend jaar dood. Of omdat honderd andere redenen. Soms verrassen ze me dan. En meestal kunnen we daarna verder en vinden we het allemaal vet om in die ruimte te zitten met elkaar. Hebben we toffe gesprekken over recht en onrecht. Of over waaróm we eigenlijk onze telefoons uit zouden zetten in het theater. Niet omdat het de regel is, maar om andere redenen.
Ik heb weleens gehad dat ik op het station was en een engelblond meisje met een donkere pop zag. Toen dacht ik ‘op het moment dat ik het me niet meer opvalt dat zij met een donkere pop speelt, zijn we goed bezig’. Ik moest eraan denken dat ik wegliep van het gesprek met de bankier met wie ik stond te praten, na afloop van de repetitie voor de werkelijkheid, aan wie ik me eerst irriteerde, omdat hij me ongewenst goede raad begon te geven die totaal niet aansloot bij hoe ik mezelf zag, waarna hij vertelde wat hij deed. Hij was bij het onderzoek die avond aanwezig geweest en had zijn hand niet opgestoken, werkte niet voor Shell maar had er wel aandelen. Daar hadden we elkaar kunnen ontmoeten, hij had een biertje voor me willen kopen. Maar ik ging naar het acteursfeestje een deur verderop, waar ik na een kwartier ook wegliep omdat ik me er op dat moment niet goed toe kon verhouden, geen gesprek kon vinden waar ik me senang bij voelde. Ik zou er iemand ontmoeten, dat was mijn motief. Het bleek niet de tijd en de plaats voor de handeling, ik kwam die dag van een eiland en zat vol van de avond. We hadden te verschillende dingen beleefd. Ik viel buiten deze context.
Waarom haal ik dit er allemaal bij? Er zijn dingen zijn die ik denk, die ik niet uitspreek, omdat ik ‘niet zo ben’. Of omdat ik al vastzit in een idee van de ander, of van mezelf. Of van ‘hoe de wereld nou eenmaal is’. Of omdat ik bang ben dat ik geïnterpreteerd word en daar niet meer los van kom, waarmee het gesprek ophoudt. Mensen lijken soms bijna niet meer in staat te zijn de nuance echt in zich op te nemen, of geïnteresseerd te zijn in waar de ander vandaan komt, in de ruimste zin van het woord. Het gevaar van dat alles wat je zegt definieert wie je bent, is dat je op den duur niks meer zegt. Waarmee de uitwisseling ophoudt en we op ons eigen eiland terecht komen en op den duur alleen nog maar aan onszelf kunnen denken, omdat het het enige is dat we kennen.
Ik denk dat, als we ons wat meer verdiepen in de professionele dwarsligger van het kerstdiner, mochten we daar de tijd voor hebben, zo maar eens zou kunnen blijken dat hij eigenlijk heel constructieve dingen doet voor de wereld, recht door het professioneel dwarsliggende systeem heen. Misschien wel meer dan wij, al doet dat eigenlijk niet ter zake – het is geen wedstrijd.
Misschien is het zo dat je juist door een man, die weleens de koppeling zou kunnen zijn tussen de achterhoede en de voorhoede (als dat al bestaat), weg te zetten als de oom van het kerstdiner, het achterhoedegevecht in stand houdt. Is het niet effectiever en duurzamer, om juist te proberen die te begrijpen, omdat hij misschien wel anders denkt? En heel misschien komen we er dan bijgevolg achter dat we helemaal niet zo veel van elkaar verschillen, vechten we hetzelfde gevecht, omdat we allemaal burger zijn. Misschien zit collectiviteit wel in niemand uitsluiten, ook niet zij die anders denken. En zit de frustratie meer in de systematiek, de constructie, dan in de persoon. En moeten we inderdaad nieuwe vormen vinden om dit gesprek en nog heel veel gesprekken te voeren. Waarin het volgens mij essentieel is om juist in discussie te gaan met ‘professionele dwarsliggers’, en is dat alles behalve tijdverspilling. Juist omdat ze vaak veel kennis en verstand van zaken hebben. Laten we het systeem niet te machtig maken.
Vaak werkt mijn systeem zo: als ik eenmaal een gedachte te pakken heb die van toegevoegde waarde kan zijn voor de hele discussie, is de tijd op (ik heb zo’n vermoeden dat ik daar niet de enige in ben). Je hebt immers één kans om te zeggen wat je vindt en daarmee is het gedaan. Zo ook afgelopen zaterdag. Misschien moet ik het dan proberen op te schrijven, dacht ik. Nee, dacht ik, waarom zou ik dat doen? Waarom al die moeite en me zo kwetsbaar opstellen? Pick your battles. Toen kwam het verslag – ik bedoel de recensie – vanuit de Theaterkrant. Ik had het al een beetje zien aankomen, tijdens het observeren van de lichaamstaal van aanwezigen in de zaal. Zo langzamerhand leek de zaal zich groeiend te ergeren aan de desbetreffende oom van het kerstdiner. Als je het zou beschouwen als onderdeel van de voorstelling, de repetitie van de werkelijkheid, machtig interessant, een goede spanningsopbouw. We hebben een vijand gevonden, brrr, grrr, een slechterik. Onder de guillotine, vort ermee! Oké, ik chargeer.
Ik klim niet graag in de publieke pen onder mijn eigen naam. Omdat ik geen zin heb in een meningen-gevecht. Omdat ik nooit ‘op kan’ tegen geoefende recensie-schrijvers, niet mee wil doen aan ellenlange facebook-discussies. En omdat ook ik geen antwoorden heb. Ik heb niet zo’n harde mening. Ik ben een vragensteller. Een totale twijfelaar. Ik ben niet zo stoer dat ik daar ga zitten, op die vloer, als mezelf. Alleen als de context helder is, want dat geeft de veiligheid om te kunnen vormgeven, zoeken, te mogen zijn, je over te kunnen geven. Mijn systeem functioneert niet zo dat ik direct haarscherp geformuleerde antwoorden uitstoot op het moment dat iemand me een vraag stelt. Af en toe, een gelukstreffer. Ik lig veel vaker in mijn bed te denken: “Nee, nee, dát was het! Eigenlijk gaat het hier, hier en hier om!!” … En soms denk ik dan ook nog “Toch?”. Ik heb de waarheid niet in pacht, ik weet van heel veel heel weinig. Zoals veel mensen. Maar ik vind het belangrijk dat er ook een ander geluid klinkt. Ik ben ook een burger. Zullen we proberen ervan uit te gaan dat iedereen zoekende is? Zelfs de overheid, als verlengstuk van onszelf? En dat dat heel menselijk is? Dat de mens zeer imperfect en maar tot op zekere hoogte maakbaar is? En dat ook verandering heel menselijk is? En dat we allemaal soms wat last hebben van groeipijn? En dat wie je denkt dat je ziet misschien wel iemand anders is dan wie je werkelijk ziet? Omdat ‘de burger’ niet bestaat? En dat iedereen het goed bedoelt? En dat eigenlijk niemand écht een klootzak is? Houden we niet stiekem ook enorm van die oom van ons die we met het kerstdiner zien, omdat hij één van ons is, een burger? En is mijn oom ook jouw oom? Hoe ziet jouw oom er eigenlijk uit? En wat doet die dan?
Misschien kunnen ze iets minder klapperen, iets minder stoom vormen, en iets meer gespitst, ons aller oren.
Dat ‘de burger’ niet bestaat, daarmee bedoelde hij volgens mij dat we geen vlakke pionnen zijn die allemaal hetzelfde zijn. Dat we niet in een hokje passen. We zijn ongeveer. Ongeveer zo en zo en zus en zus. We zijn mensen. En voor die nuances is binnen het systeem niet altijd plek. Op ‘ongeveer’ kan je moeilijk een systeem bouwen. Daar ligt ook de ruimte. Wat gebeurt er als we het ongeveer zus en zo een kans geven? En ‘de overheid’, die bestaat dan niet. De burger is de overheid en de overheid is de burger. We zijn elkaar net zoveel niet als wel.
Als je het tot hier hebt gehaald: bedankt voor het luisteren. Hoor me niet verkeerd. Ik ben me er ook van bewust hoe vaak ik het woordje ‘ik’ gebruik, dat irriteert me. Maar ik kan niet vanuit iemand anders spreken dan ik, want ik ben nou eenmaal ik, soms hou ik daarvan, soms minder. Maar ik ben ik, ik een mens, ik de burger. Met mijn referentiekader, mijn achtergrond, mijn omgeving, mijn nature en nurture. Ik probeer vat te krijgen op wat er allemaal beweegt, vanuit nieuwsgierigheid naar deze burger, om er hopelijk iets van te leren. Ik kan alleen maar mijn ervaringen beschrijven en hopen dat dat iets toevoegt in het gesprek. Misschien vindt deze burger helemaal niet zoveel van dat klimaatprobleem. Sorry, wereld. Misschien, zegt ze.
En ik snap het, Marijn, jij zit ook in de rol van recensent. Jij moest er wat van vinden in de context van toneelvoorstelling. Ik zag je nog voorbij lopen in de richel – het café dan – en we knikten elkaar gedag, maar ik stond met die bankier te praten. Laten we snel een koffie drinken, of iets anders. Wat drink jij graag, Marijn? En waar kom jij eigenlijk vandaan?
Jij en Albert Jan zijn beide bijzondere denkers en bijzonder slim. Op het intimiderende af. Man, wat zou het tof zijn om jullie samen om tafel te zetten, of in een strandwandeling. Ik zou meelopen en soms verdwaald raken, achter jullie aan struikelen met zand in mijn ogen, de helft van jullie woorden zal wegwaaien in de wind voordat ze mijn oren bereiken. Af en toe zal ik ingrijpen, als ik zie dat het tot een handgemeen komt (natuurlijk niet – zelfs als jullie ideeën dermate verschillen zouden jullie goed met elkaar kunnen opschieten, omdat het niet op de persoon is gericht, maar ik vind handgemeen een mooi woord, en het klinkt spannend). Ik zou verwaaid thuiskomen, onder een kleedje wegkruipen met een kop thee of whisky want dat is ook zo lekker warm, en er eens goed over nadenken allemaal. Omdat de werkelijkheid complex is. Zo ook de oefening. Maar dat zou toch een potje tof zijn!
Wat ik hier schrijf kan met gemak onderuit gehaald worden, met een scherpe pen of met een hard woord. Uit deze pen slechts één stem, de stem van gisteren, want op het moment dat je iets opschrijft is het eigenlijk alweer achterhaald. Slechts een geluid. Maar wel een geluid.
Warme groet,
Myrthe
Ik krijg alleen maar nog meer kriebels van die oom als ik dit lees, sorry. Moedig dat je deze gedachten deelt onder je eigen naam. Ik krijg wel een beetje het idee dat je niet helemaal objectief bent omdat je de man in kwestie persoonlijk kent. Het is de taak van de recensent om zo objectief mogelijk te kijken naar wat hij op het podium ziet en daar iets over te zeggen. De oom kan het nog zo goed bedoelen, blijkbaar is dat niet overgekomen. Van “moeten vinden” is denk ik geen sprake, waarom zou de recensent iets moeten vinden? Dat bepaalt hij toch zeker zelf wel? Ik vind het overigens een sterke recensie juist omdat er iets “gevonden” wordt. Hierdoor overstijgt de recensie het gemiddelde niveau van schoolkrant-achtige samenvatting van een voorstelling. Diepgravende analyses zijn zowel cruciaal als schaars tegenwoordig daarom ben ik blij met deze recensent en hoop ik dat hij vooral veel blijft vinden van wat hij krijgt voorgeschoteld.
Hee Myrthe, de belangrijkste conclusie uit je stuk (waarvoor dank, dat is de eerste keer dat ik een reactie krijg die langer is dan de recensie zelf!) is voor mij dat we op dit vlak tegenpolen zijn. Jij bent een verbinder en ik ben een criticus (in baan/rol, maar ook gewoon in hart en nieren). We verschillen daarom van mening over welke strategie de wereld verder gaat helpen. Ik geloof in dit tijdsgewricht sterk in de kracht van radicaal activisme, in het compromisloos verdedigen van ideeën die verdedigd moeten worden. Kijk naar het succes van Kick Out Zwarte Piet, die in vijf jaar actievoeren meer bereikt hebben dan vijftig jaar voorzichtige gesprekken. Of kijk, nog relevanter, naar Greta Thunberg, die juist door haar totale rechtlijnigheid binnen een jaar een internationale miljoenenbeweging heeft gemobiliseerd. Juist door haar (neuro-atypische) *onvermogen* om aan voorzichtige consensusvorming te doen heeft ze het gesprek over de klimaatcrisis de goede richting op bewogen.
Dat betekent natuurlijk niet dat ik geen waarde zie aan jouw kant van de zaak. Scherpslijpers en verbinders zijn allebei nodig om duurzame verandering teweeg te brengen. Jouw methode is in het publieke debat alleen niet mijn methode, en dat zal het ook nooit zijn.
Wat misschien wel verdere uitleg verdient: ik heb met mijn recensie wel degelijk geprobeerd om systeemkritiek te uiten, ik hoop dat dat duidelijk is. Hoewel ik zeker ook scherpe kritiek heb op de rol die Kruiter *koos* te spelen en de inhoud die hij *koos* te verkondigen (wat zijn optreden wel degelijk compleet anders maakt dan dat van een acteur!) sta ik vooral stil bij de vraag waarom hij is uitgenodigd en of het panelgesprek überhaupt de juiste vorm is voor deze avonden.
Maar nogmaals bedankt dat je de moeite hebt genomen dit allemaal op papier te zetten, zo geeft het geheel een mooi beeld van de mogelijke perspectieven op de avond!