Hij houdt meer van haar dan van wie of wat dan ook. Zelfs als ze in een vos verandert, blijft hij haar trouw. Vrouw of vos is een magische vertelling over metamorfose, liefde en dood. (meer…)
De kleine zaal van Theater Bellevue binnenlopen voor een lunchpauze-voorstelling-première aan het begin van een zonnige middag, voelde als een weldaad. Zoals theaterromantici het tijdens de corona-sluiting vaak uitriepen, was hier het ware dij-aan-dij aanwezig. Toeschouwers zochten tussen het dichtopeengepakte publiek naar de laatste plaatsjes. Vanaf die plek zagen ze van heel dichtbij de voorstelling, ingeklemd tussen techniektafel en vloer, tussen de actrice en het decor dat zelf een speler werd.
Naomi Grant blijft ongelofelijk rustig, niet alleen in haar rol als medium van de stampende teksten van Simon(e) van Saarloos, maar ook met het overweldigende decor dat haar tegenspeler is. Motion capture, robotica en 3D-projecties vervolmaken het doolhof aan referenties en lagen, dat Van Saarloos al begonnen is in hun tekst voor Ulrike Quade Company, De Foetushemel.
Het stuk heeft twee ondertitels lijkt het. Bij de Nieuwe Toneelbibliotheek is die: leven dat met moord begint, terwijl op de website van Quade Company over de potentie van leven en dood staat. Het stuk schuurt inderdaad op allerlei vlakken langs de afgrond van historisch en metaforisch geweld – de wereldwijde effecten van patriarchaat, kolonisatie en kerstening, van westerse beschaving, geschiedschrijving, canons, culturele dominantie worden pijnlijk voelbaar.
Er is een voice-over die als alwetende verteller fungeert. Zingend beklemtoont die stem – van OTION ofwel Guillermo Blinker, die de muziek maakte – voortdurend dat mensen alleen vooruit kunnen, niet terug. Soms zoetgevooisd maar daarom niet minder scherp, functioneert de stem als een klassiek koor en trekt de protagonist, Freddie, aan hun jasje. Zij zijn de foetussen die vanuit de gelukzaligheid van hun eigen hemel, onbepaald en onbevlekt door welke historische bezoedeling dan ook, het geworstel van de mensch Freddie aanschouwen.
De protagonist is op zoek naar zichzelf verstrikt geraakt tussen werelden, die van toekomst en verleden, van leven en dood, van voorouders en ongeborenen. Wat als je deze wereld stomweg zou weigeren? Wat als je zou stoppen door er gewoonweg nooit aan te beginnen, dat bestaan? – lijkt de voorstelling te vragen. Wat voor een toekomst is dit?
Van Saarloos als schrijver, Ulrike Quade als regisseur en Carly Everaert als ontwerper hekelen samen de traditionele, intellectuele, feministische en activistische subjectiviteit, door die te confronteren met niet alleen de povere opbrengsten van emancipatie en strijd, maar ook met de beperkte visie die aan dat moderne, westerse denken kleeft en – misschien wel belangrijker nog: het geweld en de uitroeiing waarmee het moderne beschavingsoffensief gepaard gaat, zoals abortus.
Terwijl aan het publiek langzaam het perspectief op De Foetushemel wordt ontvouwd (een plek van ongeboren vruchten, van mensen die het leven ontnomen werd voordat het nog maar begon) vraagt Freddie zich af waarom hen zo moe, zo moegestreden is. ‘Het blijkt dat ik geen mens ben. Of althans niet had hoeven zijn. Ik moest dood willen of terug willen, hoe je het maar wilt noemen, om bezocht te worden met besef. Een soort fantoompijn, een herinnering in mijn mensenlijf, naar de potentie die ik bijna was geweest. […] Ik had alles kunnen zijn, de prefase die de foetus bevat. De genderloze. De gehandicapte gezonde verlegen en extravert. Ik had alle extremen kunnen zijn, en alles ertussenin.’
Jammer genoeg is de tekst aanvankelijk nogal drammerig, als een pamflet dat al lange tijd aan dovemans oren wordt uitgesproken. De heldere, zangerige stem van Grant doet daar niets aan af. Het lineaire van het betoog ligt als een j’accuse over het web van vragen dat de protagonist over hun activisme en inzet te berde brengt. Het culturele apparaat lijkt bovendien op het podium een evenknie te hebben gevonden in het theaterapparaat, dat deze mens letterlijk en figuurlijk insluit en opslokt.
De toeschouwers krijgen de rol van naarstige inspecteurs op de eerste rij. Ook voor hen is er in dit bombardement van tekst en beeld weinig ruimte om nog een lichaam te voelen, dat van hun of dat van hen. Dat klopt als een bus. De manier waarop Van Saarloos de archieven openrukt is vinnig van precisie, zowel in de gevatheid van de verwoording als de montage. Maar het doet ook snakken naar een ontsnapping uit dit westerse vertoog, dit archief van verbeteringsslagen en revoluties die niet alleen hun eigen, maar ook andermans kinderen opeten.
Maar dan roert het beeld zich, wordt een ding met vele kanten, koppen en staarten, tijden en plaatsen. Het welft en plooit en golft en raadselt met lagen beeld en tekst. Soms documentair, soms imaginair, vaak in een combinatie van beide, ontstaat een reis door de tijd van de wereld, die de vaste relaties van centrum en periferie op zijn kop zet. Het fluïde, non-binaire, diverse bestond overal en reeds, totdat monotheïstische kolonisten het christelijke (over de islam wordt met geen woord gerept), witte, heteromodel verspreidden en leven en dood, mannelijkheid en vrouwelijkheid, dier en mens, goed en kwaad, waarheid en kennis tot een binaire logica werden gedwongen.
Freddie transformeert ondertussen van een verantwoorde, linkse activist naar een cyborg en afropunk, die van glitch en oude en nieuwe organische vormen aan elkaar hangt. Hen evolueert en herrijst, als een feniks uit de as. Het is een waar schouwspel dat begoochelt, en tegelijkertijd de ruimte biedt om na te denken en te voelen, eindelijk.
Bij alles, tot en met de laatste overdonderende scènes-wisseling aantoe (die ik hier niet zal verraden) blijft het doen van theater zichtbaar en navoelbaar, dat het mensenwerk is, dat het schouwspel wordt gecreëerd. Bij het applaus lijken publiek en speler samen opgelucht dat haar personage het er goed vanaf heeft gebracht. Lopend over het podium, tussen het ontakelde decor zoeken toeschouwers de uitgang, waar ze aansluitend worden uitgenodigd om opmerkingen en gevoelens achter te laten of het tekstboekje mee te nemen.
In De Foetushemel vindt het doe-het-zelf van het moderne theater of kammerspiel een prachtige balans met het sublieme van het poppenspel, waar het kunnen geloven in een betere of ideale wereld samengaat met het bewustzijn van de handen en het lijf van de poppenspelers. Of het om genesis gaat of om de mythe van de fenix, opnieuw geboren worden, of misschien liever helemaal niet – het zijn vragen die je nergens zo goed en open kunt stellen als in het theater.
Foto: Bart Grietens
Ik heb de voorstelling ‘De Foetushemel’ niet gezien. Dat is een goede reden, lijkt me, om met belangstelling de bespreking ervan op Theaterkrant.nl te lezen. Word ik nieuwsgierig gemaakt? Kan ik meegaan in wat een deskundige kijker heeft beleefd en wat ze erover te melden heeft?
De beschouwing van Fransien van der Putt is in dit opzicht een ernstige teleurstelling. Dit artikel is een opeenvolging van onheldere zinnen, die niet voldoen aan de eerste eis die ik aan een bespreking zou stellen – namelijk het antwoord geven op vragen als ‘Wat is er te zien?’ en ‘Wat gebeurt er?’.
Ik licht er een aantal zinnen uit:
“…functioneert de stem als een klassiek koor en trekt de protagonist, Freddie, aan hun jasje. Zij zijn de foetussen die vanuit de gelukzaligheid van hun eigen hemel, onbepaald en onbevlekt door welke historische bezoedeling dan ook, het geworstel van de mensch Freddie aanschouwen.”
Waarom een mens mensch moet heten weet ik niet, maar bovenal is het niet erg helder hoe een koor iemand aan hun jasje trekt en waarom foetussen blijkbaar een eigen hemel hebben. Wellicht maakt de voorstelling dat inzichtelijk – deze bespreking doet dat in ieder geval niet.
“Van Saarloos als schrijver, Ulrique Quade als regisseur en Carlie Everaert als ontwerper hekelen de traditionele, intellectuele, feministische en activistische subjectiviteit, door die te confronteren met niet alleen de povere opbrengsten van emancipatie en strijd, maar ook met de beperkte visie die aan dat moderne, westerse denken kleeft en, misschien wel belangrijker nog, het geweld en de uitroeiing waarmee het moderne beschavingsoffensief gepaard ging, zoals abortus.”
O, jee… Ben ik wel algemeen ontwikkeld genoeg? Waarom weet ik dan niet wat ‘activistische subjectiviteit’ is? En waarom vind ik het moeilijk om abortus te beschouwen als een voorbeeld van ‘het geweld en de uitroeiing waarmee het moderne beschavingsoffensief gepaard ging’? Is het kiezen voor abortus dan niet een vrijheid die iedere vrouw zou moeten hebben? Is dat ‘modern’ en (dus?) verkeerd?
“Het culturele apparaat lijkt bovendien op het podium een evenknie te hebben gevonden in het theaterapparaat, dat deze mens letterlijk en figuurlijk insluit en opslokt.”
In Bellevue gebeuren blijkbaar heel bijzondere dingen: een apparaat vindt op het podium een knie en deze knie (of deze twee knieën) sluiten een mens figuurlijk en letterlijk (!) in. “Zie je het voor je?” is dan toch een voor de hand liggende vraag.
“Het fluïde, non-binaire, diverse bestond overal en reeds, totdat monotheïstische kolonisten het christelijke (over de islam wordt met geen woord gerept), witte, heteromodel verspreidden en leven en dood, mannelijkheid en vrouwelijkheid, dier en mens, goed en kwaad, waarheid en kennis tot een binaire logica werden gedwongen.”
Misschien is dit een stelling die in de voorstelling wordt geponeerd, maar op mij maakt het toch vooral de indruk van een staaltje speculatieve cultuurgeschiedenis. Want op basis waarvan wordt gesteld dat er ooit (“overal en reeds”) een fluïde, non-binaire en diverse cultuur bestond? Overal? Zowel bij de Germanen, als in Afrika en Azië en bij de Noord- en Zuid-Amerikaanse beschavingen? Het lijkt me toch onwaarschijnlijk dat er in al die culturen géén onderscheid werd gemaakt tussen mannelijk en vrouwelijk of goed en kwaad. Om over “leven en dood” maar te zwijgen: dat zijn toch twee begrippen waarvan de polariteit zich ook met de meest non-binaire welwillendheid niet laat ontkennen.
Ik wil best geloven dat deze schrijver iets bijzonders heeft meegemaakt, maar als welwillende lezer kom ik toch tot geen andere slotsom dan dat ze er met al haar woorden en met alle verbanden die ze legt toch niet in slaagt om een heldere impressie van ‘De Foetushemel’ te geven – laat staan dat ze de lezer ertoe verleidt om dit stuk te gaan zien.