VICTOR staat er in kapitalen op het scherm tegen de achterwand. Daarna gevolgd door haperende beelden uit 2012, waarin danser Victor Callens in een kale studio tegen interviewer Bram Vreeswijk vertelt over welke drempels hij over moet om van binnenuit te dansen, hoe hij het liefst als een slang wil bewegen, soepel, vloeiend, opgaand in de omgeving, tot die ene onverwacht scherpe uitval naar een prooi. (meer…)
In 2012 maakten Emio Greco en Pieter C. Scholten de locatievoorstelling Addio alla fine (‘afscheid van einde’) voor het Holland Festival. Nu is het bewerkt voor het theater.
Aandacht vragen voor met uitsterven bedreigde diersoorten en ontheemding voelbaar maken in tijden van globalisering en internationale conflicten. In de oerversie van Addio alla fine verdween de vaste grond onder de voeten van de toeschouwers toen de makers hen op een boot mee op reis namen naar een onbekende bestemming. Daar, balancerend op een smalle plank boven de steeds veranderende materie van water, en later in het aanschijn van de louterende dans, moest een nieuw evenwicht worden gevonden. Scholten en Greco namen als baken aan de horizon de netwerkmaatschappij, waarin vastgeroeste structuren hebben plaatsgemaakt voor tijdelijke trefpunten op basis van afstemming en samenwerking.
De locatievoorstelling bracht in allerlei opzichten – theatraal, technisch, logistiek – meer dan voldoende uitdagingen mee voor de makers. Toch deed de bewerking voor de theaterzaal daar niet voor onder, want hoe evenaar je een dergelijke ervaring in het theater? Als de première van Addio alla fine in het Maastrichtse Theater aan het Vrijthof één ding laat zien, is het dat Scholten en Greco niet bang zijn geweest om dingen overboord te gooien en nieuwe elementen te introduceren.
De film E la nave va (1983) van Federico Fellini, ook een inspiratiebron, werd op een andere wijze aangehaald. In Fellini’s film verzamelt de Italiaanse kunstwereld zich aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog op een schip om afscheid te nemen van een beroemde operazangeres. Greco en Scholten maakten voor hun theaterbewerking van Addio alla fine een film waarin een grote urn in een zwarte koets het Vrijfhof wordt opgereden en door de decadent uitgedoste dansers het theater wordt ingedragen om gedurende de voorstelling op het toneel te blijven staan. De duistere en plechtige sfeer staat in schril contrast met de zwierige tapdans en de knippende vingers van de mannen op het bordes van het theater, en zo wordt het publiek doordrongen van de dubbelzinnigheid van de karakters.
Wat in de nieuwe versie van Addio alla fine beter tot zijn recht komt, is de belangrijke rol van acteur Kurt Vandendriessche. Ook nu is hij degene die de toeschouwers aan de hand neemt op hun laatste reis. Hoog torent hij boven de zaal uit op film of spreekt hij de toeschouwers vanaf het toneel aan. Doordat zijn tekst ditmaal minder omzwervingen bevat, komt de aangesneden thematiek beter over het voetlicht. Met de met uitsterven bedreigde diersoort wordt niet alleen de op de stoep van het theater geparkeerde neushoorn bedoeld, of de gefilmde vogels, maar ook het ongewisse lot van de kunstenaar in deze tijd.
Er zijn meer ingrepen gedaan in de voorstelling, maar het is zonde om daarover te veel weg te geven. Wat zeker vermeldenswaardig is, is dat de dans in de oerversie al stond als een huis. Die heeft, en dat is de forte van de grotendeels nieuwe cast, niet aan kracht ingeboet.
Addio alla fine is gegroeid, het theatrale deel en de dans uit de locatie-uitvoering zijn beter in balans. Op meerdere momenten weten Greco, Scholten, Vandendriessche en de dansers de toeschouwer volledig te overrompelen.
Foto: Alwin Poiana