Voor Theaterkrant schrijven meer dan dertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: theaterrecensent Max Arian. ‘Ik wil geen vaste maatstaven hebben betreffende een goede voorstelling. Je moet proberen om open te blijven staan.’ (meer…)
Voor Theaterkrant schrijven meer dan dertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: Jos Schuring, sinds de oprichting een van de recensenten van Theaterkrant en hoofdredacteur van theaterglossy Scènes. ‘Ik ben een gulle kijker.’
Hoe ben jij het vak ingerold?
Ik kocht ooit in 1975 een plaat van Jackson Brown. Toen dacht ik: dat is mooi, dat moet iedereen weten. Daar schreef ik toen een stukje over en dat is gepubliceerd in een regionale uitgave van Cultureel Jongeren Paspoort. Zo is het begonnen.
Hoe kwam je vervolgens bij het theater terecht?
Ik ging al wel naar theater en had zelfs een tijdje theater geprogrammeerd bij een poppodium. Maar toen ik in Amsterdam ging werken, kwam ik iemand tegen van wat toen nog Toneelgroep Amsterdam heette, en daar raakte ik mee in gesprek. Ik zei dat ik Toneelgroep Amsterdam heel elitair vond. Toen zei ze: ‘Nou, dat is helemaal niet zo hoor. Hoe vaak ben je dan geweest?’ Ik weet niet meer precies wat ik toen zei, maar ze had een punt. Ik ging naar Momenten van geluk van Alan Ayckbourn en dat vond ik een hartstikke goeie en geslaagde voorstelling. Wel licht natuurlijk, maar ik vond het leuk. Door haar leerde ik ook weer andere mensen kennen en ben ik meer de grote gezelschappen gaan volgen. Ik raakte steeds enthousiaster. Op een gegeven had ik kinderen en minder avonden dat ik er op uit kon. Muziek kan ook thuis, theater niet, dus ik dacht: ik concentreer me op het theater.
Welke voorstellingen bespreek je het liefst?
Toneel en muziektheater zijn de vormen waar ik het meest van hou en daar weet ik ook het meeste van. Maar ik recenseer ook graag andere dingen, als het kan. Dans vind ik heel moeilijk. Naar cabaret ga ik zelf niet zo heel vaak. Ik heb laatst voor ons nieuwe nummer van Scènes een cabaretvoorstelling van Pieter Jouke beschreven. Dat werkt zo anders dan toneel. Cabaretiers vertellen over wat uit hunzelf komt, waar ze vaak een jaar over hebben nagedacht. Dat is heel erg persoonlijk en dat is er ook wel weer heel erg leuk aan, maar dat maakt het ook lastig. Want als dat persoonlijke jou niet ligt, dan zegt dat natuurlijk niet dat de voorstelling niet goed is.
De voorstellingen die ik het relevantste vond en vind, komen vaak van nieuwe Nederlanders. Zij hebben de verhalen waar het om gaat op dit moment. De laatste jaren is migratie natuurlijk een enorm thema. Ik denk dat ik daar wel wat van afweet, maar soms zie ik voorstellingen en dan denk ik: oh ja, zo kan het ook voelen. Of oh ja, zo kijken mensen aan tegen iemand die uit Turkije komt of uit Congo. Theater geeft je de mogelijkheid om nou juist dingen te zien op een manier die je nog niet kende.
Waar moet een recensie volgens jou aan voldoen?
Wat ik in een recensie altijd belangrijk vind, is dat je mensen informeert: waar gaat het over? Je moet ook een context geven. Wie, wat en waarom? En je moet een mening geven. Je leest weleens recensies waarbij je denkt: Maar wat vond hij of zij er nou van? Die drie dingen moeten er altijd inzitten. Hoe je dat doet, hangt een beetje af van voor wie je schrijft. Als je weet dat je voor theatergeïnteresseerden schrijft, dan hoef je minder met voorkennis rekening te houden.
Je staat bekend als een zeer positieve recensent. Is dat een bewuste keuze?
Ik ben een gulle kijker en ik hou erg van theater. Ik wil graag dat andere mensen mooi vinden wat ik ook mooi vind. Ik wil ze dat niet door de strot duwen, maar als ik enthousiast ben, dan doe ik heel erg mijn best om dat enthousiasme ook in die woorden te stoppen, zodat andere mensen denken: ‘nou, dat wil ik misschien weleens gaan zien’. Ik vind het niet leuk om voorstellingen de grond in te schrijven. Dat doe ik weleens, maar niet vaak en altijd als ik dat doe, dan denk ik al: ach, die arme kunstenaars. Die hebben wel heel erg hun best gedaan, maar het is niet gelukt. En daar heb ik altijd compassie mee. Want een goede voorstelling maken is heel moeilijk.
De beleving van een voorstelling heeft ook altijd te maken met hoe je jezelf voelt. Recensies schrijven is een grote verantwoordelijkheid. Want jij hebt die avond wel of geen zin, of ruzie gehad met je partner. Dan moet je wel die avond twee uur in het donker kijken naar iets waar mensen heel erg hun best op hebben gedaan. En dat dus heel serieus doen.
Zijn er daarom zo weinig negatieve stukken van je te vinden, 1-sterren recensies nauwelijks?
1-sterren recensies zijn er überhaupt weinig. Ik heb dat wel een paar keer gedaan. En dat vind ik dan lastig en vaak ook sneu. Maar er is een verschil tussen de grond in schrijven en kritisch zijn. Voor Scènes veroorloof ik me soms om bij een onbekend of beginnend groepje niet te schrijven als ik iets heel slecht vind. Maar ik schrijf wel kritisch. De laatste productie van Servaes Nelissen bijvoorbeeld kreeg op de site van Scènes slechts 2 sterren.
Wat zijn veranderingen die je in de afgelopen 15 a 20 jaar hebt meegemaakt?
Er worden minder voorstellingen gerecenseerd en stukjes worden korter. Dat komt doordat het natuurlijk al twintig jaar lang slecht gaat met de kranten. En ja, voor de meeste kranten is kunst niet zo belangrijk. En de meeste kranten hebben ook liever een voor-verhaal of een interview dan een recensie. Vaak zie je ook dat die voor-verhalen langer zijn. Gelukkig hebben we Theaterkrant en Scènes. Dat is fijn.
Ga je binnen Scènes, je eigen blad, dan wel uitgebreider in op de inhoud?
Natuurlijk, daar staat Scènes vol mee. Maar je moet wel rekening houden met de lezer. We leven toch in een tijd dat veel mensen snel lezen en aan de hand van een kop bepalen of ze wel of niet verder lezen. De spanningsboog en het concentratievermogen zijn bij iedereen gewoon minder dan twintig of dertig jaar geleden, omdat we allemaal gewend zijn aan schermen met snelle teksten en flitsende beeldwisseling.
Voor Theaterkrant Magazine schreef je een stuk met als kop ‘Tijd voor goeie collectieve theater marketing’. Zie je daar ook een rol voor de recensent weggelegd, bijvoorbeeld door een positieve beoordeling?
Ik vind het leuk om over marketing te praten en te schrijven. Maar als ik een recensie schrijf, dan schrijf ik op wat ik vind. Je schrijft voor je lezers en niet voor de makers. Ik ben er niet voor om een run op de kassa te veroorzaken. Als dat gebeurt, vind ik het leuk, fijn voor de makers, maar het is niet waar ik op uit ben. Dan ben je een verlengstuk van de marketing. Dat soort recensies zijn er ook. Je hebt websites van liefhebbers van musicals bijvoorbeeld. Daarin is altijd alles goed, staan er erg vaak uitroeptekens achter de zinnen en word je bedolven onder sterren. Het journalistieke gehalte van die recensies is meestal erg mager.
Er is geen logisch verband tussen recensies en kaartverkoop. Er zijn voorstellingen die de hemel in worden geschreven, maar waar niemand heengaat, en er zijn voorstellingen die de grond in geschreven worden maar wel volle zalen trekken. Dat gebeurt allebei en dat blijft voor iedereen, maker, recensent, marketeer, een onbegrijpelijk fenomeen. En dat is maar goed ook.
Foto: Gertien Koster