In ‘Wiek’ van Schweigman& gaan drie danseressen het gevecht aan met krachten die groter zijn dan zijzelf. ****
Een man in een oranje overall vraagt me om al mijn overbodige spullen op de grond te gooien. Nou, dat laat ik mij geen twee keer zeggen. Eindelijk een kans om mijn tas vol bonnetjes, theaterkaartjes en niet meer werkende fietslampjes op te ruimen. Maar daarmee kies ik natuurlijk wel voor de gemakkelijke weg. Wat heb je eigenlijk echt nodig? En wat is alleen maar rotzooi die je op onze planeet achterlaat? Die vragen stellen de vier performers in You Can’t Take It With You van de Canadees-Belgische choreograaf Liz Kinoshita.
In anekdotes werken de performers de moraal van de voorstelling verder uit. Een vrouw vertelt hoe ze doodging. Toen haar ouders haar verzameling lege en volle soepblikjes vonden, gesorteerd op houdbaarheidsdatum, vonden ze die overbodig. Wat voor de een waardevol is, kan voor de ander vuilnis zijn.
In een hoek van de zaal ligt een kunstmatige berg, met als bovenlaag zwart zeil. De berg, die opeens kan spreken, vertelt hoe mensen hem vol nucleair afval stopten. Spullen die ze produceerden, maar vervolgens niet meer nodig hadden. Dus gaven ze die spullen aan de aarde. Maar wil de aarde dat cadeau wel hebben?
Met zulke anekdotes bekritiseert You Can’t Take It With You ons consumptiepatroon en het individualisme dat daaraan vooraf gaat. De berg toont hoe mensen eerst, of misschien zelfs alleen, aan hun eigen belangen denken, en dan pas aan die van rivieren, dieren, de lucht en de omgeving. Die anekdotes vormen de sterkste momenten in de voorstelling.
Wel worden ze niet verder uitgewerkt, waardoor het inderdaad anekdotes blijven en het probleem niet verder wordt uitgedacht of bevraagd. De voorstelling blijft daarom wat anekdotisch van aard.
Kinoshita koos voor a capella zang met fysiek bewegingstheater om haar verhaal te vertellen. De performers ondersteunen elkaar al beatboxend, en herhalen woorden als ‘bare minimum’ als mantra. Ondertussen rennen en kruipen ze kriskras door de groepjes stoelen die op het podium staan opgesteld en waarop het publiek zit. Wanneer we het hebben over ‘bare minimum’, geven de performers in ieder geval het goede voorbeeld. Het publiek vormt ook het decor en bovenin de zaal hangen lampen gemaakt van gerecyclede plastic tasjes. Meer dan dat en hun lichaam hebben de performers niet nodig.
Hoewel die vorm verfrissend is en nieuwsgierig maakt naar meer, komen vorm en inhoud niet altijd bij elkaar. Desondanks zijn de vier oranje vuilnisvrouwen en -mannen leuk om naar te kijken, ze betrekken het publiek bij de voorstelling en hun moralistische boodschap wordt vooral via de toeschouwer zelf geproduceerd, die impliciet wordt gevraagd na te denken over zijn of haar eigen consumptie- en weggooigedrag. Toen ze het op de grond gegooide afval van het publiek verzamelden en wegbrachten, vroeg ik me af waar dat heen ging.
Foto: Giannina Urmeneta Ottiker