De jonge Belgische choreograaf Benjamin Vandewalle is niet voor één gat te vangen. Hij maakt zaalvoorstellingen maar trekt even makkelijk met zijn publiek de straat op, want soms beknot de black box van het theater hem. Binnenkort staat hij op Spring met Walking the Line, ‘een gechoreografeerde wandelperformance die je met een nieuwe blik naar je omgeving doet kijken.’
Het is bijna aandoenlijk om te zien. Een groepje van een twintigtal mensen beweegt als een slang traag door de stad. Hun handen liggen op de schouders van wie voor hen loopt en op hun hoofd hebben ze een soort kijkbuis die de wereld kadert en zorgt voor focus. Ze worden geïnstrueerd om stil te staan, door te lopen of de ogen te sluiten. Het effect is dat gangbare theatercodes op hun kop worden gezet. De stad transformeert tot een gigantisch maar ook onvoorspelbaar decor. Toevallige voorbijgangers maken deel uit van de tableaux vivants die de deelnemer te zien krijgt. Al wordt ook die laatste een performer voor de passanten.
‘Dat is de paradox, hè,’ lacht Vandewalle. ‘Voorbijgangers worden bekeken, maar ze kijken ook terug. Soms nemen ze zelfs foto’s van het hele schouwspel. Wie is er dan toeschouwer en wie is de performer?’ Het is precies dat spel met rollen en codes, maar ook met de ervaring van het publiek, waar Vandewalle door is geboeid.
De straat op
Vier jaar geleden verruilde de aan de Brusselse opleiding voor hedendaagse dans P.A.R.T.S. afgestudeerde choreograaf de theaterzaal een eerste keer voor de publieke ruimte. Vandewalle: ‘Met het project Birdwatching 4×4’ wilde ik een heel lange panbeweging maken die simpelweg niet mogelijk is op een podium. Ik moest dus wel naar buiten. Het ging toen om een soort black box op wielen. Het publiek moest erin gaan zitten en werd traag door de straten gereden terwijl er zich voor hen een choreografie ontvouwde. Niemand kon hen zien, maar door het raam zagen ze de dagelijkse realiteit als één grote film met dansers.’
Vandewalle was blij verrast om te merken hoe aangenaam en licht het voelde om als maker de straat op te trekken: ‘Plots is die hele theatergeschiedenis weg, die je altijd voelt wanneer je in de zaal zit. Ik vond het prettig dat alle controleerbare aspecten van een podiumproductie wegvielen. Je hebt minder vat op licht, geluid, de focus van de kijker enzovoort. In de publieke ruimte word je continu gedwongen om de dialoog aan te gaan met het nu. In plaats van dat je een eigen universum creëert op het podium, moet je de dingen die buiten al aanwezig zijn, meenemen in je voorstelling en ze anders benaderen. Je moet ook heel wat codes en afspraken laten varen. In een zaalproductie is het bijvoorbeeld not done dat de toeschouwer het podium betreedt terwijl wij plots letterlijk op het territorium van het publiek kwamen.’
Niet toevallig trekt Vandewalle dat spel met theatercodes nog scherper door in Walking the Line. De veilige, anonieme black box uit Birdwatching is verdwenen. De toeschouwer moet zich kwetsbaar overgeven aan een performance waarvan hij zelf deel uitmaakt. ‘Ik ben aan Walking the Line begonnen vanuit de vaststelling dat je als danser van alles kan doen dat niet past binnen de codes over wat er sociaal acceptabel is. We kunnen over de grond rollen of dagelijkse bewegingen doorbreken, enzovoort. Ik zocht naar een format waarbinnen het publiek uitgenodigd wordt om dat ook te doen. Ik vind de ervaring van het dansen vaak interessanter dan het kijken naar dans en dat wou ik aan het publiek meegeven.’
Samen een nieuw lichaam vormen
Daarnaast wilde de choreograaf het potentieel van een groep onderzoeken. ‘Het is misschien zo dat in Walking the Line de veiligheid van de black box op het eerste zicht weg is, maar doordat de mensen elkaar een hand geven, creëer je toch opnieuw een soort bescherming. De toeschouwers worden voor de duur van het stuk als het ware een nieuw, groot lichaam: een alien die zich ongegeneerd door de ruimte kan bewegen en dingen doet die een individu op straat nooit zou doen. Je wordt ook letterlijk onzichtbaar in de groep: passanten zien geen individuen. Doordat de toeschouwer een masker moet opzetten, ontstaat er bovendien extra anonimiteit die je toelaat om je over te geven aan wat er gebeurt. Zo kan het publiek op een contemplatieve manier naar de wereld kijken. De voorstelling zorgt voor een sterke concentratie. Je zintuigen worden aangescherpt. Je wandelt en kijkt zonder dat je zelf beslist waar je naartoe gaat. Het is bijna een meditatieve ervaring.’
Vandewalle is zelf thuis in vipassana, één van de oudste boeddhistische meditatietechnieken waarbij je jezelf observeert. ‘Soms ga ik dat een maand doen. Dan praat ik niet en ontstaat er een zeer sterke concentratie. Je focust je dan lange tijd op een aspect van je lichaam zonder aan iets anders te denken. Daardoor krijg je een dieper inzicht in hoe de realiteit gevormd wordt en merk je bijvoorbeeld dat de dingen anders in elkaar zitten dan je dacht. Het is daarbij echt van belang om dat urenlange stilzitten zelf te ervaren en te ondergaan. Dat is iets heel anders dan erover te lezen of er les over te krijgen. Die kracht van de observatie wilde ik verwerken in Walking the Line.’
Publieke ruimte als vrijplaats
Hoewel de toeschouwer actief meebeweegt met de voorstelling, kan Vandewalle zijn producties niet participatief noemen. ‘Het publiek wordt alleszins niet betrokken bij de creatie van het stuk. De toeschouwers genereren de performance wel mee, maar ze hebben geen zeggenschap over wat er gebeurt. Het is zelfs zo dat ze zich echt aan ons moeten overgeven. We hebben het stuk heel bewust zo opgebouwd dat je je een uur lang nergens zorgen over hoeft te maken.’
Ook terminologieën als ‘de emancipatie van de toeschouwer’ neemt hij niet snel in de mond. ‘Dat lijkt me nogal idealistisch’, lacht hij. ‘Wel wil ik andere manieren van percipiëren opzoeken met het publiek. Het gaat over erkennen dat theater een specifieke manier van kijken en ervaren teweeg brengt, en dat we de mogelijkheden ervan kunnen onderzoeken en openbreken. En misschien emancipeert mijn aanpak me wel als maker: de hele wereld wordt mijn residentie of mijn studio en ik kan dat klassieke theater met al die referenties loslaten. Soms heb ik het gevoel dat in de theaterzaal alles al eens is gezegd. De publieke ruimte voelt dan als een vrijplaats.’
Vandewalle erkent wel dat het werken buiten de theaterzaal specifieke complicaties met zich meebrengt. ‘Zeker nu ik mensen niet gewoon vervoer zoals bij Birdwatching, zijn toeschouwers op voorhand wel eens afgeschrikt. Af en toe haakt er onderweg bovendien iemand af. Maar goed, tijdens een zaalvoorstelling gebeurt het ook dat er soms iemand weggaat. Uiteindelijk vind ik dat mensen zich vrij makkelijk overgeven aan de situatie. Het is best fascinerend om te merken hoe bepaalde codes uit de zaal gewoon blijven doorwerken. Zo is het publiek stil zodra de voorstelling begint, net zoals bij een traditionele zaalproductie. Dat merkte ik des te meer toen we Walking the Line in Zuid-Afrika speelden waar dat veel minder de gewoonte is. Mensen bleven daar tijdens de performance gewoon doorpraten en commentaar geven’. Lacht: ‘Dat deed toch wat afbreuk aan de ervaring.’
Foto: Dario Prinari
Walking the Line is te zien op Festival Spring Utrecht
24 t/m 26 mei, zes voorstellingen per dag
springutrecht.nl