Het meisje van de kassa is er al weken mee bezig. De verzameling krantenknipsels naast de deur van de kleedkamer groeit als een pusgezwel. Nu net hing ze de volgende erbij. Op deze is een duinachtig gebied te zien, er zijn toefjes helmgras ingetekend. Het lijken net bleke stekelvarkentjes. Eronder staat: ‘Hier wordt zijn haar verzorgd.’ De ene cartoon nog beter dan de andere. Het is inmiddels een grimmige veelheid. Er is niets zo grappig als de verschijningsvorm van deze Amerikaanse zakenman die zich verkiesbaar stelt als president.
De acteur kwam binnen met buitenwereldwangen en heeft de verzameling zorgvuldig bestudeerd. Ik heb hem niet een keer horen lachen. Wel tast hij even onwillekeurig naar zijn eigen haar. Hij lijkt een kort moment heel ander werk te verlangen, maar schudt het van zich af en pakt zijn tas uit. Hij checkt zijn kostuum op de hanger en neemt nog wat tekst door. Mijn ‘wat spelen we vanavond’-spel kan beginnen. Ik hoor hem zeggen: ‘Ik ben één grote wond. Een verschrikkelijke toestand. We moeten ontzien worden en worden gemarteld.’ Een hystericus, denk ik, dus ik begin te vermoeden wie hij gaat vertolken. De acteur gaat staan nu. Hij is nogal fantastisch. De abstracties van de woorden vinden materie in hem. ( Dit heb ik niet zelf bedacht hoor, zo heb ik een vrouw ooit acteren horen beschrijven.) Hij gaat voort: ‘In ieder detail is ziekte. Overal. In alles. Een komedie dachten we. Maar het is toch een tragedie. Stukje bij beetje wordt er tussen deze muren een tragedie gespeeld. In alles wordt het aangekondigd. Alles wijst erop.’
Onmiskenbaar Bernhard. Een auteur die in mijn ogen de trivialiteit van de intelligentsia in het gezicht van de intelligentsia werpt. Je bent, als ik hem goed begrijp na al die jaren, beter af als natuurmens. En omdat de lieve verstandige mens al tot zelfhaat geneigd is, ben ik geneigd, hoe geestig en zelfreferentieel ook, Bernhard te verwerpen. Waarom moeten de mensen horen dat ze ijdel en triviaal zijn? Ik zie ze hier worstelen en strijden, ik zie ze vooral vechten voor waardigheid en rechtvaardigheid. Ze zouden van zoveel zelfhaat nog moedeloos worden. En lamgeslagen. Ik heb nood aan een lichaam. Ik zou met handen en hoofd een essay schrijven, echt waar. ‘Waarom men in tijden van crisis Thomas Bernhard op de plank dient te laten.’
Mijn blik is nu eenmaal vooruit gericht en achter de acteur zie ik de cartoons weer hangen. Als iets makkelijk te ridiculiseren is, dreigt er gevaar, leerde ik. Als je kunt denken: dit hóef ik niet eens te verwerpen, dit heft zich vanzelf wel op, dan kan er in de luwte van dit handelingsvacuüm iets snel en hoog opgroeien. Vandaag was ik bang. Als de intelligentsia vanavond nu maar niet moe en moedeloos de zaal verlaat. Zij is het die bij machte is een verweer te verwoorden tegen het gedachtegoed van de Amerikaanse zakenman. Het zijn misschien wel de laatste mensen die geld niet met vrijheid verwarren.