Een vrouw pakt haar koffers. Het is Frankfurt, 1935. Koffers betekenen vertrek en vertrek in het nationaal-socialistische Duitsland is afscheid in extreme hevigheid. De vrouw aarzelt wat ze wel en niet zal meenemen, het portret van haar man Frits bijvoorbeeld? (meer…)
Op de televisie van een verpleeghuis praat Gordon met veel gevoel voor drama over het overlijden van een vriend. Zijn verhaal verdient alle aandacht van de presentatoren, maar wordt nogal potsierlijk als twee joodse vrouwen vanuit hun ziekenbedden voor een stuk minder toehoorders hun oorlogsverhaal beginnen te vertellen.
Misschien getuigen zij wel voor het eerst over hoe hun dromen als jonge bruidjes kapot geslagen werden door een gruwelijke oorlog. Mirjam (Diana Dobbelman) vertelt hoe ze van Westerbork naar Auschwitz reisde en hoe haar ouders daar uit elkaar getrokken en vermoord werden. Edith (Rick Nicolet) moest alleen onderduiken, terwijl haar broertje met het syndroom van Down gedeporteerd werd uit een instelling. Mirjam overleefde door gratie van een oude schoolvriendin, Edith door haar niet joodse man. Maar reddende engelen worden ze niet genoemd. De oorlog bleef in een leven vol schuldgevoelens en gemis.
Lotgenoten in vreselijk lijden vinden niet automatisch ook steun bij elkaar. Mirjam en Edith troeven elkaar eerder meedogenloos af in oorlogsleed. Hun jonge verpleger Matthias (Martin Willem van Duijn) zorgt als ’toeschouwer van de verkeerde kant’ voor nog meer spanning. Zijn grootvader werkte bij de Duitse marine. De kleinzoon blijkt ook nog steeds met het verleden te worstelen. Als homo had zijn opa vast ook een roze driehoek op zijn jas gespeld. De oorlog leeft in zijn generatie koppig voort.
Een weinig troostrijk en hoopvol scenario dat schrijfster Mieke van Zeben ons dus voorlegt. Wat natuurlijk niet betekend dat het niet verteld moet worden. Dat laatste is de missie van Van Zeben: meer aandacht voor persoonlijke verhalen uit de oorlog. Daarvoor deelt ze speciale schriftjes uit en trekt ze met de voorstelling langs verzorgingshuizen. In de theaters mag je betalen met je eigen verhaal. Het personage van Edith is alvast gebaseerd op Van Zebens eigen moeder.
De getuigenis werd leidend voor de vorm. We horen drie levensverhalen in vooral korte stukjes monoloog. Omdat de dames het grootste deel van de voorstelling in hun bed liggen, blijft de regie van Jori Hermsen vrij statisch.
Tussen de scènes door zingen de acteurs prachtige Hebreeuwse liederen, die vooral bij de kwetsbare stem van Dobbelman door de ziel kunnen snijden. De tragiek verzacht Van Zeben met komische noten, die dan weer vooral actrice Nicolet plezierig groot uitspeelt. Al krijgt ze daarbij weinig terug van haar tegenspelers die een meer verlegen (Van Duijn) en mooi breekbaar (Dobbelman) personage neerzetten, en moet ze het soms doen met wat clichématig materiaal. ‘Ik zou maar op je rollator passen, je weet wat ze met onze fietsen hebben gedaan.’ De kracht van deze voorstelling ligt toch vooral in haar documentaire waarde.
Foto: Tim van de Most