‘Mahler & Kokoschka’ van Ulrike Quade Company is een voorstelling vol verrassingen en paradoxen, prachtig gespeeld door Aafke Buringh, Marijn Klaver en door twee zeer op hen gelijkende poppen *****
In Maniacs onderzoekt theatermaakster Ulrike Quade de houdbaarheid van de liefde en wel met een real doll. Terwijl op de achtergrond een landschap van beelden de revue passeert, stoeit acteur Phi Nguyen met zijn veertig kilo wegende geliefde. Echte spanning levert dat uitgangspunt nog niet op.
Wellicht was het onderzoeksproces van Maniacs vele malen interessanter dan de uiteindelijke voorstelling. Poppentheater maken over de relatie met een pop is misschien ook wel een lastige opgave. Boeiender dan de voorstelling is dan ook het informatie- en contextmapje, dat Quades gezelschap het publiek meegeeft voor aanvang van de voorstelling. Het vertelt veel over het proces van Maniacs. We kunnen lezen over Nguyen’s eenzame zoektocht op de vloer met zijn tegenspeler, die geen echte speler is, en komen meer te weten over zijn bizarre uitstapjes met haar. Die uitstapjes waren blijkbaar al performances an sich. Waarom een theatervoorstelling maken? Het is een relevante vraag in deze.
De voorstelling zelf begint kwetsbaar. Op het podium een naakte Nguyen met de eveneens ‘naakte’ siliconen vrouwenpop. Het cleane decor kent witte panelen en een doorzichtig plastic bankje. Zwetend probeert de acteur verschillende houdingen met de pop te vinden, met seks heeft het niets te maken. Lang houdt dat beginbeeld aan met op de achtergrond luide, weinigzeggende discomuziek. Dan begint Nguyen te spreken. In de spaarzame, tamelijk gedragen teksten, geschreven door filosofe Simone Saarloos, analyseert de man zijn eigen gedrag. De reflecterende zinnen scheppen dezelfde afstand als het koude decor en daarmee creëert de tekst maar weinig contrast met wat er al te zien is.
Op de witte achtergrond projecteert Quade videobeelden. Bijvoorbeeld van een schoonmaakritueel met sop, waarin delen van de pop – de navel en de mond – zorgvuldig worden gewassen. Andere beelden voegen minder toe aan het leven van de man met de pop en zijn vooral illustratie. Grappig is de terugkerende animatie, waarin de hoofden van de pop en Nguyen, wiens emotieloze gezicht ook iets popperigs heeft, levensgroot worden geprojecteerd in een groen Teletubbielandschap met geluiden van vogels. Een gewiekste Engelse tekst in die animatie neemt alles op de hak. Het werkt en geeft de voorstelling ritme en humor.
Maar de live gespeelde scènes zijn flinterdun. Nguyen doet een act met een hondenmasker (heel goed overigens), zingt een lied en danst een rondje met zijn pop. De acteur doet zijn best, maar theater wil het maar niet worden. Natuurlijk was Quade op zoek naar de leegte en wilde ze de toeschouwer daarmee confronteren. Maar de voorstelling is te weinig radicaal om dat effect werkelijk teweeg te brengen. Eigenlijk wordt er in Maniacs iets teveel uitgelegd.