Met Jongensuren brengt regisseur en schrijver Koen Verheijden een fragmentarisch maar zorgvuldig gestileerd verhaal van een jonge, lesbische, Joodse vrouw. Het stuk, geïnspireerd op het werk van de Nederlandse auteur Andreas Burnier uit de jaren zestig en de biografie door schrijver Elisabeth Lockhorn, verdiept zich in verboden queerliefde en de worsteling met zelfacceptatie binnen een maatschappij die bol staat van verwachtingen.

Pal voor de eerste rij, dicht bij het publiek, staan vier actrices naast elkaar, hun gezichten naar de zaal gericht. In stijlvolle jasjes (kostuumontwerp: Hanne Pierrot) met perfect geplaatste schoudervullingen – hot mama hot! – brengen de spelers treffende teksten over confrontatie en acceptatie in al zijn facetten. Het kwartet wisselt anderhalf uur lang van rol en schakelt voortdurend tussen de hoofdpersoon – soms Simone, dan Simon, of Ronnie – en andere personages. Veelal geliefden, in een of andere vorm. Het verhaal wordt vlot opgediend, maar het spel blijft vaak wat braaf.  

Andreas Burnier (1931-2002) was een pionier in de Nederlandse literatuur, wetenschapper en feminist, die thema’s als gender, queerness en zelfacceptatie verkende in een tijd waarin deze nauwelijks bespreekbaar waren. Vreemd genoeg was ze tegen abortus. Met Het jongensuur (1969) – dat verwijst naar het tijdslot waarin alleen jongens mochten zwemmen – schetst ze een aangrijpend portret van een meisje dat zich meer een jongen voelt en vecht tegen maatschappelijke conventies.

Burnier pleitte voor het recht om anders te zijn, waardoor haar literatuur niet alleen tijdloos is, maar ook vandaag de dag sterk resoneert. Zeker met dit rechtse kabinet, waarbij alles dat buiten de ‘norm’ valt, ‘onacceptabel’ is. Hoewel de verhalen van Burnier rauw en ongeremd neergepend zijn, mist dat leef-maar-rijk stijltje net te vaak in deze voorstelling.

Koen Verheijden maakt met Jongensuren een indrukwekkend debuut bij Toneelschuur Producties. Zijn kracht ligt in zijn scherpe oog voor kwetsbaarheid en verlangen. Zijn acteurs brengen veel gelaagdheid in het karakter van het hoofdpersonage, dat duidelijk worstelt met identiteitsvragen.

In een prachtige, maar schrijnende scène springt Kirsten Mulder in de armen van Anne-Chris Schulting, als een slingeraapje dat niet los wil laten. Om (figuurlijk) overeind te blijven klampt ze zich vast aan haar geliefde, bang om de waarheid over zichzelf onder ogen te zien. Ook de ontmoetingen met anderen dragen elk hun eigen poëtische kracht. Het is een productie die laveert tussen intieme reflecties en schrijnende confrontaties, waarbij de verstrijkende jaren geleidelijk in elkaar overvloeien.

De zorgvuldig gecomponeerde scènes worden visueel versterkt door een cirkelvormig doek (decor: Juul Dekker), dat doet denken aan een volle maan en fungeert als stille getuige van Simones innerlijke strijd. De spelers schrijven om de beurt een naam met zwarte stift op een wit vel. Het is de naam van de persoon die het hoofdpersonage ontmoet. Vervolgens wordt deze naam geprojecteerd op het doek en dient als inleiding voor de scène.

Deze aanpak doet denken aan de structuur van De wetten door Connie Palmen, met hoofdstukken gewijd aan figuren als de astroloog, filosoof en psychiater, of aan de queer televisieserie Anne+, die elke aflevering richt op een specifieke minnares van de hoofdpersoon. Zoiets kan goed werken, maar in deze voorstelling van negentig minuten, waarin het tempo hoog ligt, komt de opeenvolging van ontmoetingen soms gejaagd over. Het is te veel, in te weinig tijd. Een kleinere selectie had hier beter gepast.

Kirsten Mulder, Anne-Chris Schulting, Lulu Streefkerk en Hanna van Vliet zijn een genot om naar te kijken. Tijdens een spannende ontmoeting op de Zeedijk in lesbisch café Het Mandje, zoekt het hoofdpersonage (hier Schulting) zichzelf tussen de vrouwen. Ze durft nog niet, maar wil zó graag en laat zich schaken door de verleidelijke Annie, bang voor niets of niemand, stoer neergezet door Streefkerk. In een ander gedeelte speelt Van Vliet met vet Amsterdams accent een heerlijk, overtuigende hoerenmadam die het hoofdpersonage een levenslesje meegeeft: ‘Jij wil in vrede kenne leven zoals je bent, Simone. Maar dat ken niet, omdat jij jezelf niet respecteert.’

De extra laag die Verheijden aan het eind toevoegt door de schrijver Andreas Burnier in ‘het heden’ op te voeren en te laten interviewen over haar eigen werk, voegt weinig toe aan de voorstelling. Het idee is duidelijk: de schrijver bespreekt haar levensverhaal, waarmee Verheijden zijn inspiratiebron belicht. Toch komt de uitvoering enigszins geforceerd over.

Jongensuren is een prachtige voorstelling, maar mist in tegenstelling tot Burniers boeken vurigheid en pit. Ik hoopte op stomende seks, heftig smachten en een intens verlangen van mijn kruin tot in mijn kleine tenen. Wel is Verheijdens verhaal prachtig gestileerd, met de vertwijfeling en zoektocht van Simone als sterkste punt. Voor mij ontbreekt echter de rauwe energie die het verhaal naar een hoger niveau had kunnen tillen.

Foto’s: Sanne Peper