Nazar Rakhmanov komt de belofte uit de titel van zijn performance (The borderland: dark promise) gedurende een groot deel van de voorstelling na: het is en blijft donker op het podium. Aanvankelijk is er alleen in een hoek een camera in een kleine bundel licht te zien, die al gauw ook in het zwart verdwijnt.

De korrelige zwartwitbeelden die de camera alsnog in het donker registreert, worden geprojecteerd op een groot scherm dat vlak voor het publiek op ooghoogte hangt, met daarboven een kleiner scherm. Langzaam beweegt de camera zich naar een in een onderbroek gehulde, slanke figuur. Doordat hij op handen en voeten loopt en aan drie andere figuren die plots opduiken snuffelt, heeft hij iets dierlijks over zich. Die andere wezens lijken vooralsnog menselijker: ze hebben keurige kleding aan en de vrouw heeft zelfs een handtasje. Maar als ze zich in poses beginnen te bewegen alsof ze samen op de foto gaan, verraden geklauwde handen dat ook zij het dierlijke in zich dragen.

Al gauw kan je het gevoel bekruipen dat je naar een horrorfilm kijkt: de videobeelden hadden zo uit The Blair Witch Project geplukt kunnen zijn en de ademhalingsgeluiden en diepe brommen kunnen prima onheilspellende scènes ondersteunen. Maar waar je bij een griezelfilm de angst kan hebben dat jou als kijker ook iets engs kan overkomen, voelt het niet alsof deze merkwaardige figuren iets kwaads in de zin hebben. Ze lijken vooral bezig met een paganistisch ritueel en verbinden zich daarvoor aan de elementen: de een strooit aarde op de vloer, de ander dompelt zich onder in een emmer water en samen steken ze een vuur aan. Ze trekken maskers over hun hoofden, binden belletjes om en dansen in een cirkel.

Ondanks dat de taferelen niet eng zijn, gaat het geheel je wel onder de huid zitten. Je wil grip krijgen op het donker, op wat er achter die schermen gebeurt. Maar Rakhmanov vraagt je je in deze ongrijpbare maar fascinerende voorstelling over te geven aan het onbekende, aan dat wat ons vreemd is maar misschien wel deel van ons uitmaakt. Hij nodigt je uit nieuwsgierig te zijn naar waar het duister je naartoe leidt.

Al geeft hij langzaam toch wat meer houvast: de camera wordt in de rechterhoek geplaatst, waar een klein straaltje licht op valt. De lens is duidelijk op het speelveld gericht; we krijgen via het grote scherm zicht op  de gehele vloer. De performers blijken zich tussen verschillende sculpturen zoals takkenbossen of geweiachtige vormen door te hebben bewogen. Met de openbaring van hoe de ruimte eruitziet, is je gevoel van controle enigszins terug.

Bij een volgende scène maakt het mysterieuze zelfs plaats voor het alledaagse door de introductie van een elektrische tandenborstel. Eerst begint het onderste scherm, dat aan twee draden aan het plafond hangt, te bewegen, vergezeld van een griezelige gongachtige galm. Het blijkt geen scherm te zijn waar we naar keken, maar een metalen plaat waar het beeld op is geprojecteerd. De plaat kantelt heen en weer en vervormt daarmee de videobeelden. Als de camera achter het scherm wordt geplaatst, zien we wat deze bewegingen veroorzaakt: een van de figuren slaat tegen de plaat aan met metalen objecten, een trommelstok en dus ook die elektrische tandenborstel. De vibratie van die laatste tegen de plaat aan zorgt voor een hoge trilling die akelig zou kunnen zijn als je de bron niet kende. De banaliteit die dit met zich meebrengt is verfrissend en laat de curieuze wereld van de voorstelling overvloeien in onze alledaagse werkelijkheid.

De eindscène, als de nog dierlijker geworden figuren de buitenwereld betreden, is zelfs nog grappiger, een complete ommekeer van de sfeer. Het siert de voorstelling dat het einde zo weinig plechtig maar absurdistisch is. De figuren doen nog excentrieker aan in die wereld buiten de muren van het theater, maar zou het niet mooi zijn als we hun merkwaardigheid, de dierlijke oerkrachten in onszelf, juist ook daar verwelkomen?

Foto: Roman Ermolaev