Het is een fantasierijk liefdesverhaal, Reis naar de Maan door BarokOpera Amsterdam. De komische sprookjesopera – opéra-féerie – van de Franse componist Jacques Offenbach (1819-188) is niets minder dan ‘de ontdekking van de liefde’, en zo had het romantische muziektheater ook genoemd kunnen worden.

Het gezelschap onder artistieke leiding van Frédérique Chauvet (dwarsfluit) neemt de toeschouwer mee op een muzikale reis naar de maan, het gewichtloze universum en vooral ook een verre planeet waar de liefde niet bestaat.

Althans, zo lijkt het. Met de sciencefiction-bestseller Reis naar de maan in 28 dagen en 12 uren (1865) van Jules Verne is het allemaal begonnen. Offenbach bracht het fantastische verhaal naar het podium als satirische operette. De première van Le voyage dans la lune in 1875 in het Parijse Théâtre de la Gaité telde 24 decors, 673 kostuums en twee balletten. Extreem spectaculair moest het zijn.

BarokOpera Amsterdam zoekt een bescheidener vorm, maar heeft een sterke troef: naast de zangers en musici is het acrobatenduo Vilja aangetrokken, van wie acrobaat Bram de Beul tevens de regisseur is. In het eerste deel staat een prachtig uitgevoerde maan (ontwerp: Sacred Places) matgrijs schijnend aan het hemelgewelf. De acrobaten zweven voorbij, alsof zijzelf ook hemellichamen zijn. Eenmaal aangeland op de maan zelf – de liefdeloze planeet – tonen videobeelden kale landschappen, maar ook sciencefictionachtige steden, een raket, bouwwerken en een heuse sneeuwstorm.

Het muziekensemble zelf bestaat uit zes romantische instrumenten uit Offenbachs tijd, waaronder een Pleyel-piano uit 1875 en een Erard-harp, bespeeld door Marjan de Haer die tijdens de maanscènes elektroklanken aan het instrument ontlokt. De musici staan prominent op het podium en nemen deel aan de handeling. Die is eenvoudig: de verwende Caprice, Prins van de Aarde, heeft de hele wereld (lees: aarde) rondgereisd en wil zijn vader Vlan (bariton Pieter Hendriks), Koning van de Aarde, niet opvolgen. Caprice droomt van een maanreis en daarbij moet Miscroscope (tenor Jacques de Faber) als de Uitvinder hem helpen. Dat zijn spannende scènes, sterk gezongen ook. Kan Microscope een raket bouwen die als een kanonskogel naar de maan vliegt? In die tijd was een ruimtereis onderwerp van gesprek, zowel bij kunstenaars, wetenschappers als de burgerij.

In een raket stuiven ze door het universum en landen daadwerkelijk op de maan. Daar ontmoet het aardse drietal drie maanbewoners, onder wie de Koning en Koningin van de Maan en Fantasia, Prinses van de Maan. Caprice wordt smoorverliefd op Fantasia, en dankzij de nodige appels en cider als liefdeselixer ontdekt de aanvankelijk kille Fantasia welke heftige en heerlijke gevoelens de fysieke liefde kan oproepen. Appelbomen ontbloeien op de maan, de planeet verandert in een liefdesparadijs.

Evenals bij de Parijse première vertolkt een sopraan de rol van Prins Caprice. Offenbach speelde graag met travestie, dat was een pikanterie. BarokOpera Amsterdam pakt het genderneutraal aan: sopraan Wendeline van Houten is een vrouw, ‘punt uit’, zoals het programmaboek schrijft. ‘We verdelen de rollen zonder onderscheiding.’ Van Houten en maanprinses Fantasia (sopraan Nathalie Denyft) zijn geweldig in duetten die tot in de hoogste regionen gaan. Denyft is superieur in de wijze waarop ze aanvankelijk met wufte gebaartjes de liefde afwijst en tot slot gloeit van hartstocht. Haar beroemde aria ‘Air Fantasia’ toont de extremen van de liefde, van nervositeit tot woede. En het ‘Appeltjesduet’ (‘La pomme, la pomme’) met Caprice behoort al eveneens tot de lyrische hoogtepunten; toen een hit, nu nog steeds verrukkelijk, precies zoals het ooit bedoeld was.

De bewerking van Offenbachs opera is niet altijd evenwichtig, en loopt zeker in het tweede deel vast in al te snelle plotwendingen of juist een te langdurig uitgesponnen renpartij door de sneeuw. Er zit beslist maatschappijkritiek in de oorspronkelijke Le Voyage, bijvoorbeeld op het nutteloze koningschap, de rechtspraak en de aanvankelijke intolerantie tussen maan- en aardebewoners. Op het toneel gebeurt veel, van circusacts en verkleedtoestanden tot carnavalacts. Dat is over de top, misschien bedoeld door Offenbach bij wijze van spektakel, maar voor de toeschouwer van nu is het eerder een last, een lichte weliswaar. Bovendien is de muziek van Offenbach zo melodieus en bruisend, luchtig met gevoelige melodieën en zo transparant-mooi gebracht door het ensemble, dat je daar beter naar wilt luisteren.

Foto: Hugo Segers

Credits

artistieke en muzikale leiding Frédérique Chauvet regie en choreografie Bram de Beul dans en luchtacrobatie Vilja Duo: Renske Endel en Bram de Beul spel Nathalie Denyft, Wendeline van Houten, Hansje van Welbergen, Mattijs Hoogendijk, Jacques de Faber, Pieter Hendriks ensemble Anneke Veenhoff, Tal Canetti, Diederik Ornee, Frédérique Chauvet, Elin Eriksson, Marjan de Haer kostuums Lieven Baert decor en projecties Ben de Keyser, Sacred Places lichtontwerp Lars Huijgen boventiteling Toon van Wolferen