Toen de musical Spring Awakening in 2006 van een kleiner theater aan de rand van het New Yorkse theaterdistrict de overstap naar Broadway maakte, was ik 16 jaar. Het broeierige verhaal over tieners, hun verlangens en verdriet raakte me, en velen met mij: dit ging over een periode in het leven waar wij als jonge generatie middenin zaten. (meer…)
Het feest is voorbij. Een New Yorks ziekenhuis stroomt vol met homoseksuele mannen, die besmet zijn met een mysterieus en dodelijk virus. Het is 1981, het begin van het aidsdrama. ‘Vreemd en vreselijk, ongeneselijk.’
Falsettos is de autobiografische musical van William Finn, die tijdens zijn huwelijk beseft dat hij toch echt meer homo dan hetero is. Finn laat ons een ‘modern family’ zien, een samengestelde familie: Marvin (William Spaaij) woont aanvankelijk alleen met zijn vrouw Trina (Rosalie de Jong) en hun tienjarige zoon Jason (op de premièreavond Milan van Lipzig). Daar komt Marvins nieuwe jongere mannelijke liefde Whizzer (Job Greuter) bij. Dat laat Trina niet op zich zitten en haalt haar therapeut en nieuwe liefde Mendel (Ad Knippels) in huis. Dan hebben we nog de twee lesbische buren, dokter Charlotte (Danique Graanoogst) en kookbezetene Cordelia (Julia Herfst), die de deur bij deze bonte verzameling plat lopen. En zo ontstaat een verrassende combinatie van een liefdeshuis en sociale hulpgemeenschap.
De aanvankelijke luchtigheid van Falsettos spat vanaf de eerste minuut de zaal in als de Joods mannen zich zingend, slapstick-dansend, ginnegappend en elkaar vrolijk dwars zittend volkomen uitleven. Dit openingsnummer Four Jews in a Room Bitching is door Koen van Dijk puntig vertaald in Vier man zitten te vitten, waarmee hij nog een extra rijmpuntje scoort ten opzichte van het origineel. Dat gaat de hele avond door. Van Dijk heeft werkelijk een sublieme vertaling afgeleverd, die het stuk nog meer glamour, heftigheid en snelheid geeft.
Falsettos ging in 1992 op Broadway in première en was toen meteen goed voor twee Tony Awards voor beste script en beste originele muziek. Keith Haring had het logo van de musical gemaakt, een fel rood hart met drie simpel gestileerde figuren die zich aan het hart vastklampen. Bij de New Yorkse herneming van de musical in 1996 – Keith Haring was inmiddels overleden – heeft men het logo veranderd in een neutraler hart waar de spelers hun plekje in kregen. De producenten waren bang dat de link met Keith Haring de suggestie zou wekken dat de show eigenlijk alleen maar voor een homoseksueel publiek was bestemd. Gelukkig zijn in het prachtige Nederlandse decor van Eric Goossens de herkenbare figuren van Haring weer te zien.
Totdat aids een grauwsluier over het verhaal laat neerdalen is Falsettos buitengewoon grappig, met Ad Knippels als de humorspil met kleine opmerkingen en gebaartjes. Hij steelt de show als hij Trina als cliënt op de sofa heeft liggen en hij zijn zakelijke benadering niet kan volhouden omdat hij verliefd is op haar. Ook de scène waarin Marvin er niet veel van bakt als honkballer (toch meer een sport voor Latinos), met de hele schreeuwende ‘familie’ op de tribune, is hilarisch.
Naast Knippels is William Spaaij geweldig in vorm als zanger en speler. Eigenlijk is er in de cast geen zwakke plek aan te wijzen. De dertienjarige Milan van Lipzig, die in Falsettos zijn professionele debuut als Jason maakt, is gezegend met een lekkere volle jongensstem. Hij had het soms moeilijk met de temperamentvolle, mooie, maar lastige, horten- en stotenmuziek van Finn, maar wist dat perfect te compenseren met zijn aanstekelijke bravoure, die doet denken aan Danny de Munk in zijn jongere Ciske de Rat-jaren.
De twee lesbische vrouwen blijven de eerste acte totaal uit beeld, maar met name Danique Graanoogst eist na de pauze nadrukkelijk een hoofdrol op als brenger van het nare medische bericht. Als Whizzer in het ziekenhuis belandt (eerst laat hij in een squash-spelletje Marvin alle hoeken van de speelruimte zien, maar een tijd later valt hij zelf uitgeput op de grond) is zij niet alleen de zorgzame arts, maar ook een liefhebbend en troostend lid van die opmerkelijke uitgebreide familie.
De omslag van serieuze komedie naar serieuze tragedie grijpt naar de keel. Bassist Freek Mulder verruilt zijn basgitaar meerdere keren voor contrabas met strijkstok, en alle spelers doen er dan een tandje bij, zonder dat het te klef emotioneel wordt. Vooral de scène rond het ziekbed van Whizzer is van een ongekende intensiteit. Job Greuter in het lied Je moet toch ooit sterven is hartverscheurend.
Falsettos, dat door corona- en apenpokkenvirus een extra actuele lading heeft gekregen, staat tot half augustus twaalf keer in DeLaMar als onderdeel van het Pride-programma in de hoofdstad. Maar het zou echt te idioot zijn als deze productie niet een mooi, landelijk vervolg krijgt.
Foto: Liza Kollau