We hebben even moeten wachten, maar Pieter Kramer en Don Duyns zijn weer terug met een nieuwe familievoorstelling. Wolfgang, het Wonderjong zou al veel eerder in première zijn gegaan, maar door de coronapandemie en het vertrek van Kramer bij Theater Rotterdam kwam er een noodgedwongen pauze in een theatertraditie die al zo’n 15 jaar succesvol is. (meer…)
Nooit meer pumps van Prada? Nooit meer douchegel van Dior? Voor de zussen van Belle is het een heuse nachtmerrie. Of zoals ze zelf met gevoel voor drama zeggen: ‘Als wij niet meer kunnen shoppen, wat heeft het leven dan voor zin?’
Maar Belle is anders. Zij hoeft geen nieuwe kleren of dure make-up, zij vindt de afdankertjes van haar zussen prima, als het maar lekker zit, en als ze maar een boek heeft: ze leest er elke dag één. In tegenstelling tot haar zussen is ze dan ook niet geïnteresseerd in tongen met Salvador: hij is misschien wel de hot boy van het dorp, maar zo oppervlakkig als wat. Liever een man die eruitziet als een beest, maar die haar verleidt met zijn onbegrensde fantasie.
In deze heerlijk karikaturale hertaling van Belle en het beest – alleen dit weekend te zien in de Philharmonie in Haarlem – worden de contrasten lekker vet aangezet. Zowel de tekst van Leopold Witte als de regie van Geert Lageveen zetten vol in op over de top satire, met feestelijk resultaat. Goddank weten de acteurs raad met dit soort ‘van dik hout zaagt met planken’-toneel: hun onbeschaamde, veelal frontale spel verraadt op de beste momenten ook een grote onzekerheid, waardoor alle personages, zelfs de bordkartonnen, semi-sardonische zussen (Rop Verheijen en Kim van Zeben) voor de goede verstaander een fijn reliëfje diepgang krijgen. Bart Rijnink geeft als onhandige pakketbezorger regelmatig een lekker clowneske slapstick ten beste, en danser Ilija Surla biedt mooi tegenwicht met zijn nagenoeg woordloze, fysieke spel.
Keja Klaasje Kwestro vormt als Belle zonder meer het hart van de productie: ze biedt met invoelend spel tegenwicht aan het circus van doorgeschoten kapitalisme en uiterlijk vertoon dat haar omgeving in de ban houdt, onder andere met een prachtige solo op de melodie van ‘Somewhere over the Rainbow’ (muzieksamensteller Jan Pieter Koch koos voor een prettige afwisseling tussen bekende hits uit de popcultuur en werk van klassieke componisten als Bartok en Ligeti). De wisselwerking tussen de spelers en het (45-koppig!) orkest, onder muzikale leiding van Sander Teepen, is sowieso een grote kracht. Regelmatig bevinden musici zich op de speelvloer of acteurs tussen de muzikanten. Lampjes aan de strijkstokken zorgen op momenten voor een in alle eenvoud betoverende scenografie. Een fijne vondst is ook de adaptatie van Belle’s vader, die gehandicapt is en alleen kan communiceren door zijn cello te bespelen, met vaak melancholische dialogen als resultaat.
Dat soort creatieve ingevingen tillen de voorstelling uit het hapklare. Gaandeweg neemt Witte’s tekst wat al te grote stappen: de ontluikende liefde tussen Belle en het Beest (die totaal uit de lucht komt vallen), wordt er wel erg snel doorheen geduwd, net als de weliswaar bonte finalescène waarin Salvador en het Beest duelleren en die laatste zichzelf onthult: in een weldadige mix van dans, muziek en spel heeft het verhaal wel een flinke knauw opgelopen.
Bovenal is dit een familievoorstelling waar het spelplezier vanaf spat, die alle zintuigen prikkelt, op momenten mierzoet moralistisch is, dan weer poëtisch verstild en vervolgens vrolijk de de draak steekt met de consumerende mens, die krampachtig op zoek is naar instantsucces. Maar geluk kun je niet bestellen en in een pakketje thuis laten bezorgen. Je kan het wel zelf verzinnen, en daar dan in geloven.
Foto: Ben van Duin