Het collectief is anno 2021 de standaard organisatievorm voor theatermakers die structureel samenwerken. Toneelschrijfster Janneke Jansen sprak een flink aantal theatercollectieven: La Isla Bonita, Het Pijpcollectief, hastagmonike, DIEHELEDING, de Theatertroep, URLAND, KASSETT en Club Lam. ‘Het is niet alsof wij uitgespeeld zijn, het wordt alleen even heel moeilijk gemaakt voor de kunstsector.’ (meer…)
Oefenen hoe een familie te zijn.
Hiphoptheatercollectief DIEHELEDING bestaat uit Steven Ivo, Annebel Overbeeke, Nick Livramento Silva, Dalorim Wartes, Merel Pauw en Jip Vuik. De eerste vijf zaten bij elkaar in de klas op de Toneelschool in Arnhem, Jip studeerde af als regisseur aan de Toneelacademie Maastricht. Vanuit heel verschillende achtergronden combineren ze theater en hiphopmuziek en verbinden ze taalspelletjes in muziek aan (klassieke) verhalen. In een gezellige drukte, waarin door elkaar wordt gepraat, maar goed wordt geluisterd en waar van grappige zinnen direct liedjes worden gemaakt, schuif ik bij ze aan in De Berenkuil, waar ze vaak werken met DOX en Theater Utrecht. In deze gastvrije groep is de energie hoog: in rap tempo wisselen de collectiefleden elkaar af in hun antwoorden.
Hoe zien jullie je rol in het collectief?
Nick: Ik ben medemaker: ik speel en schrijf en heb contact met het bestuur van onze groep. We hebben geen productieteam en nog geen zakelijk leider – al zijn we die nu wel aan het zoeken.
Dalorim: Ik speel en schrijf ook en ben medemaker van de muziek. In het repetitieproces regel ik de attributen, zoals de stereo en mengtafel, soms met Steven.
Steven: Ik speel, muciseer, maak en schrijf. Als iemand wegvalt, ben ik de opvanger van taakjes.
Jip: Ik ben het enige lid van het collectief dat uiteindelijk niet spelend op de vloer staat. We zijn een heel groot deel van het werkproces gezamelijk aan het maken. Ik schrijf mee, maak geen muziek, maar ik denk er wel over mee en zeg er dingen over. In week vier of vijf van de zes weken repeteren, maak ik de functieswitch naar regisseur. Ik doe met Merel ook de zakelijke en productionele kant.
Merel: Ik ben als maker, schrijver en speler onderdeel van het collectief. Twee keer heb ik bij DOX in de regisserende rol gezeten, namens het collectief. Ik maak veel muziek en doe productionele taken. Ik ben de eerste die je tegenkomt als je contact zoekt met het collectief: via de mail en social media. Ik doe ook de website, dus via mijn content ziet de wereld ons.
Annebel: Ik zie mezelf voornamelijk als speler. Ik ben ook medemaker waar zich inspiratie aandient voor tekst en muziek. Daarnaast ben ik idee-aandrager die door andere mensen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld qua muziek. Soms doe ik met Merel de pr. En ik ben contactpersoon van kleine projecten.
Jip: We zijn ook vaak docent, geven leiding aan groepen of maken muziek voor mensen, die we niet zelf uitvoeren. We maken al onze muziek zelf of we samplen.
Steven: Er is een enorme drang om mooie dingen te samplen en een enorme drang om nieuwe melodietjes te verzinnen.
Jip: Ik noem ons weleens een groep zwerfhondjes. We hebben allemaal iets gemist in onze jeugd. We komen uit allerlei verschillende steden, wijken, achtergronden en scholingssystemen en vinden ons toch allemaal in het midden. Het is een streven om ook alle mensen van de achtergronden die we kennen aan te spreken: zowel de kunstliefhebber als mensen die in het milieu leven waar we vandaan komen.
Wat is voor jullie de functie van het collectief?
Nick: Het is voor ons een platform waarop we ons ontwikkelen als maker en acteur. We ontwikkelen ons vooral in heel intensief als familie samenwerken. We zoeken zelf uit wat het betekent om een collectief te zijn en willen zelf het wiel uitvinden.
Annebel: Privé en werk moeten verweven zijn, omdat je moet weten waar iemand uithangt, om te weten of je iemand op die dag met iets kunt belasten of niet. We nemen privé heel veel mee op de vloer, dat willen we niet weglaten. Tenzij het gaat storen. We zijn op zoek naar de grens: wanneer wordt het van iemand zelf en voelt het als een last.
Merel: We creëren ons eigen systeem en onze eigen werkgelegenheid. Als je persoonlijk iets aan het onderzoeken bent, kun je dat binnen het collectief en de voorstelling doen. Dan kun je hulp vragen van de mensen die je ziet als de gekke combinatie van collega’s en familie. Ik moet mezelf helpen herinneren aan dat we ons collectief zelf mogen vormgeven en mogen maken wat we willen. We staan echt voor democratisch werken.
Jip: Ik zou zelfs zeggen deep democracy. Het is namelijk niet alleen zo dat de meeste stemmen gelden.
Hoe werken jullie dan samen?
Jip: We stemmen niet. Dat hebben we aan het begin wel gedaan, maar drie mensen die iets niet willen en drie wel, is geen samenwerking. We zoeken naar het moment dat we allemaal ja zeggen. Iedereen moet het echt eens zijn met wat we maken en ieders stem moet gehoord worden. Ik geloof dat regisseurstheater, zoals het in de jaren ’80 ontstond, verbrokkelt: het staat tegenover het collectieve werken zoals wij dat doen. Soms zeggen we: ‘jij moet nu even beslissen’ om vanuit daar weer verder te gaan. Anders duurt het soms heel lang, te lang zelfs. We hebben geen artistiek leider en we beslissen echt alles samen.
Dalorim: We konden een keer in de montageperiode geen keuzes maken. We stemden toen toch, omdat er iets weg moest. Maar het lied dat de meerderheid van stemmen had, hebben we uiteindelijk toch niet gekozen, omdat we door te stemmen en positie in te nemen verder kwamen. Het was het begin van een nieuw gesprek. Totdat we stemden, was dat gesprek niet mogelijk.
Merel: Het is soms frustrerend voor partners waarmee we werken – en voor onszelf – dat beslissingen maken lang duurt. Partners zijn dat niet gewend, dan zijn we in clash met het systeem.
Jip: We moeten altijd ja zeggen van onszelf. We vertrouwen elkaar allemaal en ondanks dat we een heel andere belevingswereld en smaak hebben, gaan we vanuit elke ‘ja’ aan het werk. Ik denk dat dat een vervanging is van hiërarchie, omdat een regisseur in het proces zegt wat goed is en de acteur daartegenaan gaat schoppen, maar wij zoeken naar de flow en als die gevoeld wordt door iemand, moeten we dat uitzoeken. Het kan voorkomen dat diegene zelf zijn eigen idee al niet meer wil uitvoeren, maar wij het nog wel zien. Als iemand het nog ziet, zorgen we dat het gaat werken. Soms werd het dan alsnog het beste stuk van de voorstelling.
Is het gevaar dan niet dat alles in de voorstelling komt en je de keuze mist?
Jip: De scherpte van de keuze is soms een probleem.
Nick: Ik denk dat ons werk daarin controversieel kan zijn. Je ziet echt die verschillende stijlen en smaken in dezelfde voorstelling. Dat is een kracht, maar daar verlies je misschien ook iets mee. Toch is het wel de weg die we kiezen. Daarom voelt het collectief ook het meest collectief voor mij als we praten en samenkomen op emotioneel vlak. Dan voel ik me nog meer collectief dan in het werk.
Merel: Interessant dat je dat zegt, want ik heb heel lang in m’n maag gezeten met dat er in een recensie van de voorstelling 1001 stond: ‘het is eigenlijk te veel’. Ik probeerde het serieus te nemen, maar ik bleef maar denken: ‘nee, ik ben het hier niet mee eens.’ Ik wil juist vasthouden aan de verschillende smaken die uit ons voortkomen.
Dalorim: Het werkt ook goed door hoe het publiek op die verschillende kanten reageert. Met live publiek zit er bijvoorbeeld iemand te kijken naar straattaal die denkt: ‘what the fuck is dit, waar ben ik beland?’ en iemand anders herkent dat juist en voelt die vibe. We houden ervan als het publiek op verschillende momenten lacht en dan omkijkt en denkt: ‘wat vonden die andere mensen nou zo grappig?’
Merel: We hebben die diversiteit nog niet als thema voor ons stuk genomen, misschien moeten we dat wel doen. Ik dacht eerst dat het goed was dat we onbewust divers waren, maar misschien ben ik daar wel van teruggekomen en vind ik dat we ons ook meer over die verschillen tussen ons en in het publiek moeten uitlaten.
Jip: Dit jaar hebben we de voorstelling 1001 voor 30 man gespeeld. Doordat er maar een klein publiek mocht komen, konden er vooral scholen met jongeren komen kijken. We merkten dat ons werk platter werd doordat ons publiek minder divers was. Grappen werden gemist. Ons theater is niet af zonder een divers publiek dat in leeftijd verschilt. In de zaal ontstaat bij onze voorstellingen een dynamiek die gaat over samenleven en werelden bij elkaar brengen. Kijken via de lach van de ander of leren van de snik van de ander is wat theater tot een andere kunstvorm maakt dan film.
Hoe verhouden jullie je tot vorige generaties collectieven of theatermakers?
Nick: Binnen de Nieuwe Makersregeling hebben we gesprekken gehad met andere collectieven over collectief zijn en hoe het werkt. We hebben de oudere collectieven natuurlijk zien spelen, sommige meer dan anderen. Ik voel niet een actieve, bewuste verhouding tot hen. Het collectief is voor mij de mogelijkheid om je eigen wereld van voor je met theater in aanraking kwam een plek te geven.
Steven: Ik weet dat andere collectieven er zijn, maar als ik naar mezelf als maker en muzikant kijk, denk ik niet zo vaak aan ze. Misschien zijn we daarom vernieuwend. Merel zei mooi dat we per ongeluk divers zijn en zo vind ik ons ook per ongeluk vernieuwend. We hebben ook geen pr-strategie, we maken wat we willen maken, wat bij onze intuïtie past.
Nick: Het collectief is altijd een reactie op het huidige veld: je wordt een collectief omdat je denkt niet te kunnen vinden wat je wil in het bestaande veld. Dat is voor ons allemaal zo.
Dalorim: Mijn behoefte in het collectief is om m’n eigen ding te kunnen doen. De afgelopen tijd heb ik buiten het collectief veel gehoord: ‘dat is de leuke gekleurde rapper die ook wat theatrale dingen kan.’ Het is een trademark aan het worden waarvan ik denk: ‘no man’. Ik weet dat ik meer kan. Mijn grootste angst is dat ik dat beeld de hele tijd krijg van ITA of HNT, dat ik daarvoor gevraagd wordt in plaats van voor m’n spelerskwaliteiten. Ik voel dat ik mezelf niet kan profileren als een van de betere rappers, maar het gaat me makkelijker af dan een Hamlet spelen. Diversiteit als thema komt nu organisch en eerlijk naar voren: het speelt nu in ons leven, dus maken we er iets over. Hoe we hiphop mogen gebruiken, zal ook een rol spelen in onze komende voorstelling Tupac.
Merel: We hebben ons bewust nog niet politiek uitgesproken. Ik weet niet of we dat op dit moment nog zouden doen. Eerst was ik misschien een beetje recalcitrant over ons politiek uitspreken en dacht ik: laten wie niet iets posten op Instagram rondom Black Lives Matter omdat we divers zijn, alsof we daarom per definitie een politieke verantwoordelijkheid hebben. Het niet posten kan ook een statement zijn, waarin je misschien wel leeft in de toekomst waarin er geen statement over gemaakt hoeft te worden. Maar we moeten ons niet verschuilen achter dat we per ongeluk divers zijn, alsof we ons daarom niet hoeven uit te spreken. Dat is gevaarlijk.
Jip: We praten er nu langer over en zijn niet meer bang voor elkaar. Soms zijn we het niet eens, maar we gaan ons in Tupac toch als één persoon politiek uitspreken.
Annebel: Als ik denk aan me verhouden tot oudere collectieven, denk ik: zaten we nog maar in de tijd van het Werkteater waar er geld was om nieuw werk te onderzoeken. We moeten door tijd- en gelddruk nu vaak snel tot een conclusie komen. Ik denk dat er nog zoveel meer uit het proces te halen valt. We willen bijvoorbeeld investeren in schrijfworkshops, maar we zijn nog zo afhankelijk van geld dat dat niet door kan gaan. Ik vergelijk me niet met het Werkteater, omdat we steeds moeten produceren en prestatiedruk ervaren.
Nick: Acteurs van het Werkteater maakte in de jaren ‘70 ook uit onvrede over het huidige werkveld hun eigen werk. In grote gezelschappen zou misschien minder ruimte zijn om vanuit mijn privé-interesses werk te maken. Daar moet ik aan een norm voldoen en op een bepaalde manier spelen.
Jip: We verhouden ons allemaal anders tot langer bestaande collectieven. Mijn pubertijd bracht ik door in Frascati bij Maatschappij Discordia en ‘t Barre Land. Wat me heel erg aansprak was dat de collectiefleden geen zetstukken waren. We nemen op geen enkele manier die stijl over, ook niet van De Warme Winkel of Wunderbaum, maar het is wel de geest waarvanuit we vertrekken. We verbinden ons aan wat we maken en we kijken hoe we ons aan de huidige wereld linken. Paul Koek had het vaak over het collectief als ‘de band’, waarin je samen gaat jammen tot er iets uitkomt.
Werken jullie dan met de hiërarchie van een band? Alle instrumenten en stemmen zijn een onderdeel dat opgaat in het geheel, ook al zijn ze heel anders?
Jip: Ja, misschien wel. We verbinden zeker verschillende werelden met elkaar, in onze groep en in ons publiek. Net als Shakespeare zoeken we naar hoe je de grappen richt: speelt de acteur naar de pit toe, dan is de grap voor de onderklasse en de Latijn-grappen zijn voor de adel.
Nick: Bij de voorstelling Fox Populi en de tweede helft van de voorstelling 1001, maakten we ‘ouderwets toneel’, maar in de eerste helft kan het dan toch een jeugdvoorstelling zijn. We houden soms een klassieke dramaturgie aan om tussendoor speels en energiek te zijn, wat jongeren misschien aanspreekt en op het jammen lijkt: even die uitbarsting los van de dramaturgie.
Annebel: Bij Fokking awkward, dat we voor pubers op scholen maakten met vier collectiefleden, was het magisch hoe het publiek een onderdeel werd van de voorstelling. We speelden het voor klassen van het Rietveld College met mensen van buitenaf erbij. Er ontstond een dialoog tussen de ouderen die op hun pubertijd terugkeken en de jongeren die er middenin zaten.
Is er iets te winnen in het samenwerken met andere collectieven?
Steven: Ik zou wel aan Jimi Zoet van Urland of aan andere collectieven die muziek maken willen vragen hoe zij het doen. Het lijkt verboden gebied, de keuken waar je niet in mag kijken. Muziek blijft in je laptop.
Dalorim: Ik ben geen muzikant. Als ik ervoor geschoold zou zijn, zou ik steviger in m’n schoenen staan en kunnen zeggen: ‘dit is wat ik heb gemaakt, wat vind jij ervan?’ Gek genoeg is hiphop zo persoonlijk en tegelijk een universeel medium: iedereen is op 12-jarige leeftijd met een laptop een producer. Dus ik kan ook zelf tutorials kijken.
Nick: We zijn jong, dus je wil nog veiligheid bij elkaar zoeken voordat je naar buiten treedt. Je moet er klaar voor zijn om iets in te leveren voordat je iets terugkrijgt.
Jip: Misschien heeft een deel van ons ook wel een hekel aan ‘de scene’.
Dalorim: Ik vertrouw ‘de scene’ niet helemaal. Ik heb soms het idee dat de contacten onderling er alleen zijn om te laten zien hoe rijk je bent aan knowledge: zijn we echt contact aan het maken of ben je je visitekaartje aan het afgeven? Er is ons weleens verweten in onszelf gekeerd of arrogant te zijn, maar dat is 80% m’n onzekerheid.
Nick: We zitten ook in een onveilig werkveld: je bent zo afhankelijk van andere mensen in dit vak. Er is weinig werk en geld: het werkt om die connecties te hebben.
Annebel: Als ik een auditie heb, ga ik dat niet delen. De markt is zo klein. Ik zou bang zijn dat mensen erachteraan gaan. Dat zou ik zelf ook doen: als iemand een auditie heeft voor een rol die ik eigenlijk moet hebben, dan ga ik mailen. Voor hetzelfde geld krijg ik die rol. Het is zo schaars. Het voelt alsof ik op m’n eigen eiland zit te broeden, m’n werk moet beschermen. We maken het zelf ook heel hard in ons hoofd. Ik houd het in stand doordat ik niet in ‘de scene’ kom, maar ik heb het meeste werk gekregen doordat ik met iemand praatte na een voorstelling.
Jip: Het zou kunnen dat wij een groep zijn van mensen die daar schroom bij voelen en om die reden aan elkaar vast houden.
Steven: Misschien is het makkelijker om met andere groepen samen iets te gaan maken, dan om in een Amsterdamse zaal te zitten met een microfoon en vragen te moeten stellen. Dan klap ik dicht.
Jip: Misschien denken we wel: ‘Stel dat er mensen bijkomen die we heel erg waarderen, wie ben ik dan, dan ben ik ontwricht.’ Ik hoop voor onze toekomst dat we zelfverzekerder worden en dat we voelen dat anderen ons helemaal niet hoeven te ontwrichten als we met ze gaan samenwerken.
Jullie zoeken nu een zakelijk leider. Hoe gelijkwaardig willen jullie dat die samenwerking wordt? In de vacature zetten jullie dat jullie een zevende collectieflid zoeken.
Steven: Het zit in onze aard om iemand volledig op te nemen in de familie als een zevende lid. Onze technicus vangen we ook op als een weeshond.
Jip: Als diegene volledig onderdeel zou worden van het collectief, zouden we ‘m ook vijf dagen per week moeten betalen. Dat kan nu nog niet. Maar diegene gaat zeker invloed hebben dat gaat zelfs bepalen hoe ik in het collectief ben.
Merel: Als die persoon iets kan wat ik niet kan en ik heb diegene nodig, is het een aanwinst op het collectief.
Nick: Wie weet staat de zakelijk leider uiteindelijk ook wel op de posters. Jip staat als regisseur ook op onze groepsfoto’s, omdat hij heel lang medemaker is in het proces.
Jip: Onze methodiek is dat je ballen moet hebben. Durf. Gaan. Die overgave vragen we van iedereen waar we mee werken, van de leerlingen die we les geven tot een nieuwe zakelijk leider en onszelf.
In het meinummer onderzoekt Theaterkrant Magazine wat op dit moment de waarde is van theatercollectieven. Als opmaat interviewt toneelschrijver Janneke Jansen (HET Collectief) de jongste generatie collectieven.
DIEHELEDING maakt nu voor DOX en Theater Utrecht de monoloog Dashboard, die gespeeld zal worden in een rijdende taxi. In het voorjaar van 2022 maken ze de voorstelling De Baron van Münchhausen (7+) bij Theater Sonnevanck.
Foto: Derk Stenvers