Ode aan de Meester van Het Nationale Ballet laat zien hoe ongekend spannend de balletten van Hans van Manen zijn *****
‘When the mouth is open for laughs, you can put in some food for thought.’ Van slaaf tot meester heeft een brutaal en ambitieus uitgangspunt. Steven Brunswijk belooft grappen te maken over slavernij om erachter te komen of het inmiddels weer ‘kan’. We gaan samen de krampachtige, serieuze sfeer rond het slavernijverleden doorbreken, en er eens goed over praten. Een gewaagd experiment om gevoeligheid te bestrijden.
Qua opbouw zit het programma vrij logisch in elkaar, in regie van Maarten van Hinte. Gezellig openen met een gooimicrofoon om het publiek te leren kennen, een verhaal over Expeditie Robinson, waar we hem van kennen, en daarna de diepte in.
Hij vertelt over zijn vlucht uit Suriname en het leven als enige zwarte jongen in een Brabants dorp. Hij noemt de beledigingen die hij kon verwerken, maar die hij zijn kinderen niet toewenst. Hoe hij voor hen ‘Braboneger’ achter zich heeft gelaten. Om uiteindelijk de rollen om te draaien en door te slaan richting zwart superioriteitsdenken. Ook niet de bedoeling.
Op papier klinkt het goed, maar op het podium werkt het alleen als je scherp bent, met goede voorbereiding en uiterste concentratie. Die elementen missen helaas. De luchtig bedoelde opening valt volledig in het water. Het kennismaken met de zaal verloopt stroef. Na elke vraag lijkt hij meer bezig met de volgende, dan te luisteren naar antwoorden. De verhalen worden langdradig door veel overbodige informatie. Zo besteedt hij aandacht aan een tussenstop in Taipei, waar zijn vliegtuig wordt bijgetankt, maar verder niets gebeurt.
Brunswijk zoekt bewust de pijn op in grappen, door in elke situatie wit en zwart met elkaar te vergelijken. Soms pakt dat sterk uit. Hij vertelt hoe hij in de sportschool wantrouwend naar oude witte mannen puffend op de roeimachine kijkt. Dat zul je een zwarte man niet gauw vrijwillig zien doen, denkt Brunswijk, refererend aan de traumatische ervaringen van zwarte slaven op roeiboten. Maar probeert hij slavenarbeid te vergelijken met een kostwinner die van zijn vrouw het vuilnis buiten moet zetten, dan slaat hij de plank mis. Deze onnodige ouderwetse handreiking naar het witte mannelijke publiek bagatelliseert zowel slavernij als de emancipatiestrijd van de vrouw.
Het is een ongeleid projectiel, maar wel eentje met vreselijk veel lef. Zo dwingt hij zijn publiek te participeren in een uitzonderlijk gewaagde reconstructie van een slavenveiling, compleet met een jongedame die hem insmeert met olie. Dankzij de inspanningen van een verkoper uit de zaal wordt hij uiteindelijk als personal trainer voor € 100,- per uur geveild aan een vrouw op de eerste rij. Maar dan wordt het toch te spannend en rondt hij af met een rommelige ‘dit is niet oké, maar het gebeurt nog wel ergens op de wereld’.
Zo gooit Brunswijk het ene na het andere balletje op, om het roemloos weer te laten neerploffen. Kunnen we grappen maken over het slavernijverleden? Brunswijk is zo ongeorganiseerd op het podium, dat zijn experiment eigenlijk geen echte kans krijgt. De ambitie is goed, maar aan de uitvoering valt nog een hoop te verbeteren.
Foto: Jimmy James